Beschrijving der schilderijen op 's Rijks Museum te Amsterdam/Beschrijving der schilderijen

[1]


BESCHRIJVING DER SCHILDERIJEN.


CHRISTOFORO ALLORI.

Geboren te Florence 1577—1621 te Florence overleden. (*)
Leerling van zijnen vader Alessandro Allori.

No. 1.
No. 1.
Judith, het hoofd van Holophernes dragende.

H. 130. B. 107. D. Fh. levensgroot.

Judith, in geel zijden damast met loshangenden mantel op den rug, het hoofd ontbloot, en het zwarte haar in losse bevallige krullen, houdt een zwaard in de regterhand, en in de linker-, bij eene haarlok, het bruine baardige hoofd van Holophernes. Achter haar bij eene gordijn is eene oude vrouw, met het hoofd in doeken gewikkeld, wier gelaat alleen zigtbaar is. Voor in den hoek staat een bankje met een fluweelen kussen. — Het is eene herhaling der schilderij, in het paleis Pitti te Florence.

      Gegraveerd door P. A. Tardieu in de Galerie Pitti, en door Jazet.


JAN ASSELIJN.

Geboren te Antwerpen 1610—1660 te Amsterdam overleden.
Leerling van jezaias van de velde.

No. 2.
No. 2.
Toespeling op de waakzaamheid van den Raadpensionaris Joan de Witt.

H. 139. B. 169. D. Dh. levensgroot.

      Eene groote witte zwaan, met uitgespreide vlerken en gekromden hals, verdedigt haar nest met eijeren tegen eenen zwemmenden krulhond.
      Onder de zwaan leest men: “De Raadpensionnaris.”
      Op een der eijeren leest men: “Holland.”
      Bij den hond leest men: “Den viand van de Staat.”

      Gemerkt:

      Verkooping J. Gildemeester, 1800, te Amsterdam, ƒ 95.


      (*) Paul Mantz, Histoire des Peintres de toutes les écoles.

1      


[2]


2

JAQUES ANDRÉ JOSEPH AVED.

Geboren te Douai 1702—1766 te Parijs overleden. (*)
Leerling van bernard picart en le bel.

No. 3.
No. 3.
Portret van Prins Willem IV.

H. 106. B. 67. D. Hh. 12.

      Ten voeten uit in volle wapenrusting, staande aan het strand en met de regterhand naar de uitzeilende vloot wijzende. Hij heeft een blaauw lint over den linkerschouder en eene roode sjerp om de middel. Aan zijne voeten ligt een kanon, een helm en een driekleurig vaandel.

      Gemerkt:       Gemerkt:


LUDOLF BACKHUIZEN.

Geboren te Emden 1631—1709 te Amsterdam overleden.
Leerling van allard van everdingen.

No. 4.
No. 4.
De Raadpensionaris Joan de Witt zich, als Bevelhebber, in 1665 aan boord van de Hollandsche vloot begevende.

H. 89. B. 137. D. Fh. 23.

      Op den voorgrond ter linkerzijde de Raadpensionaris in Admiraalskostuum, zijne echtgenoot in een paars satijnen overkleed, met eene wijde kap over het hoofd, benevens een bediende. Achter hen, langs het strand, eene eerewacht; verder naar de regterzijde zitten eene menigte visschers met vrouwen en kinderen op den grond; eenige bedienden kruijen en dragen koffers en pakken naar een havenhoofd, bezet met krijgslieden, die reeds gedeeltelijk in kagen en ligters naar de vloot, in het midden van de schilderij zigtbaar, overgebragt worden. Vooraan zeilt het schip Hollandia.

      Achterop was vroeger een papier, waarop met de eigene hand van Backhuizen geschreven stond:

      “Dit schilderije verbeeldende het vertrek van den Raad-pensionaris Joan de Witt den 13 Sept 1665 na boord van het schip Hollandia

      (*) Zie Christiaan Kramm, bl. 34, Amsterdam, Diederichs, 1856.


[3]


3
3
ludolf backhuizen
“met de groote Vloot, bestemt tegen Engeland, is ter gedachtenisse geschildert door Ludolf Backhuizen Ao. 1671.”
Gemerkt:

      Gekocht voor ƒ 1600.


No. 5
No. 5
Gezigt op het IJ voor Amsterdam, van den Mosselsteiger genomen.

H. 79. B. 65. D. Fh. 14.

      De Mosselsteiger en een trap maken den voorgrond uit. Op den eersten staat Backhuizen zelf, geheel in het zwart; bij hem zit een visscher op eenige koffers en kisten. Op den trap ziet men iemand in Admiraalskleeding tegen de leuning rusten; een matroos, een pak op den rug dragende, hoort naar zijne bevelen; aan diens linkerzijde staat een visscher, naar de haven gerigt; voor dezen op de trappen en op eenen kruiwagen zitten eenige vrouwen en kinderen; pakken, kisten, roeiriemen en touwwerk liggen op den steiger, waarachter een beurtschipper van wal steekt. Vele vaartuigen liggen voor anker, nemen lading in, verlaten de haven of zijn reeds onder zeil.
      Het water is zacht kabbelend, en de lucht zeer lichtblaauw, met enkele wolken aan den horizon.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 1005.


No. 6.
No. 6.
Eene woelende zee, bij wegdrijvende stormbui.

H. 53. B. 67. D. Fh. 11.

      Tusschen een zeilend beurtschip en een verder voor anker liggend oorlogsvaartuig varen een paar schepen; in het verschiet ziet men eene, flaauw door de zon verlichte, stad. Op den voorgrond, regts op het strand, een bejaard visscher, met blaauwen borstrok en zwarte broek aan, eene jeugdige vrouw, met eenen witten doek om het hoofd, en een, door eenen hond vergezelden, jongeling, een vat dragende, waarop de naam van den schilder met het jaartal geschreven staat. Daarachter ontwaart men nog een zeilend schip;

1*      


[4]


4
4
ludolf backhuizen.

het water is sterk golvend en de lucht naar de regterzijde zeer donker.

      Gemerkt:       Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 1525.


JAN DE BAEN.

Geboren te Haarlem 1633—1702 te Amsterdam overleden.
Leerling van piemans en Hacker.

No. 7.
No. 7.
Portret van den Raadpensionaris Joan de Witt.

H. 120. B. 94. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; zwarten toga met breed afhangenden, platten, linnen kraag, waarover het lange donkerbruine haar nederhangt, hij houdt de linkerhand op de borst; de regterarm is op een bazement geleund. In den achtergrond ziet men een gedeelte van ’s Lands Vergaderzaal te ’s Gravenhage.

      Gegraveerd door L. Visscher.


No. 8.
No. 8.
Portret van Cornelis de Witt, Burgemeester van Dordrecht.

H. 120. B. 94. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; Admiraalskostuum, grijs van kleur, rijk met gouden galon en franje, en met zwarte strikken versierd. Het zwaard hangt aan eenen rijk gestikten bandelier; om den hals heeft hij eenen kanten kraag, waarover het lange haar nederhangt, en in de regterhand den bevelhebbersstaf. In den achtergrond ziet men eenige voor anker liggende oorlogsschepen. Het hoofd komt tegen eene roode gordijn uit.


No. 9.
No. 9.
De Lijken van de Gebroeders de Witt.

H. 67. B. 54. D.

      Aan eene galg hangen de mishandelde lijken. Op den voorgrond is een teekenaar, door eenen bediende bijgelieht wordende. De fakkel verlicht het geheele tafereel.

      Geëtst door C. Rogman.


[5]


5

DAVID BAILLY.

Geboren te Leiden 1584—1638 te Leiden overleden.
Leerling van pieter bailly, adriaan verburg en cornelis van der voort.

No. 10.
No. 10.
Portret van Maria van Reigersbergen, Echtgenoot van Hugo de Groot.

H. 18. B. 14. K. Hu. 45.

      Borstbeeld in zwarte zijde met moesjes; eene gouden keten slingert zich door de wijduitstaande punten van eenen breed geplooiden kraag; op den boezem is de kraag zaamgevat met eene roset van rood lint; zij is met eene roos gekapt.

      Gemerkt:       Gemerkt:


HENDRIK VAN BALEN.

Geboren te Antwerpen 1560—1632 overleden.
Leerling van adam van oort.

No. 11.
No. 11.
Hulde van Bacchus aan Diana.

H. 38. B. 51. P. Fh. 25.

      Diana, in eene roode draperie, zittende aan den voet van eenen boom, waaraan velerlei jagttuig hangt, ontvangt de hulde van Bacchus, die, door Saters gedragen, met zijnen stoet haar eenige vruchten komt aanbieden. Eene vrouw brengt haar eenig wild, bij haar staat een hondje. Op den voorgrond is eene groep jeugdige Saters bezig met druiven en meloenen in een bekken op te stapelen; daarbij liggen vruchten en vogels. In den achtergrond ziet men muzijkmakende Saters en twee vrouwen, waarvan de eene een vat op het hoofd aandraagt. Het verschiet is rots- bosch- en bergachtig, in den stijl van Breugel behandeld.

      Kabinet van Heteren.


[6]


6

DIRK BARENTZ (BARENDSEN).

Geboren te Amsterdam 1534—1592 te Amsterdam overleden.

Leerling van doove barend en titiaan.

No. 12.
No. 12.
Portret van Ferdinand Alvarez de Toledo, Hertog van Alva.

H. 48. B. 37. P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld, geharnast, met de Orde van het Gulden Vlies om den hals en eene roode sjerp over den schouder. Het haar is donker, de baard grijs.

      In den achtergrond leest men: Ferdinand Duc D’ALVA en ter linkerzijde no. 20.


JAN BEERSTRAATEN of BEERESTRATEN.

No. 13.
No. 13.
De Schippersbeurs en Nieuwebrug aan den IJ-kant te Amsterdam.

H. 82. B. 98. D. Fh. 12.

      Stadsgezigt bij winter. Men ziet er de vroeger, bij de Nieuwebrug gestaan hebbende, Schippersbeurs en daarbij een gebouwtje, met 1560 in den gevel. Op den tweeden grond zijn de hoekhuizen van het Damrak en verder eenige schepen en de Haringpakkerstoren. De stoffaadje is zeer rijk; onder de voornaamste groepen ontwaart men eenen boer, eene ijsslede met zakken en manden trekkende, terwijl eene boerin die voortschuift; voorts wandelende Heeren en Dames, eenen Jood, zijne waar uitventende, eene koopvrouw met eenen kruiwagen, aan eene Marker visschersvrouw iets afwegende, een meisje met een kind, een paar kooplieden met eenen visscher, en verscheidene schippers en sjouwers bij de beurs.

      Gemerkt:       Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 500.


[7]


7
7
jan beerstraaten
No. 14.
No. 14.
De puinhoopen van het oude Stadhuis te Amsterdam, na den brand van 7 Junij, 1652.

H. 106. B. 141. D. Fh. 9.

      De puinhoopen van het Stadhuis van de noordzijde, in het midden de steenen toren, en ter linkerzijde een gedeelte van den Dam en de Waag. Eenige gewapende burgers houden de wacht en andere personen bezien de bouwvallen. Op een brok muur zit een schilder te teekenen, eenige andere figuren staan bij hem. Bij den toren dragen eenige mannen water aan.

      Gemerkt:       Gemerkt:

      Verkooping 29 October, 1818, Amsterdam ƒ 200.


No. 15.
No. 15.
Zeeslag tusschen de Hollandsche en Engelsche vloten, op den 12den Junij, 1666.

H. 172. B. 274. D.

      In het midden zijn de beide vijandelijke Admiraalsschepen in hevig gevecht. Van het Hollandsche schip wordt de top van den grooten mast met vlag en wimpel afgeschoten. Op den voorgrond zinkt het Engelsche schip de Pellikaan; twee booten, reeds met volk gevuld, trachten de zwemmende soldaten en matrozen te redden. Ter linkerzijde zijn vier schepen vechtende; de Rozekrans, een Hollandsch schip, is in het midden en reeds in brand geschoten. Voor zinkt een schip en zijn een brander en booten bezig het volk te redden. Ter regterzijde zijn andere schepen in geveeht, waarbij twee Engelsche schepen in zinkenden toestand; eene menigte zeelieden en soldaten klimmen op de raas en de stengen.

      Gemerkt:       Gemerkt:

      Verkooping G. vak der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 540.


CORNELIS BEGA.

Geboren te Haarlem 1620—1664 te Haarlem overleden.
Leerling van adriaan van ostade.

No. 16.
No. 16.
Een oud Man in eene Studeerkamer.

H. 40. B. 33. Fh. 14.

      Een, in het zwart gekleede oude man, met eenen langen


[8]


8
8
cornelis bega.

bruinen baard, zit in peinzende houding, met den linkerelleboog op de knie en de hand onder het hoofd, door een zwart kalotje gedekt, in eenen bekleeden leuningstoel voor eene schrijftafel vol boeken en bundels papieren; achter hem staat eene kast met boeken. Het vertrek schijnt een zeer eenvoudig opkamertje.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 195.


No. 17.
No. 17.
Het Boeren-Concert.

