Anoniem/De bebouwing van Voorburg

De bebouwing van Voorburg
Auteur(s) Anoniem
Datum Vrijdag 6 juni 1924
Titel ‘De bebouwing van Voorburg’
Krant Het Vaderland
Jg 56
Editie, pg Avondblad C, 2
Opmerkingen Herman van der Kloot Meijburg vermeld als v.d. Kloot Meyburg; bevat citaat van Jan Wils
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Bron kranten.kb.nl
Auteursrecht Publiek domein
DE BEBOUWING VAN VOORBURG.

      In het nummer van Zaterdagavond beschreven we een toch door Rijkswijk en Voorburg onder leiding van den Dienst van Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting. Daarin komt het volgende voor:

      In Voorburg van hetzelfde laken een pak, of eigenlijk heeft dit, nog meer dan Rijswijk, een stedelijk karakter; overal wordt er gebouwd, telkens zagen we nieuwe halfvoltooide straten, etagewoningen met premiehulp gebouwd, soms ook zagen we eigenaardige toestanden, gevolg van de weigering van grondeigenaars om hun medewerking te verleenen tot het verkrijgen van normale toestanden — dat zou in den Haag niet gebeuren, merkte onze geleider Ir. Suyver leukjes op — en we kregen wel zeer sterk den indruk, dat, als niet krachtig wordt ingegrepen, het daar een chaos van leelijke wijken dreigt te worden.

      Tegen deze woorden komt onze medewerker de architect Jan Wils te Voorburg in verzet. Hij schrijft:
      „Het gemeentebestuur van Voorburg heeft al jaren geleden de nooszakelijkheid van een goede bebouwing ingezien. Het liet een uitbreidingsplan maken door architect v. d. Kloot Meyburg en stelde daarnaast een Schoonheidscommissie in, die, met het volstrekt vertrouwen en de medewerking van het gemeentebestuur, op voorbeeldige resultaten van haar werkzaamheden kan wijzen. Voor eenigen tijd heeft Voorburg voor haar terreinen ook een verkavelingsplan laten maken door v. d. Kloot Meyburg, waaraan mede heel streng de hand wordt gehouden, zoodat, afgescheiden van een mogelijke annexatie, in den samenhang van de drie genoemde factoren de aesthetische verzorging van Voorburg met het volste vertrouwen kan worden tegemoet gezien.
      Naar mijn stellige overtuiging zullen er in ons land weinig gemeenten gevonden worden, waar op zoo goede samenhangende bebouwing kan worden gewezen, al erken ik gaarne, dat het nóg beter had gekund.”

      We willen in de esthetische waardeering van het bouwen in Voorburg niet met Jan Wils in het gericht treden, maar blijven van meening, dat hetgeen er thans op Voorburgsch gebied wordt gebouwd in ieder geval geen landelijk doch stadskarakter draagt en dat versterkt ons in de overtuiging van de wenschelijkheid, dat Voorburg met den Haag wordt vereenigd, opdat er éénheid in den aanleg kome.
      Dat er onder de Voorburgers zijn, die over de bebouwing in hun gemeente niet zoo tevreden zijn als de heer Wils, blijke uit twee ingezonden stukken in de Nieuwe Voorburgsche Crt. Een inzender, die zich „een Voorburger” noemt, komt er tegen op, dat het stuk tusschen Broeksloot en Vliet zich op volkomen harmonische wijze zou ontwikkelen, gelijk is beweerd. Over de Laan van Middenburg schrijft hij:

      „Dat ook de boomen, die eerst dat verknoeide straatbeeld minder deden opvallen, gerooid zijn, noem ik vandalisme, evenals het van laag materialisme getuigt, dat de betrokken wethouder toestond zoo maar een rij zware populieren te doen vellen aan het begin van de Laan van N. O. Einde, opdat de aannemer er tijdelijk bouwmateriaal kon opslaan, terwijl de kerk anders maar wat achteruit geprojecteerd had moeten worden. Nog gezwegen van het feit, dat de kerk daar heelemaal disharmonieert met de omgeving. De Schoonheidscommissie in den Haag zou dit nooit hebben goedgekeurd. Des te treuriger is het, dat in den raad van Voorburg niet één protest vernomen is. De Schoonheidscommissie alhier is een wassen neus en volslagen ongeschikt om dien naam te voeren: zoo’n comité behoort te bestaan uit menschen die voor natuurschoon en harmonie tusschen huizen en landschap vatbaar zijn; dus naast bouwkundigen moeten vooral schilders er lid van uitmaken, zooals dat in het Gooi het geval is (waar men weet wat natuurmooi is) en zooals het te Voorburg met zijn verscheidene bekende schilders zoo goed zou kunnen zijn. Dan zou ook de toenemende vervuiling van de mooie Broeksloot worden tegengegaan en de ongeregelde aanbouw er langs. Zooals vroeger door onverstand de prachtige eiken van de Prins Albertlaan aan de bijl ten offer vielen, zoo is daarna het hooge geboomte bij de Christ. Nat. School, ook veel in Vronesteijn, en laatst nog dat tusschen Groen van Prinsterer- en Weverslaan in enkele dagen in nonchalance vernietigd. Ten slotte zijn de namen Rozenboomlaan, Noordenburglaan — en dan tegenover Rusthoflaan ineens „Veenkade”! — overtuigende documenten, dat het tegenwoordige dagelijksch bestuur der gemeente incapabel is om een villa- en tuindorp te beheeren. De aanleg van Vondelstraat en Rembrandtlaan is ook allerdwaast, evenals de bebouwing van het heele Loolaanterrein. Wat had men b.v. niet een aardige straat kunnen ontwerpen recht voor de katholieke kerk uit naar den Achterweg in plaats van het rare kronkeling van nu! Wil men den nieuwen Achterweg prijzen — al is het er lang niet zoo mooi meer als vroeger — dan bedenke men, dat de wethouder van openbare werken aan dat ontwerp part noch deel heeft. Er zij voorts nog gewezen op de menschenpakhuizen in paars en groen langs den Nieuwen Weg... en men zal erkennen, dat er voor trotsch zijn weinig reden is.”

      Het oordeel van dezen Voorburger over de architectuur van de huizen langs den Nieuwen Weg en over de bevoegdheid van de Schoonheidscommissie laten we voor wat ’t is, maar overigens lijkt in hetgeen hij te berde brengt allicht eenige grond voor kritiek op de Voorburgsche bouwpolitiek te liggen.
      Ingezetene, de tweede inzender — evenals Voorburger voorstander van de inlijving bij den Haag — schrijft o.a. „Met de bewering, dat getracht is, het landelijk karakter van Voorburg te behouden, kan ik allerminst accoord gaan.”
      Zonder te willen beweren, dat uit andere uitlatingen van den Ingezetene blijkt dat hij over bouwkunst mee mag praten, moge zijn meening over het landelijk karakter van Voorburg en de wijze waarop men dat getracht heeft te bewaren, misschien worden gehoord. Het landelijk karakter van Voorburg kon met dat al niet volkomen bewaard blijven. De boomen in de Laan van Middenburg b.v. moesten voor het verkeer valln. Meer en meer wordt Voorburg een voorstad van den Haag. En dat is de reden waarom een vereeniging wordt gewenscht.