DE OPENING VAN DE OLVEH
——————
Een levend gebouw voor levende menschen, zegt onze Burgemeester
————
Onder groote belangstelling, een welriekenden bloemenregen — waaronder prachtstukken der Indische Zuster — en opgewekte muziek van de Militaire Kapel, heeft de Burgemeester gistermiddag de Olveh geopend.
De openingsplechtigheid had plaats in de luisterrijke hal, terwijl het personeel op de gaanderij met levendige belangstelling het gebeuren volgde.
Het eerste heeft de oudste directeur, mr. Snijders, een toespraak gehouden, waarin hij Burgemeester, commissarissen en genoodigden een hartelijk welkom toeriep. Daarna vertelde hij, hoe noodzakelijk een nieuwe woning was geworden en hoe voortreffelijk Jan Wils daarin heeft voorzien. Vervolgens vertolkte hij de vreugde der Maatschappij over de aanwezigheid van den burgemeester en bij zijn toespraak tot de commissarissen bracht hij een weemoedige hulde aan wijlen prof. Molengraaff, die na een ruim 40-jarig commissariaat aan de Maatschappij is ontvallen, en aan wijlen zijn mededirecteur mr. Smidt.
Daarop werden dankbaar de bouwers gehuldigd: Jan Wils, de ingenieurs v. d. Wall en Jonkheit, directeuren van de Bat. Aannemingsmaatschappij, de uitvoerder Vermolen, beeldhouwers v. d. Eynde en Vos, Mutters, Pander en verder allen, die het Huis van installaties en meubileering voorzagen. Eindelijk werd nog de dank aan het Personeel voor de hall-klok herhaald, waarna hij zijn telkens door applaus onderbroken rede eindigde met de woorden: Moge er zegen rusten op dit gebouw, op hen, die er zullen arbeiden, bovenal op den Arbeid, die er zal worden verricht ten bate van allen, die bij Olveh steun en zekerheid zullen vinden voor zich zelf en hun dierbaarste betrekkingen!
De mede-directeur, Mr. Versteeg, besteeg vervolgens het spreejgestoelte, opdat, volgens den wensch van mr. Snijders, de absolute eenheid van het directoraat, ook op dezen dag, zou uitkomen.
Spr. verklaarde verder de aangename taak te hebben, decoraties te mogen uitreiken, want Olveh heeft ter eere van haar nieuw Huis gouden, zilveren en bronzen gedenkpenningen laten slaan. Onder de vleiendste bewoordingen decoreerde hij met de gouden penning: den burgemeester, de commissarissen, Jan Wils (met handleiding inzake de gedenkpenning in couvert), de ingenieurs v. d. Wall en Jonkheit; met de zilveren penning den heer Vermolen (met handleiding) en met de bronzen een viertal leden van diens staf.
Vervolgens vertelde hij geestig, hoe hij den burgemeester, die eerst meende de openingsplechtigheid beter aan anderen te kunnen overlaten, bekeerde door er op te wijzen, dat deze Levensverzekering coöperatief is en haar heele winst aan allen ten goede doet komen.
Daarna verzocht hij den burgemeester tot de opening te willen overgaan, nadat hij eerst, geflankeerd door zijn mede-directeur, met de gaanderij een soort van eed voor hou ende trouw in dienst van de Olveh had aangeheven.
Toen verscheen de Burgemeester op het spreekgestoelte. Hij erkende zijn aarzeling, want hij is doodsbang voor elk precedent, zoowel in het politieke als in het maatschappelijke. Ten bewijze, dat ook in het levensverzekerlijke behoedzaamheid te betrachten is, las hij iets voor uit een Encyclopaedie van nog geen 75 jaar oud, waarin de Levensverzekering wordt geschetst als een bij uitstek voordeelig bedrijf voor directeuren, commissarissen, agenten enz. (Groote hilatiteit). Inderdaad wijzigde mr. Versteeg zijn inzicht, maar de hoofdreden voor zijn komst is toch geweest het Gebouw van Jan Wils, dat hij niet aarzelt een sieraad voor de stad te noemen en dat hem met den modernen bouwstijl op goeden voet heeft gebracht. Dit gebouw getuigt van leven en men ziet het ’t aan, dat het een werkplaats is voor levende menschen. Te veel maakte men vroeger doodsche vormen om de levendste bedrijven. Spr. brengt Jan Wils zijn oprechte hulde en hij wenschte de Directie geluk met haar nieuwe Huid, dat nieuwe zegen moge aanbrengen. (Lev. applaus).
Toen was het groote oogenblik gekomen. Op een zilveren blad werd den burgemeester een schaar aangeboden en hem verzocht het lint in nationale kleuren, die de trap van de hal afsloot, te willen doorknippen.
De Burgemeester voldeed aan de opdracht, de muziek zette het Wilhelmus in en het Verzakeringspaleis was aan zijn bestemming overgegeven.
In groepen werd de vergadering vervolgens door het Huis geleid, terwijl de Kapel de vroolijkste wijsjes ten beste gaf.
Wij konden overal dezelfde voldoening hooren uiten, welke gisteren voor ons de bezichtiging tot een onverdeeld genot heeft gemaakt.
De eerste cliënte.
Een kostelijk oogenblik brak nog aan, toen de hummel Toni Vos zich bij de Directie kwam melden met het volgende briefje:
Hooggeachte Directie.
Dit bied ik u aan bij de opening van uw nieuwe gebouw. Op dezen voor u grooten dag, wil ik mij bij u, de Olveh, als 1e cliënte doen verzekeren. Mede namens papa en mama wensch ik, dat u onder de jeugd nog vele polissen zult mogen afsluiten. Excelsior!
Toni Vos.
Onmiddellijk zetten de heeren der Directie zich aan hun werktafel, om de post in behandeling te nemen.
Naar wij vernemen, heeft het heele Personeel, Binnen- en Buitendienst den koperene gedenkpenning ontvangen, terwijl de Directie gisteren aan den Buitendienst en heden aan den Binnendienst een noenmaal in den Dierentuin heeft aangeboden.
|