Algemeen Handelsblad/Jaargang 100/Nummer 32299/Avondblad/"Indépendants"

„Indépendants”
Auteur(s) Anoniem
Datum Maandag 31 januari 1927
Titel Kunst. „Indépendants”.
Krant Algemeen Handelsblad
Jg, nr 100, 32299
Editie, pg Avondblad, derde blad, 9
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

„INDÉPENDANTS”.

      Men schrijft ons uit Parijs:
      „Z. is een zeeman, die zegt ons vaarwel”. Maar de tentoonstelling in het Grand Palais laat de laatsten de eersten zijn; bij loting wonnen de Z’s de beurt om te beginnen.
      Want daarin moet men de „Onafhankelijken” loven, zij brachten stelsel in hun dwaasheid. Ieder deelnemer heeft voor twee doeken plaats, het hangen gaat naar de letter, en wie de eerste letter wezen zal beslist het lot. Om deze voor het overzicht gemakkelijke regeling traden talrijke leden uit, hun voorrang zoekend in de „galeries” der kunsthandelaren, van welke er naar ik las honderdvijftig zijn!
      Z. is dus Zack met zijn de menschheid verschijnenden „Messias” en zijn steigerend paard. Zijn voortellingen hebben iets van springerige mecanieken, weerbarstig staal en knarsende scharnieren. Men moet ze de eer geven, dat zij opvallen zouden, ook al hingen zij niet in de eerste zaal, waar de bezoekers nog frisch en vol verwachting binnentreden.
      Z. is ook Zingg, die in breede vlakke toetsen van Picardië vertelt, van het oogsten daar en van den landman die er zwoegt. Zack, indien hij nog in leven ware eveneens hier op zijn plaats, lijkt, naar zijn kleurschakeering en factuur een volgeling te hebben in den Georgiër Bilanichvili. Diens „Portrait” is een mooi bedachte compositie in zat rood en blauw, zedig het hoofd, teeder de lange afhangende hand.
      Hier zijn wij wat vooruitgehold, dat mag wel naarmate zich de schaarsche verwantschappen voordoen. In Armand-Vivet vinden wij iemand die wel een kop kan in elkaar zetten, maar wat beteekent de literaire titel: „Sadisme ou l’homme au pyjama rouge”?
      Onder de B. noteer ik een Hongaar, A. Bertalan, opmerkelijk om zijn manier van schrapen, in de verf, wat („La grande Lisette”) tapijtachtige kleurgeheelen geeft. Nummerloos hangt De Belay; zijn „Visschers”, in breede vette kleurlichten geschilderd, stellen het lijstenprobleem. Wat doen die pekbroeken in hun zedige gouden lijst, waar men een donna uit de Cinquecento verwachten zou? Beter: wat doen die kloeke ruggen binnen welke lijst dan ook? Geef dezen man een wand in. een volks- of feestlokaal, een schafthuis of een bistro.
      Onder veel stillevens, die bloemen en fruit, wijnflesschen en jongedames huldigen (waar is de weelde, waar is de verrukking?) hebben die van Suzanne Blondeau iets eigens met hun blonde sfeer, waarin de vormen geschilderd staan van een kannetje of een schotel. Ook Bach (128ter) heeft dat brood mooi gezien, bijna zoo mooi als onze Nicolaas Maes.
      Het alphabetisch toeval brengt een plokje zuivere „Peinture” te zaam. Carlsund, een Zweed, toont zich getroffen door de bijterige schoonheid van stalen dommekrachten. Met eenige verwondering aanvaardt men den titel „paysage” voor een smakelijk in elkaar geborsteld matrozenstraatje met kroegen, lichten en meisjes van Fernand Devèze; Pierre Demaria componeert een wat hard decoratief geval van een fabrieksstad, of laat twee papieren bonshommes „footing” bedrijven tegen een lichten grond. Theo van Doesburg beproeft propaganda met een „Coinposition en gris” en een „Noir, bleu et gris” van wel uiterst eenvoudigen opzet, doch laat zich overtroeven door een paar paneelen verderop, die van niemand zijn, niets voorstellen en ook van een nummer hebben afgezien.
In deze abstracte gemeenschap behooren ook de sierlijke spiralen van David Kakabadze. „Objet pictural”, meer willen zij niet zijn. Des te meer bedoelt onze landgenoot Eekman met zijn „Travailleurs” en „Debardeurs”, pogingen tot schoonheidsbinding, waarin anderen voorgingen.
      Een stevige „Berg” van Germ de Jong halen wij net nog vóór den mijlpaal binnen: „Les visiteurs qui se trouvent dans cette salle sont exactement au centre de l’exposition”.