Anoniem/Berichten/4

Berichten
Auteur(s) Anoniem
Datum Woensdag 22 april 1914
Titel Berichten
Krant Amersfoortsch Dagblad
Jg, nr 12, 250
Editie, pg , [2]
Opmerkingen Petrus Herman Scheltema vermeld als P.H. Scheltema
Brontaal Nederlands
Bron archiefeemland.courant.nu
Auteursrecht Publiek domein

Berichten.


      – De Staatscourant van Woensdag 22 April bevat o.a. de volgende Koninklijke besluiten:
      benoemd tot kantonrechter-plaatsvervanger te Utrecht mr. J. F. van Beeck Calkoen, advocaat te Utrecht;
      benoemd tot lid-voorzitter van de commissie voor den Nederlandsch-Zuid-Afrikaanschen handel jhr. mr. H. Loudon, directeur der Koninklijke Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië te ’s Gravenhage, ter vervanging van F. C. Stoop, te Londen, die op verzoek eervol is ontslagen;
      benoemd tot commies ter secretarie van den Raad van State J. A. Heuff, thans adjunct-commies;
      benoemd tot ridder in de Oranje-Nassau-orde J. J. Rijnierse, gemeenteraadslid van Sloten (N.-H.);
      op verzoek eervol ontslagen als consul-generaal van Nederland te Belgrado L. D. Kosztovitz;
      benoemd tot regeeringsvertegenwoordiger op het congres voor bouwnijverheid en openbare werken te Bern W. de Vlugt, secretaris van den Ned. Aannemersbond te Amsterdam.
      als blijk van goedkeuring en tevredenheid, de bronzen eerepenning voor menschlievend hulpbetoon en een loffelijk getuigschrift toegekend aan
      C. Kruft, arbeider te Halsteren, wegens de door hem met levensgevaar verrichte redding van twee knapen die door het ijs waren gezakt op de Melanen, aldaar, op 6 Febr. 1914;
      H. D. P. Braam, te ’s-Gravenhage, wegens het met levensgevaar tot staan brengen van een hollend paard met bespanning, aldaar, op 17 April 1906, onder zoodanige omstandigheden dat daardoor menschen uit onmiddellijk levensgevaar zijn gered;
      C. Timmers te Hoek van Holland, wegens de door hem met levensgevaar verrichte redding van een drenkeling uit het water van den Nieuwen Waterweg, aldaar, op 5 Jan. 1914;
      A. H. Besling, conducteur bij de Haagsche Tramwegmaatschappij, te ’s-Gravenhage, wegens het met levensgevaar tot staan brengen van twee hollende paarden met bespanning aan de Princessegracht, aldaar, op 25 Nov. 1913, onder zoodanige omstandigheden, dat daardoor menschen uit onmiddellijk levensgevaar zijn gered;
      A. Witvliet, bankwerker te Rotterdam, wegens de door hem met levensgevaar verrichte redding van vier kinderen die door het ijs waren gezakt aan den Westersingen, aldaar, op 16 Jan. 1914.
      J. Houtappels, agent van politie 1e klasse te ’s-Gravenhage, wegens de door hem het levensgevaar verrichte redding van een kind uit het water van de Loosduinsche vaart, aldaar op 27 Jan. 1914;
      P. van Holstein, betonwerker te ’s-Gravenhage, wegens het met levensgevaar tot staan brengen van een hollend paard met bespanning in de Hamerstraat, aldaar, op 29 Jan. 1914, onder zoodanige omstandigheden dat daardoor menschen uit onmiddellijk levensgevaar zijn gered;
      M. Brederode, gemeenteveldwachter te Rijswijk (Z.-H.), wegens het met levensgevaar tot staan brengen van een hollend paard met bespanning in de Schoolstraat, aldaar, op 19 Jan. 1914, onder zoodanige omstandigheden dat daardoor menschen uit onmiddellijk levensgevaar zijn gered;
      jhr. H. van Foreest, procuratiehouder bij de Maatschappij voor Zwavelzuurbereiding te Amsterdam, wegens de door hem met levensgevaar verrichte redding van een drenkeling uit het water van het IJ, aldaar, op 1 Juni 1913;
      E. Bouws, zadelmaker te Purmerend, wegens de door hem met levensgevaar verrichte redding van een knaapje hetwelk door het ijs was gezakt aanden Slotterburgwal, aldaar, op 15 Jan. 1914;
      Th. S. van Linge, te Maarssen, wegens de door hem met levensgevaar verrichte redding van een kind hetwelk door het ijs was gezakt op een der veenplassen onder de gemeente Maarsseveen, op 16 Jan. 1914;
      A. Kalkhoven, sergeant-majoor der infanterie, en B. Niezen, kleermaker, beiden te Groningen, wegens de door hen gezamenlijk verrichte redding van een meisje hetwelk op het verbindingskanaal Winschoter–Hoornsche diep door het ijs was gezakt, op 21 Jan. 1914;
      A. de Vries, brigadier van het wapen der Koninklijke maréchaussée, gestationneerd te Eysden, wegens de door hem met levensgevaar verrichte redding van een kind uit het water van het kanaal Maastricht–Luik in de gemeente Sint Pieter, op 6 Aug. 1913;
      met ingang van 20 April 1914:
      aan F. L. Moïze de Chateleux, wegens zijn vertrek naar Ned.-Indië, eervol ontslag verleend als voorzitter der plaatselijke commissie voor de ongevallenverzekering te Stad-Doetinchem;
      benoemd tot voorzitter dier commissie, H. Heetjans, oud-Rijksontvanger te Stad-Doetinchem;
      aan B. J. van Zadelhoff, te Ambt-Doetinchem, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als plaatsvervangend voorzitter dier commissie;
      verlof verleend tot het aannemen der onderscheidingsteekenen achter hunne namen vermeld, aan na te noemen personen:
      P. H. Scheltema, hoofdopzichter der Koninklijke paleizen, en T. Legemaat, administrateur bij het staldepartement van H. M. de Koningin, beiden te ’s-Gravenhage, ridderkuis IIde klasse in de orde van Adolf van Nassau;
      J. C. van Kempen, tweede hofmeester bij de hofhouding van H. M. de Koningin, en G. Janssen en L. A. Roel, beiden kamerdienaar in dienst van H. M. de Koningin-Moeder, allen te ’s-Gravenhage, de gouden medaille, verbonden aan de orde van Adolf van Nassau, hun door H. K. H. de Groothertogin van Luxemburg, Hertogin van Nassau, geschonken;
      benoemd tot lid van den raad van bestuur der kolonie Suriname, J. J. C. Gaymans, adminisrateur van financiën aldaar, buitengewoon lid van gemeld college.