Anoniem/Het plan prof. Rosse-Jan Wils
Het plan prof. Rosse-Jan Wils | |
Auteur(s) | Anoniem |
Datum | Dinsdag 15 januari 1935 |
Titel | Het plan prof. Rosse-Jan Wils. Een waardeerende ontvangst |
Krant | Het Vaderland |
Jg | 66 |
Editie, pg | Ochtendblad B, 1 |
Opmerkingen | Herman Rosse vermeld als Rosse |
Genre(s) | Proza |
Brontaal | Nederlands |
Bron | kranten.kb.nl |
Auteursrecht | Publiek domein |
HET PLAN PROF. ROSSE—JAN WILS
Een waardeerende ontvangst
Onder zeer groote belangstelling hebben gisteravond in Pulchri prof. Rosse en Jan Wils in een vergadering van de Vereeniging voor Handel, Nijverheid en Gemeentebelangen hun plan toegelicht en verdedigd. Men heeft in ons blad een en ander reeds uitvoerig gelezen en voor een deel gezien, en we willen alleen nog opmerken, dat het plan veel wint, als men de teekeningen naast elkaar ziet hangen. Een bezoek aan de tentoonstelling is dus aan te bevelen. Lantaarn-projectie — erg geslaagd zijn bovendien de plaatjes niet — geeft nog niet de helft der werkelijkheid.
De vergadering werd o.a. bijgewoond door wethouder Van der Bilt, baron van Lynden, dir. Rijksgebouwendienst, vele gemeenteraadslieden, een wolk van architecten en andere belangstellenden.
Ir A. E. R. Collette, voorzitter, leidde de vergadering en gaf na een korte begroeting het woord aan prof. Rosse en Jan Wils.
Beiden hebben nader aan de hand van lichtbeelden hun reeds bekende plannen uiteengezet en verdedigd.
In de pauze werd een massaal bezoek aan de tentoonstelling gebracht en daarna opende de voorzitter de gelegenheid tot gedachtewisseling.
Gedachtenwisseling.
Eerste spreker was de oud-wethouder Vrijenhoek. Deze verklaarde een geestelijk bad te hebben genoten, maar tegen de kritiek op het gemeentebestuur moet hij opkomen.
Naar de kosten zal hij maar niet vragen. Spr. meent dat de afstand tusschen het mogelijke en het ideëele in dit onderwerp wel heel en heel groot is. Hij meent verder, dat het gemeentebestuur tegen vernieling van natuurschoon steeds heeft gewaakt, beter dan de ontwerpers nu willen doen. Hoe is het mogelijk, den nieuwen weg, welke o.a. door Zorgvliet, de Boschjes en de Koekamp gaat, te projecteeren zonder ernstige natuurschoonvernieling? Hebben de ontwerpers wel rekenig gehouden met de onvermijdelijke haven in den Binckhorstpolder? Er is ook onvoldoende rekening gehouden met de geprojecteerde Rijkswegen. De heeren beschikten mede zeer vrijmoedig over grond van andere gemeenten. De Regeering heeft Den Haag uitbreidingsgrond ontnomen. Eindelijk vraagt spr. nog: Zijn de ontwerpers niet te veel onder den indruk gekomen van Z.M. Het Verkeer en hebben zij niet te veel uit het oog verloren, dat Den Haag een gemakkelijke woonstad moet blijven?
De heer Wils antwoordde: De ontwerpers van het Rijswijkscheplein hielden ook geen tekening met den eigendom der gronden. Er is wel degelijk met de rijkswegen-projecties gerekend (een opnieuw vertoond plaatje bewijst het). De Rijkswegen zijn juist uitgangspunt van het project geweest. Het is niet erg den weg te leggen door de Boschjes en Zorgvliet, mits men geen lint-bebouwing toestaat. De Leidsche Weg is er voor een deel voorbeeld van. Helaas gaat men er weer hoe langer hoe meer bouwen.
