Anoniem/Jeroen Bosch/Lezing door dr. J.L.A.A.M. van Rijckevorsel

Jeroen Bosch
Lezing door dr. J.L.A.A.M. van Rijckevorsel
Auteur(s) Anoniem
Datum Woensdag 30 november 1938
Titel Jeroen Bosch
Krant Algemeen Handelsblad
Jg, nr 111, 36583
Editie, pg Avondblad, 13
Opmerkingen Herri met de Bles vermeld als Herry met de Bles, Pieter Huys als Peter Huys, Gillis Mostaert als Gilles Mostaert, Lubbert Das als Bibbert Das
Brontaal Nederlands
Bron kranten.kb.nl
Auteursrecht Publiek domein

JEROEN BOSCH


Lezing door dr. J. L. A. A. M. van Rijckevorsel.


      Het bestuur van het Bisschoppelijk Museum te ’s-Hertogenbosch heeft een dezer dagen een wetenschappelijken avond gehouden, waar de onder-voorzitter van dat bestuur, jhr. dr. J. L. A. A. M. van Rijckevorsel, een lezing heeft gehouden over Jeroen Bosch, dit vooral met het oog op een belangrijke vraag, die gesteld is omtrent een paar schilderijen, welke in het bezit van het museum zijn.
      Nadat de voorzitter, mgr. prof. dr. Th. Goossens, de vergadering had geopend met een woord van welkom aan de aanwezigen, speciaal aan jhr. dr. Van Rijckevorsel, gaf hij het woord aan den spreker.
      Na eerst eenigermate Jeroens tijd te hebben belicht met zijn bijgeloof, helle-angsten, geloofsbotsingen en politieken strijd, beschreef spreker hoe uit dezen heksenketel de wondere gestalte van een Jheronimus Bosch opduikt. Zijn leven is even rijk aan raadsels als zijn werk. Zijn geboortejaar is tot nu toe onbekend; men neemt aan 1450. Enkele malen wordt hij genoemd in de registers der Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, waarin ook zijn dood is opgeteekend, 1516. Verscheidene werken, w.o. zes voor de St. Jan, zijn verdwenen evenals die op het slot Pardo. Moeilijk is een chronologie van zijn werken te geven, zij zijn nooit gedateerd. Zijn invloed is te constateeren op verscheidene kunstenaars uit eigen land, zooals Herry met de Bles, Jan Mandijn, Peter Huys, Gilles Mostaert en later Pieter Bruegel.
      Aan de hand van uitstekende lichtbeelden behandelde spreker o.a. het paneel: Het uitsnijden van de key, in het Prado te Madrid. Het kan worden opgevat als het eerste werkelijke genreschilderij in de Nederlanden. Bosch geldt dan ook als de eerste schilder der volkskunst. In dit genre zouden hem later een Pieter Aertsen en Bruegel, een David Teniers o.a. en zelfs een Jan Steen volgen. Op dit


JEROEN BOSCH: Johannes de Dooper.


werk staat als spreuk: Meester snijt die keye ras, mijne name is Bibbert Das. Merkwaardigerwijze schreef Jan Steen op zijn dergelijke voorstelling: Altemael en wij te bey (bedoeld wordt hier de kwakzalver zelf en zijn vrouw) leutert die male key. Het leuteren der key beteekent meer of minder zot zijn. Zoo moet men ook de spreuk bij Bosch opvatten.


      Na verscheidene werken te hebben getoond, besprak dr. Van Rijckevorsel het narrenschip, dat zich in het Louvre bevindt. Dit moet wel samenhangen met „de blauwe schuyte”, welke medetrok in de ommegangen der Lieve Vrouwe Broederschap te ’s-Hertogenbosch. De hooiwagen, het merkwaardige groote paneel in het Escorial, waarvan de spreuk ontleend is aan Jesaia: „Alle vleesch is als gras”, toonde spreker en hij verklaarde, hoe de groote waarde ligt in de geweldige spanning der figuren onderling en de merkwaardig evenwichtige compositie. Al ziet Jeroen in zijn heiligen wel de zegenrijke overwinning over alle helsche bekoring, toch staat hij hier tegenover als iemand, die, wat de beslissing in dien strijd betreft, vol angstige voorgevoelens is: de kunstenaar ziet zelf vol spanning toe. Het meest en het liefst geeft Jeroen zijn H. Hieronymus, zooals op het paneel te Gent, te midden der duivelsche verlokkingen in vollen strijd tusschen goed en kwaad. Er heerscht een deprimeerende stemming op die paneelen. Ook het Laatste Oordeel, Berlijn, geeft meer de kwellende monsters dan de hemelsche verlossing te zien. Alleen de linkervleugel van den tuin der aardsche lusten, Madrid, schenkt in het aardsche paradijs verademing en een rustpauze.


      Na nog verscheidene merkwaardige werken te hebben getoond, o.a. de Aanbidding der drie koningen in het Prado, de Kruisdraging te Gent met de scherpe profiel- en monsterkoppen, wees de spreker nog op geestelijke overeenkomsten zooals met Pisanello’s Raphael en St. Michael, in het Louvre, met de typische monsterfiguurtjes, maar vooral op de Bekoring van St. Antonius door Grünewald te Colmar, waaraan de geest van Bosch moeilijk geheel vreemd kan zijn.


      Na de aanwezigen dank te hebben gebracht voor hun aandachtig gehoor, besloot de spreker in zijn functie als onderdirecteur van het Bisschoppelijk Museum met een opwekking, dit zoo belangrijke museum door milde bijdragen te steunen.

Overige vindplaatsen

bewerken
  • Anoniem (1 december 1938) ‘Jeroen Bosch. De meester der helsche voorstellingen’, De Tijd, Avondblad, p. 5.