Algemeen Handelsblad/Jaargang 71/Nummer 21952/Avondblad/Overdadige organisatiën
‘Overdadige organisatiën’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, donderdag 7 juli 1898, Eerste Blad, [p. 1]. Publiek domein. |
Overdadige organisatiën.
Wie zich herinnert de verklaring van den Raad van Indië eenige jaren geleden dat „het veld van bezuiniging afgemaaid” was, zal wel getroffen worden door eene mededeeling, voorkomende in een opstel van den heer Schultz, resident van Bengkoelen, in De Indische Gids van Mei jl. (blz. 691).
Daar zijn, zegt hij, „enkele controleurs in zeer onbeduidende bestuursafdeelingen geplaatst”; „deze afdeelingen behooren dan ook hoe eer hoe beter opgeheven te worden.” En dan vervolgt hij:
„Een in zulk eene afdeeling met eene bevolking van slechts ± 6000 zielen geplaatste controleur schreef ons eens, dat hij na zijn optreden aldaar den ongeveer 15 palen langen, door zijne afdeeling loopenden grooten weg, voor zooveel noodig, had in orde gebracht, de daarin voorkomende bruggen had gerepareerd en de stijlen en leuningen daarvan netjes had laten opschilderen, het controleurserf had verfraaid door den aanleg van eenige rozenperken, in alle rivieren en kreken had gevischt en in alle richtingen had gejaagd, maar dat hij nu ook niets meer te doen wist!
„Een zijner voorgangers, die bekend stond om zijne geringe werkzaamheid, zeide ons dat hij het in die afdeeling 2 jaar had uitgehouden en toen nog tijdig was overgeplaatst, want dat, indien hij daar nog langer gebleven was, hij zich misschien in een vlaag van verveling voor het hoofd geschoten zou hebben.
„In die afdeeling is een landraad gevestigd, die bijna nimmer eene zaak te berechten heeft en dus gevoegelijk zou kunnen opgeheven worden.
„Ook is er een Europeesch beambte voor de inning der belastingen bescheiden, zoodat, indien deze daar bleef geplaatst, die afdeeling zonder eenig bezwaar bij de aangrenzende zou kunnen worden gevoegd ee daardoor heel wat aan bestuurs- en justitiekosten zou worden bezuinigd.
„Men bedenke voorts welk zedelijk nadeel aan een controleur, die geen lust of aanleg tot het maken van wetenschappelijke studies heeft, wordt toegebracht door hem geen behoorlijken werkkring aan te wijzen en hem dus in de binnenlanden prijs te geven aan hopelooze verveling.
„Hij wordt daardoor geregeld werken ontwend en wellicht voorgoed ongeschikt voor drukke bezigheden.”
Wij weten natuurlijk niet op welke afdeeling, in welk gewest, de heer Schultz hier in ’t bijzonder het oog heeft; maar onze lezers zullen het wel met ons eens zijn, dat aan de juistheid van zijne mededeeling niet te twijfelen valt.
En dan moet ons toch de opmerking van het hart, dat er in Indië slecht gediend wordt.
Daar is sinds verscheidene jaren aangedrongen op bezuiniging, waar die mogelijk was zonder het algemeen belang te schaden. Iedereen erkende de noodzakelijkheid om alle niet volstrekt vereischte uitgaven achterwege te laten, opdat er voor dringend noodige zaken geld beschikbaar zou komen zonder dat men de belastingen hooger behoefde op te drijven. Maar het bleef maar al te zeer bij den aandrang. De minister Van Dedem, ervarende dat de gewenschte bezuiniging steeds achterwege bleef, wilde eene enquête, geleid door een hoofdambtenaar ... en het eind was dat de voorzitter van de Algemeene Rekenkamer aan het werk werd gesteld onder de leiding van den Gouverneur-Generaal. Veel resultaat heeft die enquête ook al niet gehad, en alles is vrijwel bij het oude gebleven.
En ziet, daar vernemen wij zoo ter loops, dat er controleurs en landraden zijn die niets te doen hebben, die „reeds lang” zouder eenig bezwaar hadden kunnen worden gemist...
Hebben de autoriteiten, welke boven die controleurs en boven die landraden geplaatst zijn, dat nooit geweten, of, zoo ja, hebben zij der Regeering daarvan nooit mededeeling gedaan?
Of heeft de Indische regeering het sinds lang geweten, en blijft zij het overbodig personeel maar stil in dienst houden?
Wij kunnen deze vragen niet beantwoorden; maar wij herinneren ons het woord van den oud-minister van koloniën Sprenger vau Eijk, toen gezegd werd dat de Indische regeeringsmachine moest worden gesmeerd: smeren alleen zal niet helpen, het ding is versleten...
Herhaaldelijk is, in de pers en ook in de Staten-Generaal, er op aangedrongen dat aan de bestuurshoofden zou worden gevraagd welke bezuinigingen, welke vereenvoudigingen, welke vereeniging van betrekkingen zij in hun gewest mogelijk zouden achten. Wij weten niet, of aan dien wensch ooit gevolg is gegeven; wij denken het niet, immers het zou toch niet aan te nemen zijn dat een bestuurshoofd, zoo hij al te slaperig was om uit zichzelf onnoodige controleurs of landraden aan te wijzen, ook op dergelijk vraag het stilzwijgen zoude hebben bewaard. In het laatste geval zou hij zeker het bewijs hebben geleverd, ongeschikt te zijn voor de goede waarneming van zijn ambt. Een weinig „initiatief” mag men van residenten toch wel eischen.
Hoe dit nu zij, — op het oogenblik is, dunkt ons, de aangewezen weg dat de Indische regeering aan den heer Schultz de vraag stelt op welke afdeeling, welk gewest hij het oog had toen hij zijne mededeeling in De Indische Gids plaatste, — en dat zij dan althans aan één misbruik — want het is een misbruik ’s lands gelden te verspillen en goede ambtenaren door gedwongen lediggang te bederven — een einde maakt. Zij kan dan daarin aanleiding vinden, om den residenten op het hart te drukken dat zij hun plicht verzuimen als zij, dergelijke misbruiken kennende, er het zwijgen toe doen.
Wij denken hier — hetzij met alle waardeering van den resident van Menado gezegd! — het allereerst aan het overdadig Europeesch bestuur in de Minahassa, waar men bij een goed ontwikkeld inlandsch ambtenaarspersoneel niet minder dan drie controleurs 1e kl., twee controleurs 2e kl., twee adspirant-controleurs en een ambtenaar ter beschikking vindt... Op ongeveer gelijk terreinoppervlak en grooter bevolkingscijfer heeft de residentie Krawang slechts twee controleurs...
Waarlijk, er wordt in Indië te veel geofferd aan „behoud van het bestaande”, en te weinig rekening gehouden met veranderde toestanden. Moge de onthulling van den heer Schultz den stoot geven tot eene verbetering in dat opzicht.