H. 45. B. 40. D. Fh. 19.

      In eene herberg ziet men eene menigte vrolijke boeren en boerinnen; een staand man bespeelt de viool en een zittende den bas; eene vrouw en een man zingen en hebben vele toehoorders. Omgekeerde tonnen, tot tafels dienende, banken, ledige kruiken, enz. geven een schilderachtig aanzien aan het binnenhuis. Achterin is door eene openstaande deur een boerenhuis zigtbaar.

      Gemerkt:

      Verkooping Antonij Sijdervelt, 1766, ƒ 178.
      Kabinet van heteren.


ALBERT VAN BEIJEREN.

No. 18.
No. 18.
Stilleven met Visschen.

H. 71. B. 83. D. Vh. levensgroot.

      Op eene tafel liggen zeer fijn gesneden schelvisch, bot, eene moot zalm en eenige mosselen, waarbij een emmer en eene kan, een mes, doek, manden en een haak.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam, ƒ 25.


[9]


9

NICOLAAS BERCHEM.

Geboren te Haarlem 1623—1683 te Arasterdam overleden (*).
Leerling van pieter claasze berchem, jan van goien, nicolaas moijaart, pieter fransz de brebber, jan wils en babtist weenix.

No. 19.
No. 19.
Italiaansch Landschap.

H. 14. B. 16. K. Dh. 1.

Welligt het kleinste van dezen Meester.

      Aan den oever van een meer, waaraan hooge steile rotsen palen, drijven eenige herders en herderinnen hun vee voort.
      De verlichting is bij avondzon.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 345.


No. 20.
No. 20.
Landschap hij Winter.

H. 39. B. 49. P. Fh. 8.

      Op het ijs bij eene bierbrouwerij laden vier lieden eene slede met biervaten; een wit afgespannen paard staat nevens hen bij eene andere slede, en daarbij een paar blaffende honden; verder zijn op het ijs twee mannen met kolven bezig, terwijl een jongen zijne schaatsen aanbindt. De brouwerij is in eenen stadswal; deze strekt zich uit tot eene poort, waarbij aan een palenhoofd eenige ingevrozen schepen liggen. Het verschiet is een uitgestrekt ijsveld, de lucht is donker van toon.
      Deze schilderij heeft veel overeenkomst met de volgende, waarvan zij de tegenhanger schijnt te zijn.

Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 21.
No. 21.
Landschap bij Winter.

H. 38. B. 47. P. Fh. 9.

      Op het ijs langs eenen stadswal staat een wit paard,


      (*) Hij is den 23sten Februarij, 1683, in de Westerkerk te Amsterdam begraven, en heeft op de Lauriergracht over den Burgemeester Huijdecoper gewoond. Zie C. Kramm.


[10]


10
10
nicolaas berchem.

voor eene slede gespannen, en eet uit eenen op het ijs liggenden zak; twee lieden staan er bij, de een, in eenen pels, heeft eene bonten muts, de andere, in een graauw lang buis, eenen hoed op het hoofd. Meer naar voren bij een walletje knielt een jongen om zijne schaatsen aan te binden; bij hem snuffelt een hondje. Op den tweeden grond sleept een man eenen bos sprokkelhout op het ijs en een ander loopt achter eene slede. De stadswal links is zeer schilderachtig, en eindigt met een gedeelte van eenen hoektoren, op uitspringende lagen gebouwd. Daarachter verbindt eene steenen brug den wal met eenen schuin wegloopenden dijk; achter dezen ziet men eenen kalkoven en een huis met boomen. Aan de andere zijde der figuren liggen in het verschiet een paar schepen aan den dijk. De lucht is somber en zwaar.

      Verkooping Mevrouw Bicker, 1809, Amsterdam ƒ 3040.


No. 22.
No. 22.
De drie Kudden.

H. 43. B. 65. P. Fh. 8.

      Bergachtig Italiaansch landschap, sterk door de ondergaande zon gekleurd, op den voorgrond een herder, in eene vacht gekleed, met breedgeranden, spitsen, bruinen hoed op het hoofd, op eenen muilezel. Bij hem loopt een knaap, in een lang donkerblaauw buis, met eene mand aan den arm en eenen stok in de hand, en een hond. Zij drijven een drietal ossen en eenige schapen naar den achtergrond. Een tweede herder, met een rood buis aan, jaagt, in vollen draf, eene kudde schapen, door eenen diepen weg, in tegenovergestelde rigting. Op den tweeden grond, langs eenen muur, gaat een derde herder, met eene herderin, op eenen ezel gezeten, en eene kudde schapen. Het landschap is bergachtig en boomrijk; vooraan ter regterzijde eenige sierlijke, opgaande boomen. De lucht is helder en slechts met dunne wolken bezet.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808. Rotterdam ƒ 3025.


No. 23.
No. 23.
De Ossendrift door het Water.

H. 36. B. 61. P. Fh. 9.

      In eene bergachtige, boomrijke vlakte, op den voorgrond


[11]


11
11
nicolaas berchem.

drijven eenige herders eene kudde ossen door het water. Eene vrouw, met eene blaauwe keurs en eenen bruinen rok aan, zit tusschen manden en pakken, met een breed rood kleed bedekt, op eenen os, en spreekt tot eene andere vrouw, die, in eene roodbruine keurs, groene mouwen en eenen zwarten rok, blootshoofds, met eenen hond bij zich, door het water waadt en het spatten ontwijkt van twee stootende ossen; de eene, wit met zwarte vlekken, springt op eenen insgelijks springenden bruinen aan. Deze groep geeft ongemeen veel levendigheid aan dit fraaije schilderstuk. Daarachter ziet men nog drie vale ossen, waarvan er een met zakken en een blaauw kleed is beladen, en de tweede, die op den derden springt, door den herder met eenen stok geslagen wordt. Geheel regts staat een donkervale os, en links een hond. Al deze figuren staan in het water, terwijl aan den oever een man met eenen beladenen ezel en eenen hond aankomt, en over eene hoogte een andere ezeldrijver gezien wordt. Regts op den rotsigen oever staat eene groep sparreboomen, op den tweeden grond aan groote zware notenboomen grenzende. Het verschiet vertoont over de vlakte eenen hoogen bergrug; de lucht is met lichte zomerwolkjes bedekt en warm van kleur.

      Gemerkt:

      Verkooping Mev. van Heemskerk, 1770, ’s Gravenhage ƒ 1265.
      Kabinet van heteren.

No. 24.
No. 24.
Het Ponteveer.

H. 81. B. 103. D. Fh. 15.

      Aan den oever eener rivier, in een Italiaansch, bergachtig landschap, wachten herders en herderinnen, met eene groote menigte vee, op de overvarende pont. Op den tweeden grond zit eene vrouw, met gele keurs, bruin halsdoekje, blaauwen rok en blootshoofds, op eenen schimmel; zij geeft bevelen aan eene bij haar staande herderin, die in ’t zwart gekleed met eene bruine sjerp, eenen emmer draagt. Achter het paard vat eene vrouw met een bruin jak en eenen rooden rok een pak van den grond; meer naar voren is een jongen bezig iets te hechten aan het tuig van eenen loopenden ezel, beladen met manden met lammeren en een roodbont kalf; een bruin,


[12]


12
12
nicolaas berchem.

een wit schaap en een hond staan er ter linkerzijde bij. Op den voorgrond regts ligt een roode os, een schaap en een lam, en staat eene geit; daarachter zijn een drietal herders met lange stokken in de hand, ossen en schapen; links staan bij eenige steenen een os en een bok in het water. Digt bij den oever wordt eene pont, beladen met eenen herder op eenen muilezel en een paar ossen, door den schipper naar den oever gestuurd. Aan de overzijde der rivier ziet men weder andere herders met hun vee; onder den hoogen rotsachtigen kant liggen eenige schepen. Op den oever staan gebouwen aan eenen hollen weg, iets verder een ronde toren en geboomte. Het verschiet is bergachtig, en de lucht helder met drijvende wolken.

      Gemerkt:

      Verkooping Antonij Sijderveld, 1766, ƒ 1530.
      Verkooping Mevrouw Bicker, Amsterdam, ƒ 3040.


No. 25.
No. 25.
Ruth en Boas.

H. 104. B. 131. D. Fh. 48.

      Op den voorgrond staat Boas met eenen tulband op en eenen rooden mantel om; hij spreekt tot de, in geel satijn met blaauwen gordel, half Oostersch kostuum, geknielde Ruth; bij haar ziet men twee bokken, bij hem een paar windhonden; achter hen drijft een landman twee bruine, voor eenen ploeg gespannen ossen, een tweede ploeg staat er ontspannen naast. Ter linkerzijde zijn vier maaijers en eene garvenbindster aan den arbeid. In het bergachtig verschiet ontwaart men twee ploegende ossen en eenige landlieden.

      Gemerkt:

      Verkooping van Zwieten, 1731, ƒ 245.
      Kabinet van heteren.


[13]


13

GERIT BERCKHEIJDEN. (GERARD BERKHEIJDEN.)

Geboren te Haarlem 1645—1698 te Haarlem overleden.

No. 26.
No. 26.
Gezigt op den Dam te Amsterdam.

H. 32. B. 39. D. Fh. 4.

      De Dam met het voormalige Stadhuis, thans Paleis, de Nieuwe Kerk en een stuk van de Waag. Eenige kooplieden, onder welke sommige in vreemde Oostersche kleeding, schijnen daar beurs te houden. In het midden trekt een wit paard eene beladene slede. Bij de Waag zijn sjouwerlieden met goederen bezig; eene slede, met een bruin paard bespannen, wordt met eene baal bevracht; op den voorgrond staat een hond.

      Gemerkt:

      Verkooping 14 Augustus, 1828, Amsterdam ƒ 340.


HENDRIK BERCKMAX.

Geboren te Klundert 1629—1690 te Middelburg overleden.
Leerling van philip wouwerman, bossaert en jordaens.

No. 27.
No. 27.
Portret van den Vice-Admiraal Adriaan Bankert.

H. 111. B. 81. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; staande houding, den staf in de regterhand, en de linker- in de zijde gesteund. Om den hals een blaauw lint, waaraan een gouden penning hangt; deze penning een zeeslag voorstellende, heeft een randschrift, waarin het jaartal 1659 duidelijk leesbaar is; de medaille is dus waarschijnlijk later op het portret geschilderd. De achtergrond vertoont eenen zeeslag.

      Ter zijde op eenen muur leest men: Æ. T. 46
1648.
      Gemerkt:


[14]


14

DIRK VAN DEN BERGEN.

Geboren te Haarlem 1645—1689 overleden.
Leerling van adriaan van de velde.

No. 28.
No. 28.
Landschap met Herder en Vee.

H. 33. B. 47. D. Fh. 12. Dh. 10.

      Boomrijk en bergachtig landschap. Bij eene beek staat een bruinbonte stier en eene geelbonte koe, door eenen herder, in een blaauw buis, en een hondje bij zich, aan de horens vastgehouden. Iets verder drinkt eene grijsvale koe uit eene fontein. Ter linkerzijde op den voorgrond zijn drie liggende schapen en een staand. Het verschiet is bergachtig.

      Gemerkt:

      Gekocht voor ƒ 350.


No. 29.
No. 29.
De vechtende Ossen.

H. 35. B. 46. D. Dh. 10.

      Boomrijk en bergachtig landschap. Op den voorgrond twee stootende ossen; de eene is roodbont, de andere muisvaal; iets verder staat een roodbruine stier bij eenen knotwilg, en ontwaart men eenige grazende en liggende schapen. In den achtergrond zijn een ronde toren en de ruïne van een gebouw.
      Het schijnt de tegenhanger der vorige schilderij.

      Gekocht voor ƒ 350.


NICOLAS BERTIN.

Geboren te Parijs 1667—1736 te Parijs overleden.
Leerling van zijnen broeder, vernansalle, jouvenet en boulogne.

No. 30.
No. 30.
Jozef ontvlugt Potiphars huisvrouw.

H. 38. B. 32. P. Fh. 25.

      Zij verlaat geheel ontkleed het bed, en grijpt den blaau-


[15]


15
15
nicolas bertin.

wen mantel, dien Jozef over zijnen rooden rok draagt.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 31.
No. 31.
Susanna in het Bad.

H. 38. B. 32. P. Fh. 25.

      Susanna, bijna geheel ontkleed, wordt bij eene fontein door twee bejaarde mannen overvallen, waarvan de eene haar aanvat; terwijl ter linkerzijde, in de schaduw eener paarse draperie, de andere haar aanziet, de hand op zijne borst houdende. De groep is omgeven door groene heggen.

      Deze en de vorige schilderij schijnen tegenhangers.
      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


FERDINAND BOL.

Geboren te Dordrecht 1611—1681 te Amsterdam overleden.
Leerling van rembrandt van rijn.

No. 32.
No. 32.
Portret van Ferdinand Bol.

H. 125. B. 99. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; staande houding, in een wijd geplooid, geel damasten kleed met eenen donkerrood fluweelen mantel over den schouder. Hij leunt met den linkerarm op een Amor-beeldje, en houdt in de regterhand eenen wandelstok. Op den achtergrond ziet men eene kolom.
      Zijn hoofd is bedekt met eene lange, blonde pruik.

      De in hout gesneden lijst, met bloem- en loofwerk versierd, is uit den tijd, toen het stuk geschilderd werd.

