Anoniem/Het nieuwe Gemeentemuseum

Het nieuwe Gemeentemuseum
Auteur(s) Anoniem
Datum Donderdag 30 mei 1935
Titel Het nieuwe Gemeentemuseum
Krant Het Vaderland
Jg 67
Editie, pg Ochtendblad A, 2
Brontaal Nederlands
Bron kranten.kb.nl
Auteursrecht Publiek domein

HET NIEUWE GEMEENTEMUSEUM


EEN HARTELIJK WOORD TOT DEN DIRECTEUR


      Nadat de bijeenkomst in de groote lezingzaal (niet in de ontvangstzaal) van het nieuwe Gemeentemuseum gistermiddag Burgemeester De Monchy den hartelijken dank aan de Regeering had betuigd, die geen schooner daad had kunnen doen voor ons museum dan het te verrijken met de beeltenis van Berlage, wiens herinnering er door voor eeuwig, naar we hopen, levendig zal worden gehouden (het zal in de zaal worden gehangen, waarin Berlages buste is geplaatst. – Red.) hebben de genooddigden eenige oogenblikken staande den bouwmeester herdacht.
      Vervolgens deed de Burgemeester voorlezing van den brief van B. en W. van Amsterdam, die hun gelukwenschen vergezeld deden gaan van de schets van een wandschildering van Roeling voor het muziekhistorisch museum, welke in beeld brengt de beteekenis der muziek. Dit geschenk aanvaardde hij gaarne voor het gemeente bestuur en hij verzocht mr Van Dam van Isselt zijn dank aan het gemeentebestuur van Amsterdam over te brengen.


Rede jhr. Van Karnebeek.


      Jhr mr H. A. van Karnebeek voldeed zeer gaarne aan het verzoek om het muzeum te willen openen. Er lag een zekere bekoring in de hem geboden gelegenheid om aandeel in de plechtigheid te hebben, voor hem, want aan den Haagschen museumbouw zijn voor hem zeer vele herinneringen verbonden.
      Het verheugde hem, dat het gebouw is tot stand gekomen. In vroeger jaren heeft hij de behoefte van Den Haag aan een nieuw museum zeer sterk gevoeld. Hij herinnerde zich den dag, dat hij bezoek ontving van den heer Drucker, die zijn collectie aanbood als hij hem behoorlijke uitstalling en verzorging kon verzekeren. Daaraan was niet te voldoen en Den Haag is toen een zeer groot kunstbezit ontgaan. (Vandaar de Drucker-zalen in het Rijksmuseum in Amsterdam. – Red.)
      Den Haag is een stad welker bevolking kunstzinnig is aangelegd en kunstzinnig is ingesteld. Maar het is ook het middelpunt van een internationale beweging door zijn instellingen, welke leidende personen uit alle hoeken van de wereld hierheen trekken. Het is van belang, dat Den Haag niet alleen des zomers aantrekkelijk is voor den toerist, maar dat het des winters aan hen die hier moeten vertoeven of verblijven de gelegenheid biedt op cultureel gebied te kunnen arbeiden. Den Haag is een schat rijker geworden en het oogenblik zal nooit aanbreken, dat berouw zal worden gevoeld dat de stad deze instelling heeft gekregen.
      Hij voegde er een persoonlijk hartelijk woord aan toe tot „mijn oude vriend Van Gelder, dien ik al jaren lang kende voor we samen op Haagschen bodem zouden arbeiden. Meer dan iemand anders weet ik wat deze dag voor hem beteekent. Deze dag is de bekroning van een levenswerk, dat ik van nabij heb gezien en gadegeslagen.” Met den wensch, dat het dr Van Gelder gegeven moge zijn voort te gaan zijn kracht te geven aan deze instelling en haar te leiden tot de hoogte als hij zichzelf heeft gedacht, besloot jhr Van Karnebeek zijn toespraak, om daarna het nieuwe museum der gemeente ’s Gravenhage voor geopend te verklaren.
      De verschillende toespraken zijn eenige malen door applaus onderbroken; zoo bij de aanbieding van Berlages portret en de mededeeling van de aan dr Van Gelder door H. M. de Koningin (niet door den minister) verleende onderscheiding en ook het hartelijk woord van den Commissaris der Koningin tot den directeur, die zelf in zijn rede zeer onder den indruk van het gemis van Berlage bleek, lokte hartelijk applaus uit.
      In eenige groepen hebben de genoodigden o. w. we nog opmerkten dr Johan Wagenaar, ir De Bie Leuveling Tjeenk, voorzitter van den B. N. A. en ir J. Lely oud-directeur van Gemeentewerken, vervolgens een rondgang door het gebouw gemaakt en daarna is in de ontvangstzaal de thee gebruikt. De toestand van mevr. de wed. Berlage heeft het haar onmogelijk gemaakt tegenwoordig te zijn.