De heele nieuwe stad, die zich nog steeds uitbreidt, wordt door het plan ontsloten en bij de groote verkeerswegen aangesloten.
Ir Bruyns ziet het plan als een toekomstvisie. Men late het groeien en vrage nu niet naar kosten.
Z.i. is echter het station verkeerd ontworpen. Het wordt een zakgat. Ook de plaats is verkeerd. Een station moet niet staan aan een interlocalen weg. Een verder bezwaar is, dat het centrum is ontworpen op een plaats, waar nu het centrum der stad niet is. Dat kan groote kapitaalverspilling worden bij latere centrumverplaatsing.
De heer Wils verdedigt de plaats van het station. Het zakgat is gemakkelijk op te lossen. Het station is slechts een schets. De plaats van het H.S.M.-station verwerpt hij absoluut. De ontwerpers hebben alle wegen op het station willen samenbrengen. Het huidige centrum van den Haag zal zich naar de behoefte vanzelf verplaatsen, meent hij.
De heer Fokker (tuinarchitect) vecht het standpunt der ontwerpers in zake natuurschoon aan. Hij is beslist tegen het aanleggen van den weg door de Boschjes; hij roemt de intimiteit dier Boschjes (hilariteit). Hoe zal de verlichting van al die groote weg-pleinen zijn?
Prof. Rosse antwoordt: Er is geen bezwaar door de Boschjes te gaan, omdat door concentratie van het verkeer op den nieuwen weg de andere wegen stiller zullen worden. De verlichting is electrisch gedacht en verder zal bij overdekking zooveel mogelijk glas gebruikt worden.
De heer P. Schotte vraagt: Wat zal het plan kosten? Op een millioentje ziet hij niet, maar hij wil toch eenig geldelijk richtsnoer.
De heer Wils wil het cijfer zeggen, als de heer Schotte de uitvoering van het plan waarborgt.
De heer Vrijenhoek repliceert. De heer Wilks heeft hem niet goed begrepen. Hij herinnerde aan de oude projectie van de gemeente Den Haag. De ontwerpers wijken daar kardinaal van af.
Baron v. Lynden (dir. Rijksgebouwendienst) meent, dat de ontwerpers voor hun stoutheid hulde en dank verdienen. (Applaus). Er is moed voor noodig om te spreken zooals de heeren deden. (Applaus).
De heer Vrijenhoek heeft als man van de praktijk juist gesproken, maar men moet het groote plan in dit stadium niet becritiseeren in details. Het moet, meent hij, Den Haag aangenaam zijn, met zoo’n project kennis te maken.
Is het echter denkbaar, dat de Spoorwegen hun rangeerterrein willen opgeven? Waar moeten de spoorwegen rangeeren of „rangeeren de ontwerpers deze uit”?
De heer Wils meent, dat er allang fusieplannen bij de spoorwegen bestaan. De ontwerpers hebben daarmee rekening gehouden. Over een nieuw rangeerterrein hebben zij nog geen besluit genomen. Waar een wil is, is een weg. (Appl.).
Slotwoord van ir. Collette.
De voorzitter vat het gesprokene kort samen. Het is gebleken, dat er belangstelling voor het plan bestaat. De ernstige discussie leverde daarvan het overtuigendst bewijs.
Spr. zou niet willen spreken van „een droom van een architect”, maar van „een droom van vooruitstrevende menschen”, want dan kunnen ook niet-architecten meedroomen, mee er over denken en mee naar uitvoering verlangen.
Spr. deelt het gesprokene door baron Van Lynden: Geen detailkritiek, maar aanvaarding van het geheel als uitgangspunt voor een werkelijke verbetering van Den Haag. Dat de ontwerpers daarvoor gelegenheid boden, stemt spr. tot dankbaarheid. (Appl.).
Spr. noodigde ten slotte tot de Vereeniging als lid toe te treden, opdat de Vereeniging de belangen van Den Haag met vrucht kan blijven behartigen. De vergadering werd daarop gesloten.