      Geschenk van den Heer A. Brondgeest, 1849, te Amsterdam. (Het is als familiestuk altijd in handen zijner voorouders geweest.)


[16]


16
16
ferdinand bol.
No. 33.
No. 33.
Portret van den Beeldhouwer Arthur Quellinus.

H. 119. B. 97. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk. — Zittende spreekt hij tot den aanschouwer, met zijne regterhand eene beweging makende. Hij is gekleed in geel satijn, rooden wollen gordel met gouden kwasten; een amarant roode fluweelen mantel is los over den linkerschouder geslagen; een zwart kalotje bedekt gedeeltelijk zijn lang, golvend, blond hoofdhaar. In den achtergrond ziet men aan de regterzijde eene kolom en een kapiteel van een gebouw, en aan de linker- een Apollo-beeldje, en eenen lauwerkrans op eene balustrade.

      Gemerkt:


No. 34.
No. 34.
Portret van den Admiraal Michiel Adriaansz. de Ruijter.

H. 154. B. 135. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; zwart fluweelen rok met gouden knoopen, waaronder een in goud geweven kleed met oranjesjerp; om den hals de versierselen der St. Michiels-Orde, eenen ijzeren kraag en losse, kanten das met een zwart lint, den staf in de regterhand en de linker- in de zijde. Hij leunt op eene aardglobe, die op eene, met een rood kleed overdekte, tafel staat; daarbij ligt eene ontrolde kaart en een passer. Op den achtergrond bedekt eene donkerroode gordijn gedeeltelijk eene balustrade, waarover men de zee met voor anker liggende schepen ziet.

      Gemerkt:

      Gegraveerd door W. van Senus. Uitgegeven bij Frans Buffa & Zonen, te Amsterdam.

      Geschenk van de Staten van Zeeland.


[17]


17
17
ferdinand bol.
No. 35.
No. 35.
Eene Moeder met twee kinderen.

H. 164. B. 150. D. Fh. levensgroot.

      Eene bevallige vrouw, in een lichtrood zijden kleed met dunnen sluijer in het bruine haar, houdt met beide handen een ontkleed kind, dat, voor haar op een groen fluweelen kussen staande, haar liefkoost en omhelst. Een jeugdig meisje, in het bruin, met een gekleurd kapje op de bruine krulletjes, tilt een langharig hondje in de hoogte. Men ziet het geheel door eene nis. De achtergrond is eene zuilenrij met eene bruine draperie en een landschap.

      Gemerkt:

      Vroeger als schoorsteenstuk in een der Trippenhuizen geplaatst: waarschijnlijk een familieportret.


JAN en ANDRIES BOTH.

Geboren te Utrecht, omstreeks 1610—1650, andries te Venetië overleden en jan te Utrecht.
Leerlingen van abraham bloemaert.

No. 36.
No. 36.
Een Boerenerf.

H. 59. B. 48. P. Fh. 14.

      Op dit erf, omgeven van schuren en geboomte, en van achteren door de binnenzijde van eenen stadsmuur begrensd, ziet men op den voorgrond een wit paard en bruin veulen bij eenen wagen, waarop een boer manden laadt, en waarbij een jongen op eenen stok leunt. Op den tweeden grond zitten vijf krijgslieden te spelen; aan eene deur zit een oud man op een bankje. Links op den voorgrond staat een eikenboom.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Boreel, Amsterdam ƒ 610.


No. 37.
No. 37.
Italiaansch Landschap.

H. 45. B. 57. K. Fh. 7.

      Aan den oever eener rivier bij eenen weg, staat een Heer achter een wit paard, met eenen rooden mantel op den rug;

2      


[18]


18
18
j. en a. both.

daarbij zit eene vrouw op eenen bruinen muilezel, dien een man in een rood buis voedert; iets verder op den weg komt een wagen aan, door ossen getrokken. Bij deze figuren zijn, in het midden der schilderij, eenige opgaande ijle eikenboomen; regts is de grond rots- en heuvelachtig en met hout begroeid, en links ook de andere oever der rivier, met struiken bewassen; eene steenen brug, met eenen vierkanten toren er op, verbindt op den tweeden grond de beide boorden; iets verder staat een groote ronde steenen toren. Het verschiet is bergachtig, de lucht helder met zomerwolken.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 38.
No. 38.
Italiaansch Landschap met een Ponteveer.

H. 73. B. 87. D. Fh. Vr. te p. 13.

      Breede landweg. Eene Dame op een wit paard, en een Heer, in het rood, van een zwart paard gestegen, wachten op eene pont, waarin drie herders met ossen zijn; een schipper bestuurt het vaartuig. Op den tweeden grond, een rotsachtige oever, vertoonen zich eenige oude gebouwen en een muilezeldrijver met zijn beladen dier tusschen het geboomte en de struiken. Aan de overzijde van den stroom drijft een herder een paar ossen voort. In het verschiet bij eenen toren en eene gebrokene brug is de rivier zeer breed; aan den anderen oever is eene stad, aan den voet eens bergs gelegen.

      Gemerkt:

      Geëtst door J. Both, bchoorende bij de vier landschappen in de breedte.

      Gegraveerd door J. B. Tetar van Elven.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam, ƒ 3690.


[19]


19

SEBASTIEN BOURDON. (*)

Geboren te Montpellier 1616—1671 overleden te Parijs.
Leerling van zijnen vader en eenen anderen onbekenden Meester.

No. 39.
No. 39.
De Geestelijke Echt van de Heilige Catharina.

H. 89. B. 106. D. Hoofd. M. h. 9.

      In een Romeinsch landschap zit de Maagd Maria bij eenen boom, aan den oever eener rivier. In een donker blaauw, lang en wijd kleed, waaronder roode mouwen uitkomen, het donkere haar met eene roode muts en eenen witten sluijer bedekt, schijnt zij het kind Jezus, op haren schoot gezeten, de borst te wilien geven; Hij werpt zich in bevallige houding om, en biedt eenen ring aan de, ter regterzijde van Maria geknielde, Heilige Catharina, die, in jeugdigen leeftijd en met eene zeer bevallige houding voorgesteld, eene kroon op het blonde haar, en eene lichtgroene weêrschijnende draperie, los omgeslagen heeft. In de schaduw eener roode, aan eenen boom hangende, draperie bevindt zich, links achter Maria, de Heilige Anna, het hoofd in doeken gehuld. Jozef zit, in eenen rooden mantel gewikkeld, aan hare voeten, Maria den kleinen Joannes wijzende, die met een rieten kruis in de hand op den voorgrond staat; achter dezen laatsten ontmoet men eenige schapen, en geheel links, tegen de lijst, eenen herder. Rondom de figuren liggen bouwkundige fragmenten; achter hen vormt de rivier verscheidene watervallen; over het water zijn gebouwen, boomen, bergen en eene donkere, blaauwachtige lucht.

      Kabinet van Heteren.


RICHARD BRAKENBURG.

Geboren te Haarlem 1605—1702 overleden.
Leerling van adriaan van ostade.

No. 40.
No. 40.
Een Boeren-Binnenhuis.

H. 33. B. 27, P. Fh. 17.

      In eene boerenherberg zitten eenige landlieden te rooken en te drinken. In hun midden staat een beschonken boer met een pijpje in den mond, en op den achtergrond eene vrouw.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


      (*) Histoire des Peintres de toutes les écoles.

2*      


[20]


20

LEONARD BRAMER.

Geboren te Delft 1596.

No. 41.
No. 41.
Portret van Pieter Corneliszoon Hooft.

H. 100. B. 81. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; met de regterhand op eene tafel leunende, waar op eene rol papier en eene aardglobe geplaatst zijn, wijst hij met de linker-, door eenen handschoen gedekt, naar de globe. Over zijne zwarte kleeding draagt hij eenen platten kraag met kanten rand.

      Gegraveerd door A. Bloteling, te Amsterdam.

      In Publieke Verkooping gekocht ƒ 17.


JACOB DE BRAY, DIRK DE BRAY, J. VAN GATING en J. DE JONG.

No. 42.
No. 42.
De Overlieden van het St. Lucasgild te Haarlem.

H. 127. B. 180. D. Fh. levensgroot.

      Drie Overlieden zitten aan eene tafel, met een Smirnaasch tapijt bedekt, en drie andere staan achter hen; een knecht, met sleutels in de hand, wacht hunne bevelen. Vooraan zit een van hen met een rond gedreven basrelief in de hand; achter hem staan er twee, van welke de een op een bord schijnt te teekenen; bij dezen zit een ander met de hand onder het hoofd, terwijl eindelijk regts een hunner aan de tafel bezig is te schrijven, en de laatste achter hem naar het geschrevene wijst. Op de tafel staat eene geboetseerde groep. Aan den muur in den achtergrond ziet men drie schilderijen in vergulde lijsten.
      Men zegt, dat dit stuk de geschilderde portretten bevat:

van G. Mulraat, Deken, koperslager, door J. de Bray.
P. C. Mareelse,       „      „
Dirk de Bray, Sekretaris,       „      „
W. Knijf, gildeknecht,       „      „
J. de Bray, kunstschilder Dirk de Bray.
J. van Gating, J. van Gating.
J. de Jong, J. de Jong.

      Gemerkt:                  1675.


[21]


12

JAN VAN BREDA.

Geboren te Antwerpen 1683—1750 te Antwerpen overleden.
Leerling van zijnen vader. Volgeling van jan breugel en philip wouwerman.

No. 43.
No. 43.
Dorpsgezigt aan eene rivier.

H. 38. B. 55. P. Fh. 7.

      Op den voorgrond zijn vele figuren met paarden en wagens, in verschillende groepen, voorgesteld, op het water zijn schepen met en zonder zeilen.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.

QUIRIJN BREKELENKAM.

No. 44.
No. 44.
Een Binnenhuis.

H. 58. B. 44. P. Fh. 32.

      Een oud man met eenen witten baard, in een donkergraauw buis met bruine mouwen, zit, met eene bierkan in de hand, achter een haspelwiel, waarop een Bijbel ligt, hij spreekt met eenen bejaarden visscher, in het zwart, met eenen hoed op het hoofd, een mandje met visch in de regter- en den hengel in de linkerhand. Het binnenhuis is zeer eenvoudig.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 425.


No. 45.
No. 45.
Het hoekje van den Haard.

H. 59. B. 46. P. Fh. 32.

      In een binnenhuis zitten twee bejaarde mannen bij den haard; de eene in het zwart met platten kraag, houdt met de regterhand eene bierkruik op zijne knie; de andere, op een laag stoeltje, insgelijks in het zwart met den hoed op en grijze kousen aan, steekt zijn pijpje aan eene test met vuur aan.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 425.


[22]

JAN BREUGEL (de fluweelen).

Geboren te Brussel 1568—1625 te Antwerpen overleden.
Leerling van pieter Goekindt.

No. 46.
No. 46.
Stadsgezigt aan eene Rivier.

H. 14. B. 21. K.

      Vele schepen en schuiten, waarop men eene groote menigte figuurtjes ziet. Op den tweeden grond aan beide zijden de huizen eener stad; aan den oever links eene kerk en een toren.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 99.


No. 47.
No. 47.
Landschap aan eene Rivier.

H. 14. B 21. K.

      Ter regterzijde, de oever met hoog geboomte bezet, waardoor men bij vele gebouwen en schuren eenige lieden bespeurt. Aan den oever liggen schuitjes met menschen. In het verschiet zijn eenige zeilende schepen, en geheel naar achteren is eene stad.

      Kabinet van heteren.


No. 48.
No. 48.
Landschap aan eene Rivier.

H. 20. B. 26. K. Fh. 3.

      Aan den oever van eene breede rivier zijn vele vaartuigen; men ziet er eene menigte figuren, meest visschers en vrouwen, die de vaartuigen ontladen en de goederen wegdragen. In het verschiet is een dorpje, half verscholen achter opgaand geboomte.

      Kabinet van heteren.


No. 49.
No. 49.
Een Boschgezigt.

H. 16. B. 12. K. Fh. 1½.

      Aan den voet van eenen grooten, ouden boom zit Maria, met eenen blaauwen rok aan en witten tulband op, met een in het rood gebakerd kindje op den schoot; Jozef, met eenen breeden grijzen hoed op, bij haar staande, houdt eenen ezel vast.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, Junij, 1808, te Rotterdam ƒ 90.


[23]


23
23
jan breugel.
No. 50.
No. 50.
De fabel van Latona.

H. 36. B. 55. P. Fh. 6.

      Latona, in lichtroode wijde kleeding, knielt, in smeekende houding, op den linker voorgrond van een moerassig bosch aan den voet eens booms neder, een jong kind aan haren boezem drukkende; achter haar zit een weinig grooter kind. Door de biezen waden hier en daar boeren, die zich gedeeltelijk hebben ontkleed, en het water met stokken beroeren. Van twee hunner, die Latona dreigen, is reeds het gelaat in eenen kikvorschenkop veranderd.

      Kabinet van heteren.


PAULUS BRIL.

Geboren te Antwerpen 1556—1626 te Rome overleden.
Leerling van daniel wortelmans en mattheus bril.

No. 51.
No. 51.
Een bouwvallig Stadsgezigt.

