Architectura/Jaargang 5/Nummer 23/Een wapen voor de Koningin
‘Een wapen voor de Koningin’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 23 (zaterdag 5 juni 1897), p. 112. Publiek domein. |
[ 112 ]EEN WAPEN VOOR DE KONINGIN.
In de Haarl. Ct. geeft de heer m. c. wildeman, adj.-archivaris, een ontwerp voor een wapen voor de Koningin. Officieel is zulk een wapen nog niet vastgesteld, en daarom kan het — met het oog op aan te brengen versieringen bij de inhuldigingsfeesten — zijn nut hebben belanghebbenden er op te wijzen, hoe een wapen kan worden vervaardigd, waarbij noch tegen de traditie noch tegen de heraldische wetten wordt gezondigd. Aan de beschrijving, door den heer wildeman gegeven, ontleenen wij het volgende:
De tekst van art. 1 van het K. B. van 24 aug. 1815 (Stbl. no. 46) luidt woordelijk a. v.:
„Het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden, zoowel als dat van Ons en Onze Successeuren, Koningen der nederlanden, zal bestaan in Ons aangeboren geslachtswapen van nassau, zijnde een klimmende leeuw van goud, getongd van keel, op een veld van azuur, bezaaid met gouden blokken, welk wapen Wij alsnu vermeerderen door te bepalen, dat de leeuw zal zijn gekroond met een koninklijke kroon, en dat hij in den rechter voorklauw een opgestoken zwaard houden zal, en in den linker een bundel pijlen met gouden punten, de punten omhoog en de pijlen met gouden lint te zamen gebonden.”
In het ontwerp nu is het schild ruitvormig volgens de regelen der heraldiek, wijl het hier een Vrouwspersoon betreft. De koninklijke kroon, die het schild dekt heeft de heer W. ongevoerd afgebeeld, omdat juist daardoor de rang wordt aangegeven. — Geheel ten onrechte wordt bij ons de koningskroon dikwijls gevoerd in beeld gebracht, terwijl gezaghebbende schrijvers eenparig van meening zijn, dat de voering bij een koningskroon niet zichtbaar mag wezen.
Art. 7 van opgemeld K. B. zegt:
„Alle Onze wettige Descendenten, zoo vrouwelijke als mannelijke, zullen tot dekking hunner wapenschilden de koninklijke kroon en tot schildhouders of tenants twee gekroonde leeuwen voeren.”
De bedoeling zal hier wel geweest zijn „Nassausche leeuwen” dus van goud, en geen natuurlijke leeuwen, die men zich moeielijk met kronen kan voorstellen. Twee heraldische, met koningskronen versierde leeuwen, plaatste de heer er dus als tenants. Uit aesthetisch oogpunt bracht hij ter weerszijden van het schild twee banieren aan, waarvan de (her.) rechts geplaatste vertoont het wapenschild van Nassau (een klimmende leeuw van goud, getongd van keel, op een veld van azuur, bezaaid met gouden blokken), terwijl de (her.) links, het wapen Châlons-Orange-Génevois voorstelt (1 en 4 Châlons; 2 en 3 Orange met hartschild Génevois). Rondom het schild hangt het lint met bijou van ridder-grootkruis der Militaire Willemsorde, de eerste of hoogste Nederlandsche ridderorde, waarvan H. M. de Koningin grootmeesteres is.
De historische wapenspreuk moet ontbreken, eerstens omdat deze bij vrouwenwapens niet van toepassing zijn, en ten andere, omdat in meergemeld K. B. van 21 aug. 1815 uitdrukkelijk in art. 8 wordt gedecreteerd, dat alleen de mannelijke Descendenten het devies „Je Maintaindrai” zullen voeren.
Aangaande den wapenmantel valt niets bijzonders te zeggen. Bij het K. B. is hij vergeten, doch wordt sedert officieel ingevoerd.