Stijl.
„Leeken” in ’t vak hebben vaak afgevraagd wat toch wel cubisme en futurisme en dudaisme in de Kunst mag beteekenen?
Velen hebben getracht het hun uit te leggen, doch veel wijzer zijn ze er niet van geworden. Zij willen wel niet zeggen met een onzer oude letterkundigen: stijl is de kunst om elkaar knollen voor citroenen te verkoopen. Maar zij krijgen bij het lezen van een cubistisch vers of het zien van een futuristisch schilderij toch wel een gevoel of hun voor de citroenen die zij vroegen, knollen in de hand worden gestopt.
Of wat dunkt de lezer van onderstaand aan het Mei-nummer van „De Stijl” ontleende „cubistisch” gedicht door I. K. Bonset, dat X-beelden heet en luid als volgt:
’k word doordrongen van de kamer waar de tram doorglijdt
ik heb ’n pet op
orgelklanken
van buitendoormijheen
vallen achter mij kapot
kleine scherven
BLIK BLIK BLIK
en glas
kleine zwarte fietsers
glijden en verdwijnen in mijn beeltenis
+ LICHTn
de ritsigzieke trilkruin van den boom
versnippert het buitenmij
tot bontgekleurde stof
de zwartewitte waterpalen
4 × HORIZONTAAL
ontelbare verticale palen
en ook de hooge
gekromde blauwe
RUIMTE
BEN IK
Zijn ze er nu achter?
Een werkman in zijn roode taal noemde het snert-poëzie!
|