H. 40. B. 56. K. Fh. 8.

      Een gedeelte van eenen Griekschen tempel staat op den tweeden grond, en eene zuilenrij een weinig ter zijde. Op den achtergrond is een bouwvallig gebouw met verwulfsels en vensteropeningen; het verschiet is bergachtig. In het midden ziet men eene kleine fontein met eenen waterbak, op den voorgrond tusschen hooge gronden en stukken steen zijn eene menigte figuren in veelkleurig Oostersch kostuum en eenige dieren.

      Kabinet van heteren.


MICHELANGIOLO AMERIGHI of MORIGI DA CARAVAGGIO. (*)

Geboren te Caravaggio, in het Milanesohe, 1569—1609 te Porto Ercole overleden.

No. 52.
No. 52.
De dood van Orion.

H. 150. B. 157. D. Fh. levensgroot.

      Hij ligt ontkleed, in het verkort, met het hoofd naar den aanschouwer, op den rug, op eene witte en eene roode dra-


      (*) Baldinucci.


[24]


24
24
caravaggio.

perie, die hem van het lijf schijnen gevallen te zijn. Een bijna naakte grijsaard, waarschijnlijk Esculapius, met eenen donkergroenen krans door het haar, knielt naast hem en schijnt, door zijne hand op diens hart te leggen, te onderzoeken of Orion nog leeft; bij hem is eene vaas met basreliefs. Achter deze beide beelden zweeft Diana, met een half maantje op het hoofd en in eene donkerblaauwe draperie gehuld, met de linkerhand naar den hemel wijzende, in eene wolk.

      Verkooping Mevrouw Liotard, 1827, Amsterdam ƒ 1000.


DAVID DE CONINCK.

Geboren te Antwerpen 1636—1687 te Rome overleden.
Leerling van jan fijt.

No. 53.
No. 53.
Eene Hertenjagt.

H. 186. B. 183. D. Dh. levensgroot.

      Een damhert vlugt uit het water over eene rots, en wordt door een zestal honden vervolgd, waarvan een het reeds in den achterpoot bijt; een andere hond wordt omvergeworpen, en een derde klimt uit het water over eenen boomstam; twee honden hebben halsbanden om, op den eenen staat R R, en op den anderen I te lezen.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 72.


No. 54.
No. 54.
Eene Beerenjagt.

H. 187. B. 182. D. Dh. levensgroot.

      Een beer wordt door vijf honden aangevallen. Op den halsband van een der honden staat: A. T.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 72.


[25]


25


CASPER DE CRAIJER.

Geboren te Antwerpen 1582—1669 te Gent overleden.
Leerling van raphaël van coxie.

No. 55.
No. 55.
De aanbidding der Herders.

H. 305. B. 220. D. Fh. levensgroot.

      De Maagd Maria, in het rood gekleed, met eenen purperblaauwen mantel en witten sluijer, zit over eene krib gebogen, waarin het kind Jezus ligt; de herders zijn er in aanbidding om heen geschaard; een van hen in een roodwollen kleed, met eene koperen kan bij zich, knielt op den voorgrond neder; daarachter leidt een staande Engel, met donkerpaarse vleugelen, een knaapje met eijeren, en herders met een lam. Achter Maria ziet men Jozef, eenen os en eenen ezel aan koorden vasthoudende. Uit de wolken dalen eenige Engelen, een wit lint in de handen dragende, waarop geschreven staat:

Gloria in excelsus Deo.

      De geheele groep is in eene ruïne geplaatst.


No. 56.
No. 56.
De afneming van het Kruis.

H. 306. B. 220. D. Fh. levensgroot.

      Joseph van Arimathea ondersteunt het ligchaam met zijnen linkerschouder; hij is gekleed in paars fluweel, met bruin bont omzet, en heeft eene gouden keten om den hals. Van de twee discipelen, die het ligchaam bij het bovendeel dragen is de eene, ter regterzijde, in vaal groen laken, de andere, ter linkerzijde, iets hooger geplaatst, het lijk met de regterhand ondersteunende, in hoogrood gekleed. Aan de voeten ziet men een bejaard man in prachtigen rooden rok; hier ligt Maria Magdalena geknield, in een rijk kleed van gele zijde met goud doorweven, en met edele steenen versierd. Ter zijde van het kruis staat de Maagd Maria, in diep verslagene houding, hare oogen op het ligchaam van haren zoon gevestigd; zij draagt eenen witten gestreepten sluijer en eenen lichtblaauwen mantel over een wit wollen onderkleed. Verder zijn er nog twee vrouwen. Op den voorgrond is een knaap met een koperen bekken, houdende water en eene spons, waarmede de wonden schijnen gewasschen te zijn; vóór op den grond ligt een doodshoofd, in het verschiet de stad Jeruzalem.


[26]


26

C. VAN CUYLENBURG.

Geboren te ’s Gravenhage.

No. 57.
No. 57.
Portret van den Schout-bij-Nacht Willem Crul.

H. 110. B. 85. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; een verrekijker in de regterhand; gekleed in eenen rok van blaauw laken met gouden borduursel, over een even zoo geboord rood vest; bij hem ligt een driekant hoedje met witte vederen, en staat eene hemelglobe. In het verschiet de zee met schepen.


ALBERT CUIJP.

Geboren te Dordrecht 1605—na 1683 te Dordrecht overleden. (*)
Leerling van zijnen vader jacob gerritze cuijp.

No. 58.
No. 58.
Een Ruitergevecht.

H. 48. B. 63. P. Fh. 9. Ph. 14.

      In een bergachtig landschap heeft een hevig Ruitergevecht plaats; dooden en gewonden bedekken den grond. Een wit paard zonder ruiter vlugt over den voorgrond.

      Gemerkt:


No. 59.
No. 59.
Landschap met Herders en Vee.

H. 104. B. 100. D. Fh. 12.

      In een bergachtig landschap aan eene rivier zijn twee herders, de eene te voet, de andere, alsmede eene herderin, op ezels gezeten, te midden van eene kudde hoornvee op eenen breeden landweg, langs rotsbrokken. Ter linkerzijde stroomt eene beek, waarlangs riet, braamstruiken en opgaande eikenboomen groeijen. In het verschiet zijn bergen, en aan de overzijde der rivier een oude toren tusschen de boomen zigtbaar.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van de Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 3860.


      (*) Immerzeel.


[27]


27


JACOB GERRITZE CUIJP.

Geboren te Dordrecht 1575.
Leerling van abraham bloemaert.

No. 60.
No. 60.
Een Hollandsch Gezin.

H. 97. B. 131. D. Fh. 68.

      Bij eene landelijke woning zit eene oude moeder, in het zwart gekleed, met eene muts op en eenen geplooiden kraag om; bij haar staan twee jongetjes, in bruingraauwe kleeding, het eene half op eenen bok gezeten; aan de andere zijde leunt een in lichtbruin gekleed meisje tegen haren schoot, een nog kleiner meisje in een geel pakje bij de hand houdende. Daarbij staan de vader en moeder, beiden in het zwart met breede kragen om, de man met den hoed op het hoofd. Achter deze groep is een kleine wagen, waarop een jongetje zit; de grootste jongen leidt het voor dezen wagen gespannen paard bij den toom.
      Achterop staat:

      “De Familie Portretten verbeeld voor hunne hofstede aan den Hoge Dijk buiten de Haarlemmerpoort te Amsterdam; van het geslagt van Meebeek Kruijwagen, waarvan de laatstlevende was Barbera Meebeek Kruijwagen, Huisvrouw van Jan Troost, Curator der desolate boedelkamer te Amsterdam; zij is begraven den 15 December 1699 in de Nkerk en was de moeder van Cornelis Troost Kunstschilder.”

      Gekocht van de Wed. Schol, te Amsterdam, voor ƒ 600.


H. DEMEIJER.

No. 61.
No. 61.
Het Overgaan der Stad Hulst.

H. 91. B. 152. P. Fh. 21½.

      Regts op den tweeden grond is een deftig rijtuig met een tweespan. Daarbij staat een andere wagen met zes paarden bespannen, waarvan de postillons en lakkeijen in demoedige houding naar het eerstgenoemde zien. Daarop volgt op den voorgrond een Overste, in het zwart met roode pluim, op een bruin paard, en drie, bij eene handkar met vaten zittende, figuren, van welke er een in een boek schrijft. Links is eene tent, waarbij Hoofdlieden, te paard, drinken; een hunner is van zijnen, voor de krib staanden schimmel afgestegen.
      Door eene vaart, op den tweeden grond, wordt een vlaggeschip getrokken; verder ziet men weiland met paarden en menschen; voorts de buitenwerken, de wallen der stad en de stad zelve. Op de rivier varen vele schepen.


[28]


28
28
h. demeijer.

      Op den voorgrond ligt eene rol papier waarop men leest:

“Het overgaen van de Stadt Hulst
“Op de 5 November 1645, H. Demeijer.”


SIMON VAN DER DOES.

Geboren 1653—1717 overleden.
Leerling van zijnen vader jacob van der does.

No. 62.
No. 62.
De lezende Herders.

H. 52. B. 42, D. Fh. 18.

      Heuvelachtig en boomrijk landschap; een meisje, in een rood jakje en blaauw rokje, zit te lezen; over haren schouder kijkt een, in het grijs gekleedde, jongen in het blad, dat zij in de hand houdt; voor haar zijn twee staande en een liggend schaap geplaatst. Op den tweeden grond ligt eene roode koe bij eene hut onder opgaande boomen; verder eene strooheining, geboomte en een bergachtig verschiet. Op den voorgrond zijn eenige planten en een mandje.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Bicker, 1809, Amsterdam ƒ 205.


No. 63.
No. 63.
De Herderin.

H. 31. B. 39. P. Sh. 18.

      Heuvelachtig landschap; op den voorgrond bij twee opgaande boomen, zit eene vrouw, met een kind op den schoot. Bij haar staat een bruin kalf en een schaap; twee schapen en een lam liggen daarnaast. Ter linkerzijde onder de boomen is eene hut en een beeld van Pan. Aan die boomen staat een bok op de achterpooten te knagen; een andere ligt ter regterzijde, waarachter weder een schaap; op den achtergrond vertoont zich eene ruïne.

      Gemerkt:

      Verkooping Antonij Sijdervelt, 1766, f 207.
      Verkooping Mevrouw Bicker, 1809, Amsterdam, ƒ 320.


[29]


29
29
simon van der does.
No. 64.
No. 64.
De Moederliefde.

H. 80. B. 94. D. Zittend Fh. 25.

      Eene jeugdige herderin zoogt haar kind; een knaapje vertoont haar een jong hondje uit een nest; beiden zitten te midden van eenige schapen, naast hen staat een roode os. Een beeld van den jongen Bacchus is achter hen, onder eenen boom bij eene hut, tusschen bouwvallen, geplaatst. In het verschiet ziet men bij ruïnes eenige herders en herderinnen met onderscheiden vee.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 325.


GERARD DOU.

Geboren te Leiden 1613—1680 te Leiden overleden. (*)
Leerling van bartholomeus Dolendo, pieter kouwenhoven en rembrandt van rijn.

No. 65.
No. 65.
De Nieuwsgierige.

H. 18. B. 15. P. Hh. 3.

      Uit eene nis kijkt een meisje, in een rood jakje gekleed, naar buiten; zij heeft eene brandende lamp in de linkerhand en steunt met de regter- op de plint van de nis. Achter haar ziet men, bij kaarslicht, in een vertrek drie figuren aan eene tafel. Aan den zolder hangt eene kamerkroon en eene bruine gordijn.

      Gemerkt:

      Kabinet van Zijne Doorl. Hoogh. den Prins van Oranje Willem IV.
      Kabinet van heteren.


      (*) Immerzeel.


[30]


30
30
gerard dou.
No. 66.
No. 66.
De Kluizenaar.

H. 25. B. 19. P. Hoofd H. 9.

      Een kluizenaar, met kaal hoofd en kleinen witten baard, in biddende houding, heeft eenen rozekrans tusschen de zamengehoudene handen, en is gekleed in eene graauwe grove wollen pij met afhangende kap, voor hem ligt een kruisbeeldje op een boek, waarop hij met aandacht ziet. De achtergrond vertoont den ingang eener grot.

      Verkooping Mr. samuel van hulst, Burgemeester van ’s Gravenhage, 1737, ƒ 145.       Verkooping b. kley, 1781, ’s Gravenhage, ƒ 170.       Verkooping g. van der pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam, ƒ 1100.

No. 67.
No. 67.
De Avondschool.

H. 52. B. 40. P. Zit: Jonqenh. 15.

      Op eene meesterlijke wijze is hier de werking van verschillende lichten in eene kamer bij avond voorgesteld; men ziet door eene opgehevene, zwaar geplooide, gordijn in een school. Op den voorgrond, links van den aanschouwer, zit een jongen op een laag bankje en schrijft op eene lei; een meisje licht hem met eene kaars bij, en schijnt hem te onderwijzen, bij hem op den grond is eene lantaarn geplaatst met eene brandende kaars er in. Achter deze beide figuren staat de lessenaar bij een gesloten venster, waarbij eene lantaarn zonder licht hangt. De Schoolmeester vermaant een paar zijner vertrekkende scholieren, terwijl een meisje aan eene tafel naast zijnen lessenaar in een boek staat te lezen; deze vier figuren en de omringende voorwerpen worden door eene kaars op eenen kandelaar verlicht. Verder in het sehoolvertrek ter regterzijde zitten verscheidene scholieren op banken om eene tafel, door eene kaars verlicht. Geheel in den achtergrond komt een jongen met eene brandende kaars eenen wenteltrap af. Regts op den voorgrond staat eene bank met een boekenkistje.

