[ 51 ]— De circulaire van de Rotterdamsche vereeniging Vrije Kunst, hier de vorige week aangekondigd, werd ons deze week toegezonden. Daaruit blijkt, dat de taak, die deze vereeniging zich voorstelt te verrichten, zeer veelomvattend is, „in onderlinge kritiek, in eerlijk streven naar waarheid en oorspronkelijkheid zoekt ze de kracht, die noodig is om de belangstelling van het publiek in kunstenaars en hun arbeid aan te moedigen.” Daar en elders zullen voordrachtavonden en exposities worden georganiseerd, een serie „artistiek uitgevoerde boekwerken” zullen worden uitgegeven en daardoor zal worden getoond dat in Rotterdam, „dat buitenaf de niet eervolle reputatie heeft, dat alle kunst er noodzakelijk kwijnen moet” toch iets goeds tot stand kan komen.
Wij veronderstellen, dat men buitenaf al zeer tevreden zal zijn als slechts een van deze voornemens in alle opzichten goed tot uitvoering komt en het niet al te spoedig zal blijken dat wanneer werkelijk de grond zoo ongeschikt is voor cultuur, betere toestanden niet maar even te maken zijn.
Intusschen zij het streven onze volle sympathie betuigd met den raad niet al te veel wat vorm betreft door te gaan op de manier van het rondgezonden programma.