Huldiging Dr H. E. van Gelder


Een manifestatie van hartelijkheid.


      Toen hij een kleine vijf jaar geleden vijfentwintig jaar in gemeentedienst was, heeft dr Van Gelder, de directeur van het Gemeentemuseum, voor een huldiging bedankt en verzocht er mede te wachten tot het nieuwe museum geopend zou zijn. Het is gisteren geopend en prompt is er nog den heerlijken avond van den zonnigen dag de huldiging van dr Van Gelder op gevolgd.
      Er had zich een commissie voor gevormd, beslaande uit de heeren Willy Sluiter, jhr dr W. A. Beelaerts van Blokland, jhr mr dr E. A. van Beresteijn, mr H. C. Gallois, dr E. J. Haslinghuis, dr W. Moll, mr D. W. K. de Roo de la Faille, W. H. Vliegen en D. S. van Zuiden, met Burgemeester mr S. J. R. de Monchy en oud-Burgemeester jhr mr dr H. A. van Karnebeek als eerevoorzitters. Dat deze commissie een gereel oor heeft gevonden bij velen wien het wel en wee van onze gemeente en haar museum ter harte gaat bewees de uitermate groote opkomst van hen die den directeur op dezen voor hem zoo buitengewoon belangrijken dag wilden huldigen. De groote ontvangstzaal van het museum was meer dan gevuld en alle „loges” waren dicht bezet. We merkten met de beide eerevoorzitters en de leden der commissie o. a. op de wethouders v. d. Bilt en Snoeck Henkemans, de raadsleden Drees, mevr. Ros–Vrijman en Buurman, prof. Martin, prof. Kossmann, mr Snijder van Wissenkerke, de architecten v. d. Kloot Meyburg, Jan Wils, Van Boven en Plantenga, dr Schmidt Degener, dr Reindersma, rector van het Ned. Lyceum, dr Johan Wagenaar, prof. Taverne en den president van den Hoogen Raad jhr mr R. Feith, den oud-secretaris-generaal van Onderwijs jhr mr C. Feith en den politierechter jhr Feith, den gemeentesecretaris mr Boasson, den onderdirecteur van de Academie Ros, dr Japikse, directeur van het Kon. Huisarchief, mr Van Royen, voorzitter van de VANK, deken Van Tuyn, den chef der afdeeling Kunst van het Dep. van Onderwijs Visser, de kunstschilders Lelyveld en Franken, lult.-generaal Weber, den oud-inspecteur van het Onderwijs De Jongh en vele directeuren van gemeentelijke diensten en anderen, o. w. de directeur der H.T.M.


Toespraak van Wllly Sluiter.