      Gemerkt:

      Lithographie door van loo.
      Verkooping C. Backer, Wed. A. de la Court, 1766, ƒ 4000.
      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 17500.


[31]


31


GERARD DOU en NIOLAAS BERCHEM.

No. 68.
No. 68.
Portretten van Pieter van der Werf, Burgemeester van Leiden, en zijne Echtgenoote.

H. 75. B. 61. P. Fh. 32.

      In dit dubbel meesterstuk, waarvan de beelden door Dou en het landschap door Berchem geschilderd zijn, staat de Burgemeester geheel in het zwart gekleed, met eenen breeden kanten kraag om, den hoed op, eenen wandelstok in de regterhand en de linker- in de zijde. Bij hem zit zijne echtgenoot, in eenen gelen zijden rok, eene amarant satijnen keurs, met galons versierd, en een zwart, van voren geopend, overkleed; zij heeft eenen breeden kanten kraag om en een achterovergeslagen mutsje op, en houdt in de regter-, met eenen handschoen bedekte hand, eenen zwarten pluimwaaijer, terwijl de andere handschoen op den zoom van haar kleed ligt. Aan de andere zijde van den Burgemeester staat een fraaije, bruine, langharige jagthond. Op den voorgrond, in eenen waterplas, ligt een kapiteel van graauwen steen, waarop, in halfverheven beeldhouwwerk, het borstbeeld van Gerard Dou staat; verder ziet men in het landschap eenige planten, eenen schilderachtigen boomstam, rotsen, boomen, een bergachtig verschiet, en eene donkere, zwaar bewolkte lucht.

      Gemerkt:
  en op de muts der kleine buste:

      Verkooping Gravinne van Moens, te Amsterdam, ƒ 3200.

      In den Catalogus, waaruit deze prijsopgave genomen is, wordt gemeld, dat deze schilderij waarschijnlijk geschilderd is naar portretten, die bij de familie voorhanden waren; hierdoor wordt aan de aanmerking te gemoet gekomen, die men op de chronologische onmogelijkheid van een portret van den Burgemeester van der Werf, door Dou geschilderd, zou kunnen maken.
      Achter op de schilderij zijn, uit dezen catalogus, in de Fransche en Hollandsche taal, geknipte stukken geplakt, waarop de namen der personen vermeld staan.


[32]


32

DROST.

Leerling van rembrandt.

No. 69.
No. 69.
Herodias ontvangt het hoofd van Johannes den Dooper.

H. 146. B. 120. D. Fh. levensgroot.

      Aan Herodias wordt door den beul het hoofd van Johannes den Dooper, op eenen schotel, aangeboden. Bij haar staan twee vrouwen en drie mannen. Zij is gekleed in zwart satijn, met witte, zeer wijde mouwen, en hermelijnen kraag om, waartusschen op de borst twee paarlen blinken; een bruine sluijer en witte struisvederen tooijen het blonde haar. Zij houdt de linkerhand in de zijde en wijst met de regter- over den schouder. Eene harer vrouwen is in het blaauw met paarlen in het haar; de beul is in ’t hemd, met eene bruine broek, bloote borst en armen. Hetzelfde model schijnt voor eene oude vrouw in deze schilderij, en voor de Rebecca van Flink gediend te hebben.

      Verkooping P. Fouquet, 1801, ƒ 775.


HENDRIK DUBBELS.

No. 70.
No. 70.
Een Riviergezigt.

H. 37. B. 47. P.

      Op eene zacht stroomende rivier ziet men eenige schuiten en schepen; eene drijvende plank draagt het merk.

      Verkooping Mevrouw Bicker, 1809, Amsterdam ƒ 200.


JEAN LE DUCQ.

Geboren te ’s Gravenhage 1636—1671 te ’s Gravenhage overleden.
Leerling van paulus potter.

No. 71.
No. 71.
De Ruiterijstalling.

H. 66. B. 49. D. Fh. 32.

      In eenen paardenstal zijn eenige krijgslieden, twee vrouwen en een getuigd paard. Op den voorgrond liggen vaandels en velerlei wapentuig. Bij de, door eene in het blaauw


[33]


33
33
jean le ducq.

gekleede vrouw geopende, deur staat een lang krijgsman, geheel in het grijs gekleed, met breeden hoed op en eenen langen wandelstok in de hand; een gele hazewindhond staat bij hem. Op den tweeden grond hecht een soldaat zijnen schoen vast, zit eene vrouw te slapen, kijkt een ander krijgsman naar het paard, en ziet een derde naar den aanschouwer. Buiten de deur staan pieken en lansen.

      Kabinet van heteren.


GASPARD DUGHET. (gaspard poussin.)

Geboren te Rome 1613—1675 overleden te Rome.
Leerling van nicolas poussin.

No. 72.
No. 72.
Een Landschap aan eene rivier.

H. 69. B. 93. D. Fh. 12.

      Uit eene groep boomen op eenen rotsachtigen heuvel aan den oever eener rivier komt een man, in eenen rooden mantel, de linkerhand verheffende en sprekende tot eenen anderen, die, in eene blaauwe draperie, van den voorgrond tot hem komt. In den achtergrond ligt eene stad op steile rotsen, en daarachter verheft zich een zeer hooge berg. De lucht is helder en warm van toon; het is avond.


No. 73.
No. 73.
Een Landschap.

H. 71. B. 97. D.

      Regts op den voorgrond eenige steenklompen en een zware opgaande boom; op den tweeden grond vele boomen, en in het bergachtig verschiet eene stad.


CORNELIS DUSART.

Geboren te Haarlem 1665—1704 te Haarlem overleden.
Leerling van adriaan van ostade.

No. 74.
No. 74.
De Dorpsspeellieden.

H. 55. B. 45. Fh. 14. D. op P. Fh. 17.

      Aan de deur van eene boerenwoning komen eenige landlieden naar het vioolspel van eene dansende en zingende

3      


[34]


34
34
cornelis dusart.

meid luisteren; bij haar danst een jongetje en een hondje. De jongen, zijn hoedje en een stokje in de hoogte houdende, lacht en zingt, waarin de boeren behagen schijnen te vinden. Eenige kinderen komen daarbij aanloopen. Achter eenen lindeboom zijn eenige huizen, waarbij hier en daar figuren. Aan het voorste huis kijkt een man, met een pijpje in de hand, uit een venster; op den voorgrond loopen een paar kippen.

      Gemerkt:

      Verkooping Wessels Reijers, 1814, te Amsterdam ƒ 321.

      Afkomstig van het Koninklijk Museum.


No. 75.
No. 75.
De Vischmarkt.

H. 64. B. 83. D. Fh. 12.

      Aan eene overdekte vischbank zit eene vrouw, in een zwart keursje, roode mouwen en witten doek, visch te schrapen. Achter haar koopen een man en eene vrouw, met eenen jongen, visch van eenen boer. Voor de bank spelen twee jongens, de een met een geel, de ander met een bruin buis aan. Op den tweeden grond, aan eene in de schaduw geplaatste bank, zijn mannen en vrouwen met kinderen bezig te handelen en te koopen. Ter regterzijde, op den tweeden grond, bij eenige huizen, voederen een man en een kind kippen; in het verschiet over de banken zijn een kerktoren, gevels en geboomte zigtbaar. Achter, tusschen de banken door, ziet men nog vele figuren met koopwaren.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 1665.


No. 76.
No. 76.
De Boerenherberg.

H. 41. B. 33. P. Fh. 14.

      Een bejaarde boer, met een gevuld glas in de hand, zit bij eene boerin, die, in een zwart keursje met gele mouwen,


[35]


35
35
cornelis dusart.

hoogrooden rok en grijzen boezelaar, onder het spelen met eene wafel op haren schoot, met blijkbaar welgevallen luistert naar de woorden van haren buurman, gekleed met eenen blaauwachtig paarschen langen jas en grijzen hoogen hoed, eene aarden bierkan staat voor hen. Op den tweeden grond is eene loods, waaronder boeren aan tafeltjes zitten te rooken en te drinken; eene oude vrouw treedt binnen, en een jongen met een mandje staat bij den ingang. In den achtergrond ziet men eenige boeren voor eene herberg, en over de gebouwen heen vrij zware boomen.

      Kabinet van heteren.


ANTHONIE VAN DYCK.

Geboren te Antwerpen 1599—1641 te Londen overleden.
Leerling van hendrik van balen en p. p. rubens.

No. 77.
No. 77.
Portret van Jacob van der Borcht.

H. 199. B. 136. D. Fh. levensgroot.

      Ten voeten uit staat hij, geheel in het zwart gekleed met eenen witten kanten kraag om, in een voorportaal, en wijst met de regterhand naar de rivier met schepen en galeijen, die, even als de stad, zich in het verschiet vertoont.
      In den achtergrond hangt eene bruine gordijn, waarop het volgende wapen staat.

      Gegraveerd door C. Vermeulen.

      Ingewisseld tegen andere schilderijen uit het Koninklijk Kabinet van schilderijen te ’s Gravenhage.


3*      


36
36
anthonie van dyck.
No. 78.
No. 78.
Portretten van den Prins van Wallis en zijne Zuster Prinses Maria Henriette Stuart, kinderen van Koning Karel I.

H. 173. B. 141. D. Fh. levensgroot.

      Ten voeten uit staan beide, elkander de hand gevende. De Prins heeft het hoofd ontbloot en houdt zijnen, met paarlen omsnoerden, hoed in de, met eenen handschoen gedekte linkerhand; hij is gekleed in licht amarant satijn. De Prinses is in wit gebrocheerd satijn gekleed, met paarlen in het haar en om den hals. De achtergrond vertoont eene kolonnade, en eene breed afhangende damasten gordijn.


No. 79.
No. 79.
De boetvaardige Magdalena.

H. 168. B. 148. D. Fh. levensgroot.

      Zij ligt, de handen wringende, met het hoofd achterover, tegen eene met klimop begroeide rots; hare borst en armen zijn even als het linkerbeen bloot; om het middel heeft zij eene losse, donkerpaarse draperie, en over den regterschouder eenen lossen, grijzen sluijer; zij weent, en haar gelaat teekent diepe smart; het hoofd is met weelderig, blond en loshangend haar bedekt. Het bovenlijf is sterk verlicht, en de onderste deelen zijn in lichte schaduw; regts naast haar in de schaduw is een zeer fraai engeltje, met eene glazen vaas in de handen, die hij opmerkzaam beschouwt. Aan hare voeten ligt een boek en een doodshoofd, en staat eene wijde kom. Achter haar is links eene roode gordijn, en regts een landschap met boomen, bergen en eene donker bewolkte lucht.


Kopie naar ANTHONIE VAN DYCK.

No. 80.
No. 80.
De stervende Christus.

H. 170. B. 120. D. Hoofd Monnik 10.

      Christus sterft aan het kruis; een biddende monnik houdt zijne voeten met beide handen omvat.


[37]


37

GERBRAND VAN DEN EECKHOUT.

Geboren te Amsterdam l621—1674 te Amsterdam overleden.
Leerling van rembrandt van rijn.

No. 81.
No. 81.
De Vrouw van overspel beschuldigd.

H. 64. B. 80. D. Fh. 37.

      Christus, omgeven van eene menigte Joodsche Leeraars en van zijne discipelen, spreekt tot de priesters. Hij draagt lang bruin haar en baard, is gekleed in eenen donker groenen rok en donker rooden mantel, en wijst op de, voor hem geknielde, rijk gekleedde, vrouw; achter haar staat in het volle licht een viertal Priesters, in veelkleurige, lichte, rijke kleeding; regts is er een naar voren gekeerd. Links van Christus ziet men eene groep staande en zittende figuren, zeer verschillend gekleed. In den achtergrond van den tempel bevinden zich nog eenige figuren.

      Verkooping D. Mansveld, 1806, ƒ 1430.

      Aangekocht van C. Josi, te Londen, ƒ 3000.


ALDERT VAN EVERDINGEN.

Geboren te Alkmaar 1621—1675 te Alkmaar overleden.
Leerling van roeland slavery en pieter molyn.

No. 82.
No. 82.
Een Landschap.

H. 46. B. 62. D. Fh. 3.

      Noordsch landschap; de voorgrond is rotsachtig, en met berken en sparreboomen begroeid; in het midden stroomt eene rivier. Naar achteren vertoonen zich eenige gebouwtjes en boomen; het verschiet is bergachtig.

      Gemerkt:


[38]


38

HUBERT VAN EYCK.

Geboren te Maaseijck 1361—1426 te Gent overleden.

JAN VAN EYCK.

Geboren te Maaseijck 1370—1445 te Brugge overleden.

No. 83.
No. 83.
De aanbidding der Oostersche Wijzen.

