Anoniem/Onthulling van de Emmabank in het Voorhout

Onthulling van de Emmabank in het Voorhout
Auteur(s) Anoniem
Datum Zondag 19 juni 1938
Titel ‘Onthulling van de Emmabank in het Voorhout. Een door haar eenvoud ontroerende plechtigheid’
Krant Het Vaderland
Jg 70
Editie, pg {{{editie}}}, Ochtendblad A, p. 1
Brontaal Nederlands
Bron kranten.kb.nl
Auteursrecht Publiek domein

Onthulling van de Emmabank in het Voorhout


Een door haar eenvoud ontroerende plechtigheid


GISTERMIDDAG hebben wij ons derde monument ter nagedachtenis van onze onvergetelijke Koningin Emma in deze stad gekregen. Zooals men weet, is het een geschenk van de Orde der Vrijmetselaren, die haar streven in Koningin Emma als ’t ware zag belichaamd.

      Er was groote belangstelling van het volk buiten de omheining; daarbinnen zagen wij het hoofdbestuur der Orde, vele vrijmetselaren, den burgemeester en den secretaris der gemeente en eenige raadsleden, benevens bouwmeester Jan Wils en vele dames.
      Klokslag drie trad kolonel H. van Tongeren, Grootmeester der Orde, naar voren, om ongeveer het volgende te zeggen.

Toespraak van den Grootmeester.

      Na in den Burgemeester het Gemeentebestuur gedankt te hebben voor den ondervonden steun en de bereidwilligheid het monument te aanvaarden, vervolgde spr: Ik zou slechts in herhalingen vervallen, indien ik thans in den breede zou gewagen van hetgeen Koningin Emma voor het Nederlandsche volk heeft beteekend en wat wij aan Hare Majesteit te danken hebben. Het zij mij vergund er op te wijzen, dat in de overleden Vorstinne die menschelijke eigenschappen vereenigd waren, welke wij, vrijmetselaren, als de hoogste maçonnieke deugden beschouwen: verdraagzaamheid, naastenliefde en verheven plichtsbetrachting.
      Wat ons volk verloren heeft bij Haar heengaan, hoe kan het beter tot uitdrukking worden gebracht dan door de gevoelvolle woorden van Hare Dochter, onze geëerbiedigde Koningin, toen Zij er op wees, dat Koningin Emma voor ons allen een Moeder is geweest, Wier liefhebbend hart ons allen heeft omvat. En H.M. Koningin Wilhelmina liet hierop volgen: „Als volk in gedachten saam te staan om dat sterfbed, doet een heel bijzonderen en hechten onderlingen band ontstaan en verlevendigt op zoo bijzondere wijze ons aller saamhorigheidsgevoel”.
      Uitingen willende geven aan dit saamhorigheidsgevoel hebben de Nederlandsche Vrijmetselaren, als loyale vaderlanders, reeds in Juni 1934 in beginsel besloten een eenvoudig gedenkteeken op te richten, — eenvoud sierde ook het leven van Koningin Emma, — een gedenkteeken, te plaatsen nabij het Paleis, waar Zij gedurende Haar gezegend leven heeft gewoond en waar bij Haar heengaan zoo talrijke scharen, door enkele oogenblikken eerbiedig te toeven aan Haar baar, uit innerlijken drang deden blijken van hunne genegenheid en aanhankelijkheid voor Haar. Die voor alles was de „Koningin-Moeder”.
      Het is 1934 genomen besluit is thans tot uitvoering gekomen. Een woord van dank past hier aan allen, die daartoe hunne medewerking hebben verleend: aan het Gemeentebestuur van ’s-Gravenhage, dat het geschenk der Orde heeft willen aanvaarden; aan de leden der Orde, die de aanbieding mogelijk hebben gemaakt; aan de deelnemers aan de door onze Orde uitgeschreven prijsvraag; aan de jury en aan de uitvoerders, waarbij dan met name wel mogen worden genoemd de heeren P. J. Th. Schumacher, de winnaar der prijsvraag en Jan Wils, die ons ter zake technisch van advies heeft gediend en die het eindontwerp, in overleg met den heer ur W. van der Vegt, directeur der Gemeentewerken, heeft uitgevoerd, terwijl ook de naam van den heer G. Keuzenkamp, die voor de keurige bewerking van den steen heeft gezorgd, niet onvermeld mag blijven.
      Het resultaat van ons gezamenlijk streven zij dan thans van zijne omhulling ontdaan!
      Nadat het omhulsel was weggenomen, zeide spr nog: „Zoo moge dan deze bank tot uitdrukking brengen onze dankbaarheid voor het lichtend voorbeeld, dat de Koningin-Moeder ook voor ons, vrijmetselaren, door Hare grootsche opvatting van het leven, heeft gegeven, èn onze liefde voor het Vorstenhuis, waartoe ook Zij heeft behoord”.
      Vervolgens vroeg hij den Burgemeester het geschenk over te nemen.

