KUNST EN WETENSCHAPPEN.
De Cuypers-tentoonstelling.
Over de hedenmiddag officieel geopende Cuypers-tentoonstelling in het Stedelijk Museum is een boekje verschenen, dat in zekeren zin een catalogus mag heeten, al is niet al het ten toon gestelde er met nummer en naam in vermeld, maar dat in elk geval meer geeft. Het is een „overzicht van de kunstenaarsloopbaan” van dr. Cuypers, en dat geeft er de waarde aan. Men zal dan ook wel doen dit boekje door te lezen voor men de tentoonstelling beziet; men zal er den kunstenaar wiens werk hier is bijeengebracht beter door leeren begrijpen. De bouwwerken van dr. Cuypers zijn in tijdsorde gerangschikt, en de opmerkingen die er over worden gemaakt geven „de evolutie die zich volvoerd kan hebben in de uiterlijke verschijning, welke met behoud der grondbeginselen in het werk van den Meester valt waar te nemen” duidelijk. Van belang is ook deze opmerking uit de inleiding:
De bezoeker dezer tentoonstelling dient wel in het oog te houden dat niet alle bijeen vergaarde bouwwerken of eigenhandige studies des meesters hoogste ideaal op rijpen leeftijd in gelijke mate vertegenwoordigen. Hier is getracht één geheel beeld van een goed deel der levenstaak van dezen bouwmeester, met dien vruchtbaren geest, te vormen. Vele dezer werken kunnen beschouwd worden, wat hunne artistieke waarde betreft, van een algemeen klassiek standpunt, waarbij de bestemming, de middelen van uitvoering in het gemoed des kunstenaars als belangrijkste criterium gelden. Andere zijn te beschouwen in verband met de toevallige omgeving, met den smaak, die in de plaats of op den tijd der uitvoering hebben overheerscht.
„Voor den leek worden twee begrippen uitgedrukt door de volgende vragen: heeft dit of dat werk alléén waarde – omdat het ontworpen is in de conventioneele opvattingen van de gothische, de romaansche periode; ofwel spreekt uit deze of gene compositie zooveel gevoel en geest, en beheerscht fijn ontwikkelde smaak met zooveel talent de ontwikkeling der vormen (die accidenteel herinneren aan gothisohe of romaansche typen), dat hier een kunstwerk van blijvende waarde is geschapen?”
Om eenige voorbeelden te geven van opmerkingen die dr. Cuypers’ beteekenis duidelijk maken en doen zien welk een tijd voor de bouwkunst hij heeft meegemaakt: wij vinden bij het ontwerp voor de restauratie van de Munsterkerk te Roer-mond vermeld hoe het herstellingsplan van dr. Cuypers door de eerste deskundigen o. a. door Viollet-le-Duc werd goedgekeurd tegenover de bestrijding die het te Roermond had ondervonden; zoo wordt bij den bouw van Cuypers’ eerste woonhuizen te Roermond gezegd: „Aanstonds worden in de allereerste werken alleen echte materialen volgens hun aard gebruikt”, en tevens vermeld dat dr. Cuypers naar de toepassing van inheemsch materiaal bleef streven; zoo lezen wij hier van de eerste met kleuren versierde kerken door dr. Cuypers, tot groote verbazing der bezoekers, gesticht; van den angst van ’s Rijks Waterstaat voor in baksteen gemetselde gewelven in kruisvorm; de opmerking van een der kerkmeesters eener Maastrichtsche kerk die niet kon begrijpen – het was in 1858 – dat een architect 5 pCt. over de bouwsom toekwam, daar zijn kosten toch enkel bestonden in uitgaven voor papier en potlood; van den bouw van gewelf kappen los leverend uit de hand door Noord-Brabantsche metselaars onder leiding van dr. Cuypers te Brussel uitgevoerd nadat de Zuid-Brabanders dien voor onmogelijk hadden verklaard enz.
En daarnaast uitvoerige citaten vooral uit geschriften van Alberdingk Thijm, verklarende wat dr. Cuypers wilde, wat het streven van den kerkbouwer moet zijn. Alles te zamen de overtuiging gevend, dat dr. Cuypers een vernieuwer geweest is, die aan het eind zijner loopbaan de toestanden op het bouwkundig gebied heel anders achterlaat dan hij ze vond, en in vele opzichten door zijn toedoen.
Van de tentoonstelling zelve vermelden wij dat de eerste zaal tusschen teekeningen en andere afbeeldingen van kerken, waaronder van de eerste die dr. Cuypers – te Oeffelt – bouwde en die van de H. Willebrordus te Amsterdam, àf, met de zeven torens, ook decoratieve teekeningen bevat door anderen op zijn ateliers vervaardigd ook cartons voor glasramen, ook modellen voor beelden, die het Huis ter Haar sieren. En ook het portret van den bouwmeester door Ther. van Duyl-Schwartze.
In de tweede zaal, waar in het midden weer verschillende beeldwerken, o. a. het voetstuk met omgeving van Vondel’s standbeeld zijn te vinden, vertoont de linkerwand teekeningen voor, photo’s van, modellen van reliefs aangebracht in het Huis ter Haar; de rechterwand grootendeels kerkelijke kunst; voorts eenige proeven van fresco-schildering. In de derde zaal de verschillende ontwerpen van het Rijksmuseum; het verworpen ontwerp voor het 1815-monument – met de namen van de voor- en tegenstemmers er op aangeteekend – eenige der eerste meubelen die dr. Cuypers ontwierp, o. a. een fraaie piano-kast, beschilderd met een voorstelling van de H. Maagd met heiligen een „Magnificat” zingende, tapijten enz.
Vermeld moet worden dat in den catalogus de namen van de medewerkers die dr. Cuypers op zijn ateliers had, die onder zijn leiding, ook wel eens niet geheel in zijn richting werkend, teekenden en modelleerden, niet vergeten zijn: die van Lauweriks, Geelen, Martin, Berens en anderen.
Eindelijk maken wij opmerkzaam op de vele afbeeldingen in dit keurige boekje.
|