H. 56. B. 45. P. Fh. 20.

      Voor eene vervallene hut zit, onder een afdak, de Maagd Maria, in eenen ruimen blaauwen mantel gewikkeld, waaronder zij een paars kleed en eenen grijzen sluijer draagt; zij heeft het kind Jezus op eenen witten doek op den schoot. Voor haar knielen twee Vorstelijk gekleede figuren, de voorste geheel in eenen hoogrooden mantel gehuld, zoodat alleen het hoofd en de hand te voorschijn komen; de andere in eenen blaauwen mantel, met eenen rijk in goud geborduurden kraag, offert eene gouden schaal met munten. Een weinig ter zijde staat de derde, een neger, in een rijk, zonderling, wit kostuum, eene tasch, met eenen gouden vogel versierd, als geschenk in de hand houdende; achter hem ziet men eenen knaap in het rood gekleed.
      In de hut wachten een zestal rijk gekleede personen met geschenken; de voorste dragen tulbanden. Door een gat in den muur bespeurt men eenen os en eenen ezel. Achter de hut trachten eenige herders door openingen te kijken, twee van hen, de eene met eenen doedelzak, de andere met eenen herdersstaf, klimmen op het dak.
      Het landschap breidt zich heuvelachtig uit, niet beken en wegen doorsneden, en verheft zich tot boven aan de schilderij; daar ziet men de stad Jeruzalem in het verschiet, met eene ster er boven. Aan de voeten van Maria staat eene gedreven gouden groep en een rijk versierde helm.


      De schilderijen uit de Bizantijnsche, oud-Italiaansche, oud-Duitsche en Bourgondische Scholen, of liever de schilderijen vóór en tot in het begin der 15de eeuw geschilderd, zijn waarschijnlijk alle a tempora, dat is met eijerdojerverw bewerkt. De vele nasporingen, zelfs de scheikundige onderzoekingen van a tempera geschilderde stukken hebben nimmer tot een klare en duidelijke uitkomst geleid; immers heeft men altijd sporen van olie gevonden; dat geenszins te verwonderen is, wanneer men weet, hoe de oude Meesters uit dien tijd gewoon waren te schilderen. Dit wordt ons geleerd door Théophile, prêtre et moine, essai sur divers arts, publié par le Cte Charles l’Escaloppier, in het Latijn met eene Fransche vertaling er tegenover, naar een handschrift van het jaar 1000 of 1100, Paris, 1843, en door di Cennino Cennini, Trattato della Pittura, naar een handschrift van 1437, door Cav. Giusseppe Tambroni, in 1821 te Rome uitgegeven. Zij wreven en mengden hunne verwen met door water verdunde eijerdojer, en hielden de dus bereide ver-


[39]


39

CIRO FERRI.

Geboren te Rome 1634—1689 te Rome overleden.
Leerling van pieter da cortona (*).

No. 84.
No. 84.
Het Huwelijk van de Maagd Maria met Jozef.

H. 46. B. 55. D. Fh. 32.

      De Hoogepriester in een grijs onder- en goudlakensch overkleed, met den prachtigen, op de borst door een juweel bevestigden, naar achteren weggeslagen mantel, eenen open mijter op het hoofd en met eenen breeden grijzen baard, vereenigt hunne handen. Jozef in een donker blaauw kleed en hoog gelen mantel, met grijs haar en grijzen baard en eenen bloeijenden tak in de linkerhand, steekt den ring aan den vinger van Maria, die in een rood kleed en blaauwen mantel, met het ontbloote hoofd nedergebogen staat. Bij haar is de Heilige Anna in een grijs kleed, het hoofd in witte doeken gehuld, met de handen zamengehouden; achter haar ziet men nog drie vrouwen. Aan de andere zijde in den hoek staat een man in een rood kleed en eenen groenen mantel, dien hij op eene zonderlinge manier met de regterhand op den rug vasthoudt; hij draagt eene blaauwe muts met langen lamfer op het hoofd; achter dezen zijn nog meer mannen zigtbaar. Op


wen in potjes, even als met lijmverw gedaan wordt. In deze verw mengden zij somwijlen eenige droppels van het witte sap, dat uit den steel eener versch afgeplukte vijg vloeit, waarschijnlijk om het inschieten te verminderen, of meer kracht aan de kleur te geven; zij gebruikten deze verwen koud, en niet warm gemaakt, zoo als de lijmverw. Om groote kracht van kleur te erlangen, glasseerden zij over de a tempera geschilderde plaatsen, met verw, gewreven in door de zon verdikte olie, meest noten- of papaverolie, dus bepaald olieverw. Wanneer hunne schilderijen gereed waren, vernisten zij die met dezelfde verdikte en gebleekte olie. Zij maakten de schilderijen in de zon warm, streken de insgelijks gewarmde olie er over, en streken met de handpalm dit vernis gelijk; daarna lieten zij het stofvrij droogen. Het is alzoo zeer natuurlijk, dat men oliedeelen in a tempera geschilderde stukken ontdekt. De uitvinding, aan de Gebroeders van Eyck toegeschreven, zal dan ook waarschijnlijk daarin bestaan, dat zij misschien de olie door vuur gekookt hebben, hetgeen den ouden, naar ’t schijnt, onbekend was, of met harsen vereenigd, tot sneldroogend bindmiddel maakten, of wel, dat zij het gebruik er van voor alle tinten en voor de geheele schilderij, met uitsluiting van den eijerdojer, hebben aangewend. Zie F. X. Fernbach, Die Oelmalerei. Munchen, 1843. Eerstgenoemde schrijvers geven nog zeer vele inlichtingen over de verwstoffen, het vergulden op hout en parkement, en over den ondergrond voor het vergulden, zoowel plat als verheven en met figuren er in gegrift, benevens over zeer vele wetenswaardige zaken.

      (*) Lanzi, Storia Pittorica della Italio, Milano, 1823, II. pag. 240.


[40]

40
40
ciro ferri.

den achtergrond is een gebouw, dat op kolommen rust, en in twee deelen is gescheiden, waartusschen men door eene ronde opening den blaauwen hemel ziet.


GOVERT FLINCK.

Geboren te Kleef 1615—1660 te Amstrdam overleden.
Leerling van lambert Jacobzen en rembrandt van rijn.

No. 85.
No. 85.
Izaak zegent Jakob.

H. 115. B. 138. D. Fh. levensgroot.

      Izaäk in een rood, wijd buis, met bruin bont gevoerd, en grijs onderkleed, zit in half liggende houding op een bed. Ondersteund door Rebekka, zegent hij zijnen naast hem geknielden zoon Jakob, die een groen kleed met gouden strepen en borduursel draagt, en handschoenen aan de handen heeft. Bij het bed staat eene tafel, waarop een schotel met gebraden vleesch en een gedekt schaaltje, terwijl achter de figuren eene breed geplooide gordijn is aangebragt. De figuren zijn ter halver lijve zigtbaar, op het bed ligt een tulband.

      Het hoofd van Rebekka is naar een model geschilderd, dat Drost in zijne schilderij schijnt gebruikt te hebben.

      Geëtst door J. de Freij.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 1380.

      Volgens den Heer Scheltema zou deze schilderij, tegen soortgelijke voorstellingen van Ferdinand Bol en Gerbrand van den Eeckhout, naar eenen prijs gedongen hebben. Zie Aemstel’s Oudheid, 2de Deel Amsterdam, 1856. P. Scheltema, bl. 135.


No. 86.
No. 86.
Een Schutters-vreugdefeest na het sluiten van den Munsterschen Vrede.

H. 259. B. 510. D. Fh. levensgroot.

      De schutters, onder bevel van Jan Huidecoper, Heer van Maarseveen, komen hunnen kapitein voor zijne woning met den vrede gelukwenschen, zij lossen vreugdeschoten en hebben piktonnen ontstoken. De voorstelling is in twee groepen verdeeld, de eene, links, komt uit het huis. Op den voorgrond ziet men den Bevelhebber, reeds van de stoep afgedaald, in zwart fluweel, met ijzeren kraag en eenen linnen daarover, met den stok in de hand, den hoed afnemen; achter hem staat de Serjant Nicolaas van Waveren, met het witte vaandel; deze


[41]


41
41
govert flinck.

is in het zwart, met gouden galon, witte sjerp, en heeft den hoed, met roode en witte vederen, in de hand; andere schutters zijn daarbij op de stoep gegroepeerd, en in den hoek staat de serjant Jan Appelman, in het grijs, met lederen kolder, blaauwe sjerp en piek, waarop zijn naam staat, in de hand. Tusschen deze en de andere groep staat een schutter, met den eenen voet op de stoep, zijne laars op te trekken; hij heeft eenen hazewind bij zich.
      De tweede groep bevat op den voorgrond den Luitenant Frans van Waveren; hij spreekt tot den Kapitein, is in het zwart met gouden galon, opene mouwen, blaauwe sjerp over den schouder, en eene piek in de regter- en den hoed in de linkerhand; bij hem staat een schutter met eenen helm op het hoofd, geweer en brandende lont in de hand, en een bejaarde krijgsman, in het zwart met een kalotje op, en den hoed in de hand. In den hoek zit een zwaarlijvige schutter in het grijs, met roode sjerp, en achter dezen staan nog een zestal andere met geweren en pieken.
      Achter de eerstgenoemde groep in de deur ziet men den schilder G. Flinck, met eenen breed geranden hoed op het hoofd; door een getralied venster kijkt een bejaard man met een glas in de hand. Achter de figuren bespeurt men eenige gebouwen.
      Tegen den voorgrond, in het midden van het stuk, is een papier geschilderd, waarop staat:

      “Hier trect van Maarseveen d’eerste in de eeuwge vrêde,

            “Zoo trok zijn vader d’eerste in d’oorlog van den staat.

      “Vernuft en dapperheid de kracht der vrije steden.

            “Verwerpen d’oude wrok in plaats van ’t krijgsgewaat.

      “Zoo wraakt men aan het IJ na moorden en verwoesten

      “De wijzen laten ’t zwaard wel rusten maar niet roesten.”

      Volgens een naambord, bij deze schilderij behoorende, zijn de personen, door nommers aangegeven, de volgende:

No. 1. De Heer Jan Huidecoper van Maarseveen.
" 2. Frans van Waveren, Luitenant.
" 3. Nicolaas van Waveren, Sergeanten.
" 4. Jan Appelman,
" 5. Jacob Van Campen. No. 10. Pieter Meffert.
" 6. Rogier Ramsden. " 11. Nicolaas van Haag.
" 7. Pieter Waterpas " 12. Jan Stuurman.
" 8. Aart Jan van Laar. " 13. Joannes Doaveune.
" 9. Joris de Wijze. " 14. Mr. Albert Ten Brink.


[42]


42
42
govert flinck
No. 15. Johannes van der Haag.
" 16. Govert Flinck.

      Gemerkt ter regterzijde:

      Eigendom der stad Amsterdam.

      Het heeft vroeger in de groote krijgsraadskamer op het Stadhuis gehangen, zie van Dijk, bl. 47.


FRANÇOIS Francken (de Jonge).

Geboren te Antwerpen 1580—1642 te Antwerpen overleden.
Leerling van zijnen vader françois franken, den ouden.

No. 87.
No. 87.
De Maagd Maria en het Kind Jezus vereerd.

H. 42. B. 33. K. F. maria H. 18.

      In het midden zit Maria met een groen kleed aan, eenen hoog rooden mantel op de knieën en eenen grijzen doek om den hals. Zij heeft de regterhand op de borst, en met de linker houdt zij het naakte kind op den schoot. Jezus spreekt met opgeheven hand tot den geknielden Johannes, die een rieten kruis, met eene witte strook, waarop men agnus de kan lezen, in de hand heeft. Achter deze hoofdgroep, regts, zijn eenige Kerkvaders, onder welke een Bisschop met een boek, die zijnen mijter op het voetstuk eener zuil geplaatst heeft. Ter linkerzijde zitten twee vrouwen, de eene met een ingebakerd de andere met een zuigend kind. Vóór Maria staat een mandje, en aan hare voeten, midden in het tafereel, ligt een lam. Op den voorgrond, links, is eene vrouw in het geel gekleed met eenen sluijer op het hoofd, en bij haar een blond meisje in het zwart; beide zijn op de hurken gezeten en bewaken twee naakte, elkander kussende kinderen; regts bespeurt men een boek en eene kan met bloemen op eene, met een Smirnaasch kleed gedekte, tafel.
      Boven Maria zweeft eene duif, die even als de hoofden van de moeder en het kind met rijk vergulde straalkransen omgeven is.

      Gemerkt:

      Geschenk van den Baron van spaen van biljoen.


[43]


43

HIERONIMUS FRANCKEN (de oude).

Geboren te Antwerpen 1544, overleden te Parijs.

Leerling van frans floris.

No. 88.
No. 88.
De Abdicatie van Keizer Karel V, te Brussel.

