Bataviaasch Nieuwsblad/Jaargang 54/Nummer 167/Avondblad/De Kunst van Hieronymus Bosch

De Kunst van Hieronymus Bosch
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 17 juni 1939
Titel De Kunst van Hieronymus Bosch
Krant Bataviaasch Nieuwsblad
Jg, nr 54, 167
Editie, pg Avondblad, Derde blad, [2]
Opmerkingen Jheronimus Bosch vermeld als Hieronymus Bosch, Desiderius Erasmus als Erasmus, Adriaen Brouwer als Brouwer, Adriaen van Ostade als Ostade, Jan Steen als Steen
Brontaal Nederlands
Bron kranten.kb.nl
Auteursrecht Publiek domein


Hieronymus Bosch : „De verloren zoon”


De Kunst van Hieronymus Bosch


Duitsch werk over den Grooten Brabander


Wereld vol Demonen


      In de serie „Kunstbücher” van de Alex Juncker Verlag te Berlijn verscheen als derde nummer „Hieronymus Bosch, Das Werk des Malers ausgewählt und eingeleitet von Friedrich Markus Huebner. Mit 8 Farbtafeln und 24 Kunstdrucktafeln.”
      Bewerker en uitgever hebben het gelukkig getroffen met elkander.
      Dr. Huebner, die als geleerde en journalist sedert jaren thuis is in Nederlandsche kunst en kunstkringen, heeft hier veel medewerking ondervonden bij de samenstelling van zijn werk en hij heeft over de uitvoering van zijn boek niet te klagen.
      Wij geven hier zijn inleiding in ’t kort weer.
      Een groot kunstenaar, die geboren werd omstreeks 1450 en stierf in 1516, aan den vooravond dus van de Reformatie, moet wel beroerd zijn geweest door de golven van humanisme en hervorming, al is zijn figuur en zijn historische plaats in dien veelbewogen tijd lang niet zoo duidelijk als de persoonlijkheid van Erasmus bijvoorbeeld. De Duitsche schrijver legt den nadruk op de breuk met het geloof der Middelleeuwen en op de daarmee verband houdende nieuwe kunstopvatting, die wereldsch is en individualistisch. Hij zegt het modern, ja sterk modern : „das Können macht sich selbstherrlich”; dat gaat op volgens hem voor de kunst in het algemeen, om het even of zij een Madonna of een koolstronk heeft af te beelden.
      Het humanisme, aldus schr., keert de Nederlanden meer van het Oosten naar het Westen, het Nederlandsche ras geeft „Grootnederlandsche” mogelijkheden voor de toekomst prijs, het „verengt” zijn horizon en bepaalt zich alsmeer tot het „pure Holländertum”.
      Zoo betoogt dr. Huebner.
      Vóór het zoover gekomen is echter en juist op het punt waar de oude en de nieuwe cultuur uiteengaan, rijst dan voor ons de werkelijk nog groot-Nederlandsche gestalte van Jeroen Bosch, die geen „Holländer” is. Hij is geboren in de Noordbrabantsche hoofdstad, waar zijn vader, waarschijnlijk een Akenaar van afkomst – hij heet immers Jan van Aken – als artistiek ambachtsman meewerkt aan de versiering der kathedraal. En Aken ligt aan den anderen kant van de Maas dan waar „Holland” ligt; het Nederlanderschap van Bosch is dus zoo ruim mogelijk te nemen.



Hieronymus Bosch (Zelfportret)


      Geniale figuren als Jeroen Bosch, Rembrandt en Vincent van Gogh ziet de Duitsche schrijver als eenzamen, die los zijn van de „Hollandsche picturale levensordening”.
      Zij komen onverwacht en zijn plotseling als de stoot van een aardbeving; zij komen uit de diepste schachten van het volkswezen. Ook al leven zij het maatschappelijk en het kunstleven van hun tijd mee als de anderen, zij zijn eenzamen en zoeken eenzamen. Vandaar Jeroen Bosch’ voorliefde voor het schilderen van kluizenaars.
      Levensbijzonderheden kennen we weinig van hem. Wij weten dat hij glasontwerpen en schilderingen maakte voor de St. Jan, dat hij lid was van de O.L. Vrouwebroederschap, dat hij getrouwd was en een huis had op de Groote Markt. Er zijn legenden, dat hij te Antwerpen en te Brussel, zelfs te Madrid zich heeft opgehouden. Allemaal onbewezen verhalen! Zijn leven is feitelijk een historisch raadsel en het is dan ook niet mogelijk een cataloog van zijn werken samen te stellen : Men weet te weinig van den tijd van hun ontstaan, vandaar dat de een een bepaald werk aan het begin van zijn loopbaan plaatst, terwijl de ander het thuisbrengt onder zijn laatste prestaties.
      Mogelijk heeft de schilder die onbekendheid gewild; misschien had hij goede redenen om die onbekendheid opzettelijk in de hand te werken. Zeker diende die onbekendheid zijn „eenzaamheid” zooals dr. Huebner die ziet.
      De vorm van Bosch’ schedel en gestalte geeft den schrijver gelegenheid tot ethnologische en psychologische bespiegelingen, die verband zoeken tusschen dat uiterlijk en de innerlijkste wezenstrekken van zijn kunst. Bosch is realist en visionnair. Hij geeft onbarmhartig rake caricaturen naar lichaam en ziel, maar als een wijze die niet verbitterd is. Door de potsierlijkste grimassen heen suggereert hij ons een kern van levensechte werkelijkheid.
      Met zijn kermisgasten, bedelmonniken, kwakzalvers en vagebonden heeft hij het gebied der schilderkunst verbreed; zonder zijn voorgaan kan men Hollandsche en Vlaamsche zedenschilders, Brouwer, Ostade en Steen zich moeilijk denken, meent dr. Huebner.
      Bosch’ moraliseerende kunst wist schijnheiligen en huichelaars op meestterlijke wijze te ontmommen. ’t Is of hij zich omgeven heeft gezien van werkelijk bezetenen : zóó was hij thuis in de wereld der demonen.
      Met moderne diepte-psychologie, droomsymboliek of de leer van „complexen” en „verdringingen” komt men bij Jeroen Bosch niet uit... Het gaat bij hem niet om het in beeld brengen van individueele drang- en driftgeheimenissen : hij zag de wereld van zijn tijd als een pandaemonium, en dit was het met onuitputtelijke geestigheid behandelde object van zijn scheppenden ernst en spot. Hij dramatiseert het zedelijk leven van zijn dagen zooals het zich voordoet aan zijn schouwenden blik. Hij toont zich daarbij een typisch vertegenwoordiger „des germanisch-nordischen Menschen”.
      Hij schijnt velerlei werk tegelijk onderhanden te hebben gehad en telkens van het eene op het andere te zijn overgegaan. Het eene oogenblik was hij naarstig bezig met het schilderen „eines rein gegenständlichen Geschehens”, het andere oogenblik was hij verzonken in de beschouwing „unfasslich visionären Modelle”.
      Men vindt dit alles en nog veel meer met wijsgeerige bespiegelingen omkleed en met voorbeelden toegelicht in Huebners van groote bewondering getuigende studie. Hij ziet in den geheimzinnigen meester nog eenmaal „alle Grundmächte des germanisch-niederländischen Seelenturms” loswoelen; hij ziet hem als een held die met den tijdgeest heeft geworsteld.