Anoniem en Petrus Herman Scheltema/De Schoonheidscommissie en de Mij. Park Zorgvliet

De Schoonheidscommissie en de Mij. Park Zorgvliet
Auteur(s) Anoniem en Red.
Datum Zaterdag 10 oktober 1914
Titel Ingezonden Stukken. De Schoonheidscommissie en de Mij. Park Zorgvliet.
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 49, 41, 287-288
Brontaal Nederlands
Bron [1] en [2]
Auteursrecht Publiek domein

[287]


287


Ingezonden Stukken.


DE SCHOONHEIDSCOMMISSIE EN DE MIJ. PARK ZORGVLIET.


      De Schoonheidscommissie voor de gemeente ’s-Gravenhage, in het leven geroepen om te waken voor het behoud van het stadsschoon en te zorgen voor de verhooging van de aantrekkelijkheid van ’s-Gravenhage uit aesthetisch oogpunt beschouwd, beweegt zich uit den aard der zaak veelal op het gebied der critiek en wel in het bijzonder bij de beoordeeling van de bouwontwerpen, waarover zij haar oordeel moet uitbrengen. Zij schijnt daardoor zoo van critiseeren doordrongen te zijn, dat zij, in het jaarverslag van haar verrichtingen in 1913, zichzelf geen critiek bespaart.
      Jammer, voor haar, is die een afbrekende, voor zoover haar adviezen voor de bebouwing van het park Zorgvliet betreft, die, zooals zij schrijft, een belangrijk deel vormen van de door haar uitgebrachte.
      Over haar adviezen omtrent de bebouwing van het Gemeentepark bij den Klatteweg, laat de commissie zich niet in bijzonderheden uit.
      Bevredigt het resultaat van die adviezen de commissie meer dan dat van de voor Zorgvliet uitgebrachte?
      Zij schrijft: „De commissie kan zich niet ontveinzen, dat een alleszins aesthetisch bevredigend geheel hier (op Zorgvliet) tot dusverre niet is verkregen en zij vreest dat zulks op den duur in nog mindere mate het geval zal blijken”.
      Dus ontevredenheid over het verkregen resultaat van een groot deel van haar bemoeiïngen en vrees voor nog minder bevrediging in de toekomst, kan het hopeloozer?
      De commissie schrijft het onbevredigende resultaat op Zorgvliet in hoofdzaak aan tweeërlei oorzaak toe: Ten eerste zijn de terreinen feitelijk te klein voor de gebouwen die er op zijn geplaatst en de villa’s zijn te massaal gebouwd, het tweede bezwaar is een ver doorgevoerd individualisme bij den bouw der villa’s.
      Tot toelichting laat de commissie hierop volgen: „Be houdens enkele uitzonderingen, die de commissie hebben doen zien, dat zij bij haar critiek nog strenger zal moeten zijn dan tot dusverre, voldoen de gestichte gebouwen elk voor zich wel aan niet te hoog gestelde aesthetische eischen, wat betreft vorm en verhoudingen, maar elk architect bouwt hier naar eigen opvattingen; een ontwerp dat op zich zelf goed is, kan nezwaarlijk worden geweigerd, zoolang niet bepaald is, dat de bebouwing van een bepaald karakter moet worden gehouden. Zoodoende ontstaat een zeer heterogeen complex, waarin niet zelden het eene gebouw zeer weinig met het naastgelegen harmonieert.”
      Het eerste bezwaar, dat de terreinen te klein zouden zijn voor de villa’s die er op zijn geplaatst is misschien niet ongegrond, doch vindt zijn oorzaak in den hoogen kostenden prijs van het terrein.
      Een vergelijking tusschen de afmetingen der villaterreinen van het Park Zorgvliet en van dat aan den Klatteweg, welke laatste door de gemeente beduidend kleiner zijn verkaveld, moge dienen om aan te toonen dat Zorgvliet er zooveel mogelijk naar heeft gestreefd om het karakter van villapark te verkrijgen.
      Dat de bebouwers van de dure terreinen zich aan de als minima voorgeschreven afstanden tusschen de villa’s hebben gehouden, spreekt vanzelf, doch de Schoonheidscommissie had het in de hand om te zorgen, dat de villa’s niet den massalen indruk konden maken die, volgens de commissie òf onmiddellijk, òf na door haar aangegeven wijzigingen, zijn goedgekeurd. Is toen het „massale” van de villa’s aan de aandacht van de commissie ontsnapt of bepaalden de verlangde wijzigingen zich tot onderdeelen van minder beteekenis?
      Het komt ons echter voor, dat de Schoonheidscommissie onbekend schijnt te zijn met een voorname reden, waarom in het Park Zorgvliet, volgens haar meening, zoo massaal gebouwd wordt, het ligt toch op haar weg te trachten daarin verbetering te brengen.
      Een der oorzaken is, dat de bepalingen voor de bebouwing, opgemaakt in overleg met de directie der gemeentewerken en de Maatschappij Het Park Zorgvliet, door B. en W. voorgesteld en door den gemeenteraad vastgesteld door toepassing volgens de letter, niet voldaan hebben, aan de bedoeling van de regeling. Hoewel de voorgeschreven afstand tusschen de villa’s (voor enkele villa’s 20, voor dubbele 15 en voor drievoudige 10 meter) voor de enkele en dubbele villa’s resp. 5 en 10 M. grooter is, dan de afstanden tusschen de villa’s in het Park aan den Klatteweg, worden telkens belemmeringen in den weg gelegd om het maken van uitbouwen, in de bouwbepalingen toegelaten, zooveel mogelijk te verbieden.
      Door deze weigering ontstaan juist de vierkante massale gebouwen, want niemand koopt 1½ of 2 M. grond over de geheele diepte van het terrein, bij, om een uitbouw van enkele meters breed te maken, en de uitbouwen geven juist het afwisselend aspect, door uitbouwen krijgt men balcons, erkers en dergelijke, die het massale aan de villa’s ontnemen. De schuld ligt dus aan onoordeelkundige toepassing van de vastgestelde voorwaarden van de bebouwing.
      Een recent voorbeeld is, dat de goedkeuring voor den bouw van een villa is geweigerd, omdat de vastgestelde 20 M. niet werd gemeten uit de gevels zelf, maar uit een keldergat, dat ter breedte van 60 centimeter onder den grond buiten den gevelmuur uitstak, doch aan den afstand tusschen de gebouwen geen afbreuk deed. Het is nu begrijpelijk, dat met dergelijke toepassingen van de bepalingen, het massaal bouwen op Zorgvliet bevorderd wordt.
      Het kan ook wel zijn dat vanwege de gemeente ’s-Gravenhage, n’en déplaise de Schoonheidscommissie, het massaal bouwen wordt voorgestaan; de in Zorgvliet gebouwde bruggen wettigen eenigszins dit vermoeden.
      Het als tweede bezwaar genoemde „verdoorgevoerde individualisme” met de toelichting „elk architect bouwt hier naar eigen inzicht en volgens eigen opvattingen”, is....... geen bezwaar. Wel zou het door de commissie aangegeven denkbeeld, om te bepalen dat de bebouwing van het Park in een bepaald karakter moet worden gehouden, bezwaarlijk zijn toe te passen. De door de commissie beoogde harmonie zou daardoor niet worden bereikt doch wel een met geweld gewrongen eenvormigheid en eentonigheid. Harmonie ontstaat uit verschil in vormen, mits goed toegepast: dáárvoor kan de Schoonheidscommissie waken, maar dat valt niet gemakkelijk.
      Dan die vrees voor de toekomst! De commissie wil zich zelf daarmede toch geen brevet van onmacht uitreiken? Zij wijst op de naar haar meening bestaande leemten in het tegenwoordige, kan zij dan haar invloed niet aanwenden om die in de toekomst te vermijden? Of moet het antwoord op deze vraag afgeleid worden uit de verder in het jaarverslag volgende mededeeling, dat de commissie in den loop van het verslagjaar eenige vergaderingen heeft gewijd aan de bespreking van de vraag op welke wijze het doel dat bij instelling van het instituut der Schoonheidscommissie heeft voorgezeten, beter tot zijn recht kan komen?
      Moet deze laatste vraag in bevestigenden zin beantwoord worden, dan zou het misschien overweging verdienen dat de commissie haar functiën zoo lang opschort totdat dit gewenschte doel zal zijn bereikt.


