Album der Natuur/1859/Houtteelt op Java

Houtteelt op Java (1859) door Herman Christiaan van Hall
'Houtteelt op Java,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (achtste jaargang (1859), pp. 254-255. Dit werk is in het publieke domein.
[ 254 ]
 
 

 

In eene belangrijke verhandeling van den Heer n.w.p. rauwenhoff , over de bosschen en hun invloed op den toestand des lands, in het Album der Natuur 1858, leest men op bl. 365 het volgende: "Reeds thans vindt men op Java niet meer die hoeveelheid hout, welke daar vroeger aanwezig was; zonder overleg wordt de bijl aan den wortel gelegd, terwijl veelal voor de instandhouding van het bosch geene behoorlijke zorg wordt gedragen"—en op bl. 366: "wel erkennen wij dankbaar .... dat de Regering zich meer dan vroeger aan den houtgroei onzer koloniën laat gelegen liggen" enz.

Wegens het gewigt dezer zaak, de houtteelt op Java, voor die [ 255 ]belangrijke kolonie, waar nog zoo overgroote waarde aan hout in de bosschen aanwezig is en, bij goede behandeling, aanwezig kan blijven, heb ik gemeend het volgende, deels tot bevestiging, deels tot nadere aanvulling van het bovenstaande aan de lezers van dit Blad te moeten mededeelen. Het is getrokken uit eenen brief, welken ik onder dagteekening van den 12 Augustus 1858 uit Rembang op Java ontving van den Heer G. schilthuis, ambtenaar bij het boschwezen aldaar.

Daar het in vroegeren tijd aan iedereen op Java vergund was, hout in de bosschen te kappen, hebben de kostbare djattie-bosschen vroeger zeer veel geleden, en men vindt, vooral in de nabijheid der rivieren en wegen, waar het hout gemakkelijk konde worden afgevoerd, weinig zwaar hout meer. Elders is dit echter beter, gelijk blijkt uit de omstandigheid, dat hier, in de residentie Rembang, thans ongeveer 800 met hout kappen bezig zijn, alle onder toezigt van daartoe aangestelde ambtenaren. "Wanneer aan bijzondere personen vergunning wordt gegeven, zooals meermalen geschiedt, tot het hakken, in de bosschen, van hout voor tabaksschuren of woningen, worden steeds van die vergunning de beide kostbaarste houtsoorten, het djati-(jatti-) en walikoekoen-hout uitgesloten.

Ook van de laatstgenoemde houtsoort worden thans geregeld aanplantingen bewerkstelligd.

Vroeger bestond er nergens eene geregelde houtteelt, maar dit is nu niet meer het geval, daar, althans in de residentie Rembang, ieder jaar eenige perceelen hout worden gekapt en weder op nieuw bezaaid of geplant.

Men weet, dat, behalve de daar vroeger reeds gevestigde ambtenaren met het toezigt op de houtgronden belast, in den laatsten tijd van Gouvernementswege eenige personen, vroegere leerlingen der Landhuishoudkundige school te Groningen en die later in Duitschland zich in het bijzonder op de houtteelt toegelegd hebben, op Java als ambtenaren bij het boschwezen geplaatst zijn. Welligt dat deze later nog door andere gevolgd worden.

In allen gevalle is het te verwachten, dat deze maatregelen der Regering op den duur goede vruchten zullen dragen.