Arnhemsche Courant/Jaargang 124/Nummer 15586/Frederik van Eeden-genootschap
Arnhemsche Courant, maandag 12 april 1937
‘Frederik van Eeden-genootschap. De oprichting van „De Eendracht”’ door een anonieme schrijver, tweede blad, p. 3 |
FREDERIK VAN EEDEN-GENOOTSCHAP.
De oprichting van „De Eendracht”. |
In het Carlton-hotel te Amsterdam vond l.l. Zondag de zesde bijeenkomst plaats van het Frederik van Eeden-genootschap, onder voorzitterschap van jhr. dr. Nico van Suchtelen. De bestuursleden dr. A. W. van Renterghem, jhr. dr. N van Suchtelen en dr. H. W. van Tricht werden als zoodanig herkozen. Er ontspon zich een geanimeerde discussie over de plaats, waar het monument ter nagedachtenis van Van Eeden zal moeten verrijzen.
Des middags sprak prof. mr. I. B. Cohen over „Frederik van Eeden en de oprichting van gemeenschappelijk grondbezit”.
Vervolgens behandelde de heer F. W. H. Emons „de oprichting van „De Eendracht”.” De maatschappij „De Eendracht” is in 1904 met een philantropische strekking, immers als middel om de slachtoffers der staking van 1903 aan een nieuw bestaan te helpen, door dr. Frederik van Eeden, Reens, Hummeling en spreker opgericht.
Die sociale beteekenis van „De Eendracht” nu lag hierin, dat gebleken was dat er groote behoefte onder het volk bestond om doelmatiger te sparen voor huishoudelijke zaken.
Van een aansluiting bij „Gemeenschappelijk grondbezit”, hetgeen aanvankelijk in de bedoeling lag, is niets gekomen. De débâcle, die in 1907 gekomen is, is in hoofdzaak het gevolg geweest van de exploitatie van eigen winkels zonder vakkundige leiding.
In het jaar 1907 was Van Eeden op handelsterrein volkomen verslagen, of liever ten offer gevallen van zijn eigen tekortkomingen op dat gebied. Hij kan zich niet beklagen, dat hij onvoldoende gewaarschuwd geworden zou zijn. Integendeel, maar hij wilde, gelijk als ieder, de school des levens voleinden.
De reorganisatie door spreker ter hand genomen, kwam hierop neer, dat alle eigen winkels geliquideerd werden en daarvoor in de plaats contracten gesloten met speciale zaken. Toen bleek, dat de spaarzegelkas niet geheel verloren was, verbond spreker er een voorschotbank aan, een afdeeling, die hij reeds terstond bij de stichting van „De Eendracht” aanbevolen had, doch waarvan men niets weten wilde. Zelfs in 1907 gaf hij Van Eeden andermaal dien weg aan, doch hij weigerde en wenschte terug te keeren naar zijn studeerkamer, om zich uitsluitend aan litterair werk te wijden.
Tot 1924 is de zaak met groot succes door spreker geëxploiteerd en toen in drie N.V.’s ondergebracht, welke ook heden nog bestaan. Slechts sedert 1933 werken zij onder moeilijke omstandigheden als gevolg van een grove dwaling, welke gelegen is in de geldschieterswet, waarbij men te onzaliger ure deze bedrijven heeft gemeend te moeten betrekken en waarmede, zooals dat heet, het kind met het badwater wordt weggespoeld.
Tenslotte gaf dr. A. Saalborn een voordracht uit „Waarvan leven wij?” en uit Van Eeden’s lyrisch werk.