[288]


288


      Intusschen komt het ons voor dat, ten opzichte van het Park Zorgvliet, de angst voor de toekomst niet groot behoeft te zijn, ja zelfs gerust achterwege kan blijven. In samenwerking met de directies der gemeenteplantsoenen en gemeentewerken, zijn op verschillende punten reeds belangrijke beplantingen gemaakt, worden de fraaie oude boomen zooveel mogelijk gespaard en zullen ongeveer vijfduizend nieuwe boomen worden bijgeplant. Hierbij mag wel vermeld worden dat om één zeer fraaien boom te behouden, de oorspronkelijk voor een villabouw bestemde plaats eenige meters verderop is aangewezen.
      Dit en de aanleg van de vele tuinen zal zeker bevorderlijk zijn om, ondanks dan het „massale” van de bebouwing, het karakter van villapark voor Zorgvliet, in de toekomst volkomen te verzekeren. Of dit juist is ingezien zal eerst kunnen blijken over eenige jaren wanneer het Park Zorgvliet geheel bebouwd en beplant zal zijn.


      Namens de N. V. Mij Het Park Zorgvliet.


DE DIRECTEUR.


      Den Haag, 18 September.


      Het jaarverslag van de Schoonheidscommissie is opgenomen in ons nummer van 5 September j.l. Het gaf ons geen aanleiding, er eenige beschouwing aan toe te voegen, maar bij nadere overweging kunnen wij ons voorstellen, dat de Directeur der Mij. Park Zorgvliet zich niet met de critiek der commissie kan vereenigen. Ook zonder dat men er aan denkt, dat de Gemeente ’s-Gravenhage zelf een villapark aan den Klatteweg exploiteert en dus verplicht geacht kan worden, daar allereerst te toonen, hoe zij meent dat het behoort, komen de argumenten der commissie, waar zij betreffen de oorzaken van het weinig bevredigend resultaat op Zorgvliet, weinig steekhoudend voor en blijft er niet veel van over, na de verklaring, die de Directeur er van geeft.
      Er zijn aardige huizen gebouwd op Zorgvliet en ook leelijke, dit geeft vanzelf afwisseling en, wat de commissie noemt, een heterogeen complex, maar wij gelooven, dat dit verre te verkiezen is boven een van overheidswege voorgeschreven karakter.
      Het groote publiek merkt de disharmonie niet op, maar vindt integendeel, dat Zorgvliet den indruk maakt, dat alles te veel uit eenzelfde Duitsche fabriek afkomstig is. Aan dit oordeel behoeft men nu wel geen waarde te hechten, maar het geheel onopgemerkt te laten is ook niet verstandig, want het groote publiek zal, zij het dan ook wellicht voorgelicht door meer bevoegden, ten slotte het eindoordeel uitspreken.


Red.