Algemeen Handelsblad/Jaargang 104/Nummer 33785/Avondblad/Tijdschriften

Tijdschriften
Auteur(s) Anoniem
Datum Maandag 9 maart 1931
Titel Tijdschriften
Krant Algemeen Handelsblad
Jg, nr 104, 33785
Editie, pg Avondblad, tweede blad, 6
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

TIJDSCHRIFTEN.

De Gids.

      De Geopolitiek als sociale wetenschap is de titel van een beschouwing door dr. H. N. ter Veen, in het Maart-nummer van dit tijdschrift.
      „Wanneer men”, schrijft hij, „het kaleidoskopische beeld ontleedt, dat de maatschappij in haar samengesteldheid vertoont, dan bespeurt men daarin een segment, dat zich door zijn kalme beweging van de andere onderscheidt: het is de groep der wetenschappelijke werkers, wier subtiele arbeid zich moeilijk laat verrichten in het gejacht van het dagelijksche leven.
      „Het zou evenwel onjuist zijn, daaruit de gevolgtrekking te maken, dat die arbeid zelf nauwelijks met de maatschappij in contact staat; het tegendeel is waar. Elke tak van wetenschap is ook te zien als een maatschappelijk verschijnsel, geboren uit en gedragen door de stoffelijke en geestelijke behoeften der gemeenschap. Het sociale gevolg van dien natuurlijken samenhang is, dat men voortdurend tracht door toepassing van de uitkomsten der wetenschap het maatschappelijk profijt te trekken van de opmerkelijke arbeidsverdeeling, die de groep der wetenschappelijke werkers schiep. Weliswaar bestaat er theoretisch althans, een scherpe scheiding tusschen het „weten” en het „kunnen”, dat zijn toepassing vereischt, dus tusschen wetenschap en practijk, maar het kan niet worden ontkend, dat de natuurlijke samenhang tusschen maatschappij en wetenschap er steeds meer toe leidt, het kunnen te enten op het weten.”

      Deze samenhang sluit echter groote gevaren in voor de noodige wetenschappelijke objectiviteit, inzonderheid bij de beoefening der sociale wetenschappen. Sociale krachten kunnen daar zeer licht „een wetenschappelijk deraillement” veroorzaken.
      „Daarom heeft de wetenschap, die de staatspolltiek wil onderzoeken, groote moeilijkheden te overwinnen, vooral, wanneer ze er naar streeft, richtsnoeren aan te geven voor de toekomst.
      „Dit nu wil een nieuwe wetenschap, de geopolitiek. Deze stelt zich tot taak, de levensvoorwaarden van den staat te onderzoeken, teneinde de gewonnen kennis te kunnen toepassen bij het politieke, handelen. Wetenschappelijke en sociale taak beide worden dus van den beginne aan in het oog gevat. De geopolitiek bestudeert den staat in zijn beweging, zijn politieke ontwikkeling en tracht deze ontwikkeling te verklaren, teneinde aldus wapenen te kunnen smeden voor de politieke handelingen, een gids te kunnen zijn in het politieke leven, ja zelfs den moreelen maatstaf te kunnen aanleggen ter beoordeeling van den staatsman: „Die Geopolitiek will und muss zum geographischen Gewissen des Staates werden.”

      Dr. H. T. Colenbrander schrijft over „Willem I en de Mogendheden”; dr. L. H. Grondijs geeft het slot van „De Russische Moslims onder het oude en nieuwe bewind”; J. A. Pollones bespreekt onder den titel „Voorbij” het werk van Carrière en van andere schilders. De aflevering bevat enkele proza-aanteekeningen „Van de Redactie” en van A. Roland Holst. Voorts gedichten, door Anny Alberdink Thijm, Jan van Nijlen, J. Creshoff, J.C. Bloem, Jan H. Eekhout en A. Roland Holst.

„Groot Nederland”.

      De Maart-aflevering zet voort wat het Februari-nummer heeeft gebracht. Wij vinden hier dus weer bijdragen van Marianne Gerards, B. A. Meuleman, Jac Gazenbeek, Théo van Doesburg en dr. F. H. Fischer.
      Hélène Swarth publiceert eenige verzen.

„Eigen Volk”.

      In het folkloristisch en dialectisch maandblad „Eigen Volk” ditmaal een door Edm. Kaufmann opgeteekend gedicht in veertien strophen van het „Lijden Christi”, door een werkman te Grevenbicht gezongen op de wijze van het „Miserere” (psalm 50). Mr. E. Franquinet bespreekt figuren uit de geschiedenis der Maastrichtsche dialectlitteratuur. H. Broers—Breen doet onder het hoofd „kinderspelen” eene mededeeling over „bikkelen”. D. Wehrens liet kinderen uit de Jordaan aftel-liedjes opteekenen. J. Rasch verzamelde materiaal in verband met de vraag of bij onze voorouders het totetisme bestond, d.w.z. de opvatting heerschte, dat er een verwantschap was tusschen den stam en bepaalde dieren, die als stamvaders der groep worden beschouwd en vereerd. Verzen en gebruiken betrekking hebbende op de nieuwe haring deelt M. C. Sigal Jr. mede. Mr. W. J. L. van Es verklaart den naam Loosduinen, door hem van Lugdunum af te leiden. T. Pluim vertelt van nog vrij recent geloof aan tooverij in Soest en omgeving. Ir. A. J. L. Juten geeft een bijschrift bij de reproductie van een brief vanwege den meester, de gezworenen en den gildemeester van het slagersgilde te Miltenburg in 1779 als getuigschrift aan een leerling verstrekt, bij zijn vertrek naar elders. Tenslotte is er een bijdrage van A. Wehrens over Zuid-Limburgsche sagen.

Tijdschr. van het Kon. Ned. Aardr.k. Genootschap.

      In de Maartaflevering is de lezing opgenomen, door prof. dr. J. H. Boeke verleden jaar op den kolonialen vacantiecursus voor geografen gehouden: „Een vergelijking van Ned. Indië met Britsch Indië op economisch gebied. P. M. van Riel constateert in een naschrift tot de verslagen der Snelliusexpeditie, in groote trekken wat deze expeditie gedurende het tijdvak 27 Juli 1929 tot 15 November 1930 heeft verricht. In een slotwoord brengen mr. D. Fock, de voorz. der Mij. t. bevordering van het natuurkundig onderzoek der Ned. Koloniën en prof. dr. J. P. Kleiweg de Zwaan als voorz. van het Aardr. Genootschap den expeditieleider, den commandant en de deelnemers lof voor het bereikte en dank aan J. L. H. Luymes, chef der afd. hydrographie, die den stoot tot de expeditie gaf en zooveel deed voor de voorbereiding.
      H. J. Moerman geeft in „Seylsteen en Kompas’ een vervolg op een artikel uit het jaar 1924, waarin Nederlands aandeel in de geschiedenis van het kompas is besproken.
      Dr. R. Broersma laat de beteekenis uitkomen van Gorontalo, als handelscentrum van Noord-Celebes. H. Zondervan schrijft over Albanië, dr. C. Braak over ijslawines en gloedwolken.