      Onder luid applaus werd dr Van Gelder met zijn echlgenoote, wie een fraaie ruiker werd aangeboden, ingehaald en daarop sprak de voorzitter van de commissie Willy Sluiter hem toe. Hij herinnerde aan het verzoek bij het 25-jarig jubileum en constateerde met iets triomfantelijks in zijn stem: En nu is het museum geopend, waarin hij als het ware stilzwijgend legde de verklaring: En nu huldigen we u dus. Talrijk waren de bewijzen van sympathie welke de commissie na haar oproep ontving. Vooraan ging H. M. de Koningin als werkend lid van Pulchri, en haar handteekenlng opent dan ook het album, dat het huldigingsgeschenk vergezelt. Sluiters beperkte zich lot enkele woorden, omdat het niet in den stijl van dr Van Gelder en van mevr. Van Gelder zou liggen een groote huldiging te houden en daar de commissie had gemeend niet beter te kunnen doen dan de besteding van het voor een geschenk bijeen gebrachte geld, waarbij de Koningin met een belangrijk bedrag was voorgegaan, aan hen beiden over te laten, overhandigde hij den directeur een portefeuille met inhoud, gepaard gaande met den wensch, dat hij nog lange jaren zijn belangrijke functie in het cultureele leven van Den Haag zou vervullen.
      De heer Haver Droese, die namens het Ned. Kunstverbond gelukwenschen overbracht, herinnerde aan een reeds ver in het verleden liggenden tijd, toen hij met wijlen Henricus den directeur van het gemeentearchief op den Zwarteweg een bezoek bracht in verband met het gemis van een tentoonstellingslokaal in Den Haag en toen die directeur al vervuld was van groote plannen in zake museumbouw enz. Die plannen leken toen fantastisch, al had het zoontje van den heer Van Gelder er zijn heele spaarpot voor over, maar.... die hartewensch is nu toch verwezenlijkt. Dr Van Gelder streeft er naar een levend museum te hebben, ook voor tijdelijke tentoonstellingen en hij wenschte hem geluk namens een groote artistieke gemeenschap, die zich verheugt over een museum als dit.
      In een met humor doordrenkte toespraak heeft de „eerste-luitenant” conservator mr GaIlois den „kapitein” gehuldigd, wiens vuist niet zwaar drukt op de gebogen ruggen zijner ondergeschikten. Sinds 1912 heeft hij met taaie volharding en groot doorzettingsvermogen gestreefd naar de bereiking van het doel dat hij zich had gesteld en de bereiking ervan is gemanifesteerd door de verhuizing en door de verandering van het rariteitenkabinet van 1910 in een museum, bedoeld om een stad van 500,000 inwoners waardig te zijn. Na het geweldig geheugen en de geniale invallen van fijnsten smaak van dr Van Gelder gereleveerd te hebben, bracht hij hem den dank en de hulde over van al zijn medewerkers, gepaard met den wensch, dat hij nog lange jaren over het museum zou heerschen, zij het niet maximum cum otio, dan toch maximum cum dignitate.
      Hartelijk en bewogen, maar tevens lichtelijk humoristisch heeft dr Van Gelder zijn dankwoord gesproken. Gelijk een onweer daverend overweldigend, verfrisschend is, is de hulde welke hem betoond is geweest. En daar was hij dankbaar voor, het doet den mensch goed. Maar dat die hulde een geluid als van een orkaan heeft doen hooren, heeft hem tot in het hart geroerd. Hij dankte voor allen steun en medewerking, zonder welke hij den langen strijd van 23 jaar niet zou hebben kunnen volhouden, als is hij bij alle blonde bonhommie, welke hem wel is aangewreven, ook een taaie rakker, die niet loslaat als het de zaak der humaniteit en cultuur geldt en die het hem heeft gegeven doen zijn het museum te maken tot een werkelijk iets in het organisme van deze mooie stad. Het dankbaarst betoonde hij zich voor de omstandigheid, dat aan de hulde is meegedaan uit alle kringen en richtingen van politiek en geloof, wat bewijst, dat hij wel partijman, maar niet partijdig is en dat hij er in is geslaagd vele vrienden te maken.
      Ondeugend stak van alle instincten, welke een directeur van een museum, dat hij levend wil houden, bezitten moet, nu juist het hoofd op het instinct van den handelsreiziger en het deed dr Van Gelder vragen om toch vooral voort te gaan met den steun aan het museum en hem die niet te laten ontvallen. Door lid te worden van de Vereeniging van vrienden van het Haagsche Gemeentemuseum kan men aan dit verzoek voldoen en zoo kan ze een grooten steun van het museum worden.
      Gelijk de andere toespraken vond ook deze van hart tot hart gaande toespraak, waarin ten slotte de onvermoeide „taaie rakker” van een museumdirecteur nog even de leiding wist te nemen – op onze beurt gebruiken we nu een uitdrukking der sporttaal, welke we evenmin als dr Van Gelder overigens bewonderen – veel bijval.
      Daarna was dadelijk de organisator aan het woord en nadat de zeer velen hem en zijn echtgenoole de hand gedrukt hadden, toog hij er met zijn staf weer onvermoeid en enthousiast op uit om den rondgang door het museum te leiden, welke met een kopje thee en een verfrisschenden dronk gezellig is besloten.