De Burgemeester aanvaardt het geschenk

      Ik zeg zeker niet te veel, als ik U en Uwe Orde verzeker, dat het Gemeentebestuur U oprechte hulde brengt voor Uwe daad van burgerzin om deze bank aan de Gemeente te schenken ter eere van de nagedachtenis van wijlen H.M. Koningin Emma.
      Het ware toch onjuist om een mindere waardeering van Uwe daad af te leiden uit de zeer geringe meerderheid, waarmede de Raad, na uitvoerige discussie, tot aanvaarding van dit geschenk besloten heeft.
      De bezwaren, door een minderheid ingebracht, golden immers uitsluitend de plaats, waar de gevers deze bank wenschten te zien opgericht. Men zal het, dunkt mij, in den Raad moeten prijzen, dat hij zoozeer overtuigd is van de nationale waarde, die wij in ons Voorhout bezitten, dat hij met de grootste angstvalligheid waakt tegen alles wat zou strijden met den aard van dit monument van natuur en stedebouw.
      Als Constantijn Huygens, de lofdichter van het Voorhout, nog leefde, zou hij stellig tevreden zijn over de uit ’s Raads discussies sprekende zorg voor de ongerepte schoonheid van deze lustwarande. Huygens toch, die in vervoering had uitgeroepen:

Laet ick dan mijn ooge welden
Over d’een of d’ander kant,
’k Vinder altijd — groene weiden,
Met gestichten om-geplant;
Yemand zal mij konnen thoonen
Of meer huysen, of meer houts,
Maer waer sagh men oyt bewoonen
Zoo veel Stads, in zoo veel wouds?”

      In elk geval heeft ’s Raads beslissing te grooter waarde, nu zij niet inhield een bloote, onverschillige berusting in den wensch der schenkers, maar duidelijk gebleken is, dat althans een meerderheid deze bank op deze plaats een aanwinst acht voor het Voorhout, terwijl het eenstemmig werd toegejuicht, dat aan de vereerde nagedachtenis van Koningin Emma een derde monument in deze stad zou worden gewijd.
      Staande op deze plek gaan wij als vanzelf in gedachten terug naar de droeve dagen van Maart 1934, toen — Gij, Mijnheer de Voorzitter, hebt er reeds aan herinnerd — uren en uren lang hier een eindelooze rij van mannen en vrouwen een laatste eerbiedige hulde kwam brengen aan de geliefde Vorstin, Wier stoffelijk omhulsel onder een schat van bloemen bedolven, opgebaard stond in de hal van Haar Paleis, van waaruit Zij zoovele jaren met al wat s-Gravenhage of Nederland bewoog had medegeleefd.
      Als de toegewijde Regentes van ’t Koninkrijk, als de voorbeeldige Moeder, die Haar Koninklijke Dochter met evenveel wijsheid als liefde voorbereidde voor de taak, die Haar wachtte, zal Koningin Emma immer met eere worden genoemd in de geschiedenis van ons volk. In de herinnering van het huidige geslacht blijft echter bovenal het lieve beeld van de grijze Koningin-Moeder, die, uit het staatkundig leven teruggetreden, met Haar helder verstand en Haar warme hart oprecht belang bleef stellen in alle lief en leed van Nederland, van ’s-Gravenhage bovenal.
      Deze bank bindt nu, naar wij hopen voor ongetelde jaren, den naam van Koningin Emma aan het Voorhout, waar Zij leefde en werkte, toen de hooge taak, die Zij in het Paleis aan het Noordeinde te vervullen had gehad, volbracht was.
      Het zal voor de gemeente ’s-Gravenhage een eerezaak zijn het geschenk tot in lengte van dagen te onderhouden.
      De Burgemeester heeft daarop het geschenk aanvaard.
      Het eenvoudige en toch zoo decoratieve monument is geheel gemaakt van witte italiaansche travertinsteen. Het meet 8 m in de lengte en 1,50 m in de hoogte, terwijl het rust op zes bronzen consoles. De eigenlijke zitbank bestaat uit zeer duurzaam purpurhout.
      Op de voorzijde zijn het Nederlandsche en Waldeck Pyrmontsche wapen gebeiteld. Tusschen de wapens staan in één regel de woorden:
      In dankbare herinnering aan en ter vereerende nagedachtenis van H.M. Koningin Emma.
      In kleine letters onderaan den achterkant leest men, ook in één regel, de woorden:
      Aangeboden door de Orde van Vrijmetselaren onder het Groot-Oosten der Nederlanden in het jaar 1938.
      De verdeeling van den ruggewand in drie deelen symboliseert de maçonnieke begrippen: Wijsheid, Kracht en Schoonheid.
      Voor den vrijmetselaar zijn ook de vloerplaat en de trede herkenningsteeken.
      Het geheel voegt schoonheid toe aan ons onvolprezen, historische Voorhout.
      Na afloop der plechtigheid heeft het Gemeentebestuur het bestuur der Orde op de thee in Hotel des Indes genoodigd.