H. 132. B. 170. P. F. philip h. 37. F. voorgr. h. 44.

      De Keizer, in een purperen kleed, eenen rooden, rijk met goud geboorden mantel om, de gesloten keizerskroon op het hoofd, en de orde van het Gulden Vlies om den hals, zit op den troon, de beide handen uitgestrekt, de voeten op een groen kussen met gouden franje. Achter den troon ziet men den dubbelen adelaar met een wapenschild op de borst, en op de treden aan de beide hoeken liggen twee gezegelde parkementen. Aan zijne regterhand, links van den aanschouwer, staat zijn broeder Ferdinand I, in eenen blaauwen, rijk versierden, Duitschen mantel, de regterhand op de borst, en in zijne linker- den hoed houdende, achter hem is zijne vrouw, de zuster van den Koning van Bohème, met eene kroon op het hoofd en rijk gekleed, vergezeld van een zestal personen, meest vrouwen. Regts staat zijn zoon, Philips II, in prachtig Spaansch costuum, eenen korten purperachtig grijzen mantel, met hermelijn gevoerd, korte gevulde hozen, witte beenkleederen en het hoofd ontbloot; achter hem ziet men een zestal personen, alle mannen. Een weinig vóór deze laatste groep staan vijf zinnebeeldige vrouwenfiguren, de Heerschappijen voorstellende; de voorste draagt de keizerskroon, den mantel, het zwaard en den rijksappel; die naast haar draagt eenen diadeem met vederen en den schepter; de achter deze beiden geplaatste houden vaandels, waarop de wapens der onderscheidene, door den Keizer geregeerde, Landen afgebeeld staan; die van de Nederlandsche provinciën zijn vooraan en in het oog vallend. Genoemde figuren staan aan den oever der zee, die zich tot voor den troon uitstrekt; daar liggen, op eene rots, de mantel, de rijksappel, de schepter en het zwaard. Op de zee links vaart Neptunus op zijne, door vier zeepaarden getrokken, kar, door meerminnen en tritons omgeven; een paar van deze dragen kolommen, die van boven in eene kroon uitloopen, waaromheen zich een witte band, met de woorden plvs. ultra, slingert. Op den voorgrond regts bevinden zich vier figuren, die de werelddeelen Europa, Afrika, Azië en Amerika voorstellen; rijk en met vele attributen versierd, komen zij geschenken van allerlei


[44]


44
44
hieronymus francken.

aard aan den voet van den troon brengen. Geheel vooraan liggen vele schulpen, koralen, enz. In den achtergrond, links, ziet men door eene poort een landschap, waarin twee muilezels eenen draagstoel torschen, die door eenige lieden vergezeld wordt.
      In den regterhoek staat op een wit bord, waarop andere letters schijnen gestaan te hebben.

      S. R. Imperii spontanea resignatio. A. CaroL
      V. IMP. in FERD: I. Fr. Regnorvmq. hærd in
      PHLM. IL. hips. regem Fil Facta Brvx. æ 1555.
            Ex inven. d. petri. de. hannicart hfranc.


A. VAN GAESBEECK.

No. 89.
No. 89.
Portret van Hugo de Groot, op 12jarigen leeftijd.

H. 97. B. 74. P. Fh. 35

      In een hoog en ruim vertrek, door een venster ter linkerzijde verlicht, staat aan eene tafel de jeugdige hugo de groot in het grijs gekleed, met den hoed in de linker, en zijnen handschoen in de regterhand. Hij is omgeven van boeken, mandoline, fluit, eene schilderij, beelden en papieren, tot zijne studie behoorende. In den achtergrond ziet men eenen steenen trap met ijzeren leuning, waar langs eene meid met een boek onder den arm afdaalt.

      Gemerkt:

      Verkooping W. F. Taalman Kip 1801 ƒ 41.


BENVENUTO TISIO DA GAROFOLO.

Geboren in het Ferraresche 1481—1559 overleden.
Leerling van raphael d’urbino.

No. 90.
No. 90.
De Aanbidding der Wijzen.

H. 77. B. 57. P. F. staand 35.

      Voor een bouwvallig gebouw met eene ronde poort en gecanneleerde kolom, zit de Maagd Maria op wit marmeren treden; zij is gekleed in een donker kersenrood kleed, met donker blaauwen mantel en witten sluijer over het hoofd.


[45]


45
45
da garofolo.

Zij houdt de regterkand onder het beentje van het kind Jezus, op haren schoot in eenen witten doek gezeten, en de linkerhand aan het hoofdje. Regts voor haar knielt een grijsaard in een geel kleed, met blaauwe mouwen, waarover hij eenen grijzen mantel draagt; hij houdt met beide handen eene kostbare, antieke, wit porseleinen vaas met blaauwe ornamenten. Achter hem staat een man, in de kracht des levens, in een zwart kleed met gele mouwen, die een gouden kistje, in eenen sluijer gewikkeld, in de armen draagt. Achter dezen wijst een oud man, in het rood, met een boek in de hand, naar eene ster boven in de schilderij, terwijl hij tot een ander spreekt. Aan de andere zijde staat een jong man, in groen kostuum, met grijze ondermouwen, rooden mantel en gouden keten om den hals; met beide handen eene gouden vaas houdende; tusschen deze figuur en Maria ligt Jozef gebukt. Achter deze groep over een laag muurtje ziet men eenige soldaten te voet en te paard. Op den tweeden grond is een leger met paardenvolk; bij eene stad, in het verschiet, ligt een groot kasteel op eenen hoogen berg, en op den voorgrond de roode, gekroonde, tulbandvormige muts van den grijsaard.


JOOST VAN GEEL.

Geboren te Rotterdam 1631—1698 overleden.

No. 91.
No. 91.
Portret van Joost van Geel.

Schilder en Dichter.

H. 82. B. 73. D. Fh. levensgroot.

      Ter halver lijve, leunende op den regter arm, en wijzende naar eene begonnen schilderij, uit het leven van Simson, op eenen ezel achter hem geplaatst, voorgesteld, draagt hij een wijd graauw kleed, een geel satijnen onderkleed en wit hemd. In de linker hand houdt hij eene muts, met bont omzoomd, en voor hem op de talel ligt een omgeslagen Smirnaasch kleed.

      Verkonding G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 265.


[46]


46

AART DE GELDER.

Geboren te Dordrecht 1645—1727 te Amsterdam overleden.
Leerling van samuel van Hoogstraten en rembrandt van rijn.

No. 92.
No. 92.
Portret van Czaar Peter den Eersten.

H. 107. B. 89. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; in een lichtgeel buis met borstharnas, draagt hij over den regter schouder een blaauw lint, waaraan, op de heup, het teeken van de St. Andreasorde is gehecht. In de regterhand houdt hij eenen, met kroontjes versierde, veldheerstaf, en naast hem ligt, op eene tafel, kroon en schepter.

      Gekocht op publieke verkooping in Mei, 1821, te Amsterdam ƒ 150.


No. 93.
No. 93.
Een Portaal.

H. 47. B. 38. P. Fh. 6.

      Een gewelfd trapportaal met opgaanden steenen wenteltrap; tegen den muur is een rek met eenige hellebaarden geplaatst. Eenige treden opwaarts, geeft eene openstaande deur, met eene buste er boven, toegang tot eenen regtopgaanden trap, waarlangs een man, in zwarte pij, met boeken beladen uit eene galerij afdaalt. Een hondje staat hem beneden te wachten.
      Regts, eenige treden lager, bevindt zich een gesloten kelderluik, waarboven een bordje hangt met een vogeltje er op geschilderd. Aan eene kolom aan dezelfde zijde ziet men een wapenschild met een gebeeldhouwd helmstuk, doch het wapen is onduidelijk. Aan de linkerzijde vertoont zich eene deur.

JOHANNES GLAUBER.

Geboren te Utrecht 1646—1726 te Amsterdam overleden.
Leerling van nicolaas berchem.


No. 94.
No. 94.
Merkurius ontvoert Iö.

H. 127. B. 90. D. Fh. 20.

      In een Arkadisch landschap, waarin bij eene rots een zeer hooge populierboom staat, ziet men Merkurius de koe


[47]


47
47
johannes glauber.

Iö voortdrijven. De tweede grond is in schaduw, op den derden zijn eenige Italiaansche gebouwen. Het verschiet is boomrijk en bergachtig, de lucht ligt bewolkt.


No. 95.
No. 95.
Diana in het bad.

H. 127. B. 90. D. Hh.

      Op dezen tegenhanger der voorgaande schilderij ziet men Diana met eenige nimfen, zich in eenen plas, tusschen rotsen, baden; zij schijnen overvallen te worden, ofschoon men den vermetelen bespieder niet ziet. Boven op den hoogen oever groeijen boomen, waarover men een bergachtig verschiet ontwaart.


JAN VAN GOIEN.

Geboren te Leiden 1596—1656 te ’sGravenhage overleden.
Leerling van jesaias van de Velde.

No. 96.
No. 96.
Een Riviergezigt.

H. 127. B. 154. D. Fh. 10.

      Op den dijk, langs eene rivier, ziet men eenige gebouwen en eenen dorpstoren met boomen. Op de rivier varen eenige schuiten en schepen. Op den voorgrond liggen schuiten, met eenige figuren er in, aan den wal. Voor eene herberg op den dijk, staat een wagen met menschen en een Heer te paard.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 160.


No. 97.
No. 97.
Gezigt op het Valkenhof te Nijmegen.

H. 95. B. 131. D.

      Het Valkenhof en een gedeelte der stad Nijmegen, zoo als zij zich tijdens het leven van van Goien vertoonde. Aan den wal liggen eenige vaartuigen, en op den voorgrond steekt eene pont met reizigers en paarden de rivier over.

      Verkooping G. van der Pot, 1808, Rotterdam, ƒ 160.


[48]


48

JAN GRIFFIER.

Geboren te Amsterdam 1645—1718 te Londen overleden.
Leerling van herman saftleven en roeland roghman.

No. 98.
No. 98.
Een Riviergezigt.

H. 37. B. 48. P. Fh. 2½.

      Een landschap aan eene rivier met vele schepen en beeldjes.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


R. GIJSSELS.

Leerling van jan breugel.

No. 99.
No. 99.
Een Stadsgezigt.

H. 26. B. 33. P. Fh. 4.

      In deze stad, waarin men vele menschen, wagens en schepen ziet, schijnt men kermis of markt te houden. Op den tweeden grond bevindt zich een groote overdekte wagen, met paarden bespannen.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


CORNELIS CORNELISZEN VAN HAARLEM.

Geboren te Haarlem 1562—1637 te Haarlem overleden.
Leerling van pieter den schilder, bijgenaamd lange pier, en gillis coignet.

No. 100.
No. 100.
Portret van Dirk Volkersz Koornhert.

H. 40. B. 30. P. Fh. levensgroot.

      Deze kop stelt den Dichter, Graveur en Werktuigkundige voor, met eenen witten baard, en eenen hoed of eene muts, met breeden rand, op het hoofd.


[49]


49
49
c. c. van haarlem.
No. 101.
No. 101.
De Kindermoord te Bethlehem.

H. 242. B. 355. D. Fh. levensgroot.

      Op den voorgrond eene groep, bestaande uit eenen krijgsman, die, geknield eene vrouw ter aarde drukkende, haar belet haren zuigeling, dien hij vermoordt, te verdedigen. Twee kinderlijkjes liggen ter aarde. Daarboven, links wordt een man op den grond liggend, door drie vrouwen, die hem de oogen uit het hoofd rukken, geslagen; hij is geheel in het verkort geteekend; daar achter en in verbinding met deze groep, vlugt eene moeder, en tracht haar kind aan den dolksteek van eenen soldaat te onttrekken. Ter regterzijde, eene groep van twee krijgslieden, in hevige worsteling met een vijftal vrouwen, terwijl een oud man uit het geboomte toeschiet. In het midden van de schilderij, op den derden grond, twee soldaten met ontbloote zwaarden; ieder van hen tracht zich van eenen zuigeling meester te maken, terwijl de moeders zich hiertegen verzetten. In den achtergrond, eene menigte vlugtende vrouwen met hare kinderen, gevolgd door eene bende ruiters; uit de poort der stad komen soldaten met pieken en andere wapenen.
      De kleeding is geheel gefantaiseerd; de kinderen zijn geheel naakt, de mannen bijna, de vrouwen dragen slechts losse draperiën.

      Gemerkt:


No. 102.
No. 102.
Adam en Eva in het Paradijs.

H. 269. B. 219. D. Fh. levensgroot.

      Naast elkander bij eenen boom staande, waarom de slang, met hoofd en bovenlijf, als van een kind, zich kronkelt, en hun den appel aanbiedt, legt Eva eenen appel in de hand van Adam. Zij zijn omgeven van eene menigte dieren, waaronder een aap en eene kat, die elkander omhelzen, een hond,

4      


[50]


50
50
c. c. van haarlem.

een vos, een beer, schapen, vogels, slakken, enz., boven het hoofd van Eva zit een uil.
      In den achtergrond ziet men nogmaals Adam en Eva, met de ruggen naar den aanschouwer gewend, eene wolk daalt voor hen neder, waarin men een hoofd en eene wijzende hand onderscheiden kan.

      Gemerkt:


JAN HACKAERT.

Geboren te Amsterdam 1636.

en ADRIAAN VAM De VELDE.

Geboren te Amsterdam 1639—1672 te Amsterdam overleden.
Leerling van jan wijnants.

No. 103.
No. 103.
De Esschenlaan.

H. 65. B. 52. D. Ftep. h. 10.

      Dit boomrijk landschap van Jan Hackaekt stelt eene omgaande laan van hoogstammige esschenboomen langs eenen spiegelenden vliet voor. De figuren zijn door Adriaan van de Velde geschilderd; op den voorgrond rijdt een Heer op een steigerend bruin paard, en eene in blaauw satijn gekleede Dame op een wit paard ter jagt, gevolgd door valkeniers en jagers, met honden van zeer verschillend ras. Op den tweeden grond bij de poort eener hofstede, neemt een Heer te paard afscheid van eenen anderen, in de poort staande. Aan den waterkant blaft een jagthond tegen twee zwemmende zwanen. Een Hollandsch verschiet is tusschen de boomstammen door zigtbaar.

      Gegraveerd door R. Daudet in het werk. Kabinet van le brun.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, te Rotterdam, ƒ 3005.


[51]


51

JAN VAN DER HAGEN.

Geboren te ’sGravenhage 1635.

No. 104.
No. 104.
Een Hollandsch Landschap.

H. 116. B. 168. D.

      Een landweg langs eene vaart, door eene schutting van eene tweede vaart, ter linkerzijde, gescheiden. Achter deze waterkeering een dorpstoren met woonhuizen, schuren en geboomte. Een voetpad, door een hek afgesloten, en door boomen beschaduwt, voert langs het water, en verliest zich in het boomgewas. De lucht is verlicht en bewolkt.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 1405.


FRANS HALS.

Geboren te Mechelen 1584—1666 te Haarlem overleden.
Leerling van carel van mander.

No. 105.
No. 105.
Een vrolijk en lustig man.

H. 80. B. 67. D. Vh. levensgroot.

      Hij draagt eenen breeden zwarten hoed, een geel buis en eenen in breede plooijen nederhangenden kraag; om de middel eenen riem met eene medaille; een zwarte stekelige baard bedekt zijn bruin gelaat; in de linkerhand houdt hij eenen roemer wijn, en de regter is met uitgespreide vingers opgeheven.

      Gemerkt:

      Verkooping Baronnesse van Leijde, 1816, Leiden ƒ 385.

No. 106.
No. 106.
Portretten van Frans Hals en zijne vrouw.

H. 140. B. 165. D. Fh. levensgroot.

      In eene hofstede zit de schilder, in het zwart, met den hoed op, eenen platten kanten kraag om, en de hand, met eenen witten handschoen bedekt, op de borst, in vrolijke en vertrouwelijke houding bij zijne vrouw, die, insgelijks in het zwart, met een mutsje met rozerood lint op, eenen breed geplooiden kraag om, en een donkerpaars manteltje

4*      


[52]


52
52
frans hals.

om de middel, de regterhand op zijnen schouder, en de linker op haren schoot houdt. Beiden zijn in jeugdigen leeftijd voorgesteld. Het verschiet vertoont een rijk landhuis, en eenige Heeren en Dames, die in den, met beelden versierden, hof wandelen.

      Uit het Kabinet van Six van Hillegom gekocht in publieke verkooping. 1852, Amsterdam ƒ 600.


AUGUST CHRISTIAAN HAUCK.

Geboren te Mannheim 1742—1801 te Rotterdam overleden.

No. 107.
No. 107.
Portret van den Vice-Admiraal Jan Arnold Zoutman.

H. 81. B. 65. D. Fh. levensgroot.

      Hij draagt een harnas onder eenen blaauwen rok met roode opslagen, en in de regterhand een blad papier.
      Boven aan de lijst is eene wapentrophée, waarin een gekroond wapenschild geplaatst is, geheel verguld.


JOHAN DAVIDSZ DE HEEM.

Geboren te Utrecht 1600—1674 te Antwerpen overleden.
Leerling van zijnen vader david davidsz de heem.

No. 108.
No. 108.
Een Stilleven.

H. 44. B. 60. D. Fh. levensgroot.

      Op eene steenen plint staat eene fraai gedreven, zilver vergulde kan, bij eenen groenen wijnroemer, waarnaast eene zilveren gedreven bokaal, een citroen en andere voorwerpen.

      Gemerkt:

het jaartal is gedeeltelijk onleesbaar.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808. Rotterdam.


[53]


53
53
johan davidsz de heem.
No. 109.
No. 109.
Een Bloem- en Fruitstuk.

H. 72. B. 58. D. Vh. levensgroot.

      Aan een blaauw zijden lint hangen trossen blaauwe druiven, perziken, abrikozen, mispelen, granaatappelen, kersen, chinasappelen, pruimen, een citroen, eene pompoen, doormengd met rozen, witte malva en velerlei andere bloemen en bladeren. Vlinders, torren en andere insekten zijn hier en daar verspreid. Onder aan eene plint loopt eene tor.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


DAVID DAVIDSZ DE HEEM.

Vader van johan davidsz de heem.

No. 110.
No. 110.
Een Fruitstuk.

H. 70. B. 58. D. Vh. levensgroot.

      Op eene steenen plint, ten deele bedekt door een paars fluweelen kleed, staat een blaauw porseleinen schotel, waarop trossen witte druiven, perziken, abrikozen, kersen, bramen en hazelnoten liggen. Daarbij ziet men eenen half geschilden citroen. Op een kistje ligt een gekookte kreeft en een tak met blaauwe pruimen. Aan een blaauw zijden lint hangt een tros roode druiven, mispelen, korenaren en wijngaardranken. Achter den kreeft staat een kelk met een weinig wijn er in. Onder den schotel ligt een broodje, en hier en daar zijn vlinders en insekten aangebragt, onder welke uit een blad in den regterhoek een geheel nest kleine roode rupsjes nederdaalt. In den achtergroud is een venster.

      Verkooping G. van der Pot, 4 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 385.


BARTHOLOMEUS VAN DER HELST.

Geboren te Haarlem 1613—1670 te Amsterdam overleden (*).


      (*) Bartholomeus van der Helst is den 16den December, 1670, in de Waalsche Kerk op de Oudezijds Achterburgwal, te Amsterdam, begraven. Zie Scheltema, Aemstels Oudheid, eerste Deel.


[54]


54
54
bartholomeus van der helst.
No. 111.
No. 111.
Portret van den Vice-Admiraal Egbert Meeuwiszoon Kortenaar.

H. 65. B. 57. P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld. In zwart fluweelen kleeding, met gouden bandelier en platten kraag om, draagt hij eenen breedgeplooiden, rooden mantel over den linkerarm en eenen Bevelhebbersstaf in de opgehevene hand. In den achtergrond de zee met zeilende schepen.


No. 112.
No. 112.
Portret van Andries Bicker, Burgemeester van Amsterdam.

H. 90. B. 69. P. Fh. levensgroot.

      Kniestuk. Blootshoofds, met zwaren baard, in zwart fluweelen kleeding en met eenen breed geplooiden kraag om, houdt hij een gesloten boekje in de linkerhand en de regter- in de zijde.

      Gekocht in publieke verkooping te Amsterdam ƒ 100.


No. 113.
No. 113.
Portret van Andries Bicker, Andrieszoon, Baljuw van Muiden.

H. 90. B. 69. P. Fh. levensgroot.

      Kniestuk. Zeer dik, en blozend van gelaat, met de regterhand, de beide handschoenen dragende, op de borst, heeft hij eenen platten kanten kraag om, kanten lubben aan de handen, een wit buis met gouden bloemen en galon aan en eenen grijzen mantel, met rood fluweelen voering, los over den linkerschouder geslagen.

      Gekocht in publieke verkooping te Amsterdam ƒ 100.


No. 114.
No. 114.
Een Mansportret.

H. 66. B. 56. P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld. Een deftig man met zeer kort, dun haar, en eenen breed geplooiden kraag om.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 240.


No. 115.
No. 115.
Een Vrouwenportret.

H. 66. B. 56. P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld, tegenhanger van het vorige. Eene bejaarde


[55]


55
55
bartholomeus van der helst.

vrouw, in zwart zijden kleeding met een eng sluitend mutsje op en eenen breed geplooiden kraag om.

      Gemerkt:


No. 116.
No. 116.
Portret van de Prinses Maria Henriette Stuart, Weduwe van Prins Willem II.

H. 196. B. 165. D. Fh. levensgroot.

      Portret geheel ten voeten uit. In wit satijn gekleed, met eenen oranjeappel in de hand, zit zij op eenen zilveren zetel, waaraan een purperachtige fluweelen gordijn ten troonhemel strekt. Daarnaast ziet men in eene straat met wandelaars.


No. 117.
No. 117.
De Schuttersmaaltijd.

H. 227. B. 538. D. Fh. levensgroot.

      Dit beroemde meesterstuk van van der Helst stelt eenen schutters maaltijd voor, gehouden den 18den Junij 1648, in de groote zaal van den St. Joris Doele, op den Singel te Amsterdam, na het sluiten van den Munsterschen vrede. De zamenstelling bevat 25 figuren, alle portretten.
      De Kapitein Wits, aan het boveneinde van den disch, trekt dadelijk het oog; in zwart fluweel gekleed, de borst geharnast, met eenen zwart en breed geranden hoed met witte vederen op het hoofd, gemakkelijk gezeten op eenen eikenhouten, gebeeldhouwden stoel met een los kussen, houdt hij met de linkerhand eenen, met olijfloof omkransten, prachtigen, zilveren drinkhoorn, waarop St. Joris, te paard den draak bekampende, is voorgesteld op de linkerknie (*). Hartelijk en gul zijn de gelaatstrekken van den kapitein; met blijdschap drukt hij de regterhand van zijnen luitenant van Waveren, die bij hem zit in een donkergrijs gewaad, met goudgalon en gouden knoopen, met kanten kraag en lubben aan, eenen hoed met donkerbruine vederen op, en bruine, lederen laarzen met wijde kappen, waarin gouden randen en kanten kniestukken zigtbaar zijn, en gouden sporen aan de over elkanker geslagene beenen. Bij levendige


      (*) Deze hoorn wordt nog op het Stadhuis bewaard.


[56]


56
56
bartholomeus van der helst.

deelneming in de woorden van den Kapitein, toont hij over het geheel eenen hoogen trap van hoffelijkheid. Achter hem, in het midden der schilderij, zit de vaandrig Jacob Banning, in losse, fiere houding met den hoed in de hand, en den regterarm op de leuning van zijnen stoel; het regterbeen is over de linkerknie geslagen, en het blaauw zijden vaandel, waarop de Amsterdamsche Stedemaagd is gestikt, over den linkerschouder digt aan het hart geklemd. Met een openhartig vriendelijk gelaat ziet hij den aanschouwer aan. Verder achter dezen zit waarschijnlijk een der serjanten, blootshoofds, geharnast, met gele mouwen, graauwe hozen en gele, wijde laarzen met linnen kniestukken aan; hij heeft het servet op de knie, en een kluifje en stuk brood met een mes in de hand, terwijl hij hoort naar eenen bij hem staanden, bejaarden man, misschien wel den tamboer Willem, die hem eenen heildronk brengt. Deze heeft den hoed in de regterhand en eenen roemer op vergulden schroef gevat, en met helderen wijn gevuld, in de linkerhand, en is gekleed in zwart satijn met gele dofjes en eene roode sjerp, als gordel, aan het lijf. Achter dit staande beeld zitten twee schutters aan het einde der tafel; de een met het servet op den schoot, in een wijd zwart kleed met ijzeren borststuk, linnen halskraag en sjerp, brengt met het mes spijs naar den mond; de ander heeft een lang fluitglas met witten wijn in de hand; achter deze staan vier schutters met hoeden op, de een met eenen roemer wijn in de hand, de andere met geweren op de schouders. Tusschen de bovengenoemde staande figuur, die den heildronk brengt, en den vaandrig, staat er een, die den hoed afneemt, en met opgehevene hand tot eenen der voornoemde spreekt, en een die gereed zit een hoen te snijden. Tusschen den Vaandrig en den Luitenant, ziet men eenen schutter een fluitglas opheffen, terwijl een ander eene pastei dient; een derde persoon brengt een zilveren bord aan; eene andere figuur staat weder achter deze, eenen roemer uit eene zilveren schenkkan vullende. Achter den Kapitein is de hoek gevuld met twee zittende beelden, waarvan het eene eenen chinaasappel schilt, en twee staande, met hellebaarden, de een de punt omhoog, de andere die omlaag gekeerd houdende. De laatste sluit de zamenstelling aan deze zijde; hij heeft den gevederden hoed in de zijde. Achter dezen zijn twee staande schutters geplaatst, de een met de hand op den schouder van den anderen leunende, en een derde met eene schenkkan in de hand, waarop C. Poock geschreven staat; deze was kastelein van den Doele. Eindelijk ziet men de dienstmeid eenen opgemaakten kalkoen


[57]


57
57
bartholomeus van der helst.

aanbrengen. Vele schutters schijnen naar de woorden van den Kapitein te luisteren.
      Door een kruisvenster, waarvan een raam openstaat, zijn twee gevels met steenen schapen er op, en eenige boomen zigtbaar; een van deze huizen is thans het Odeon.
      Op de tafel met een breed kleed met franje en een tafellaken gedekt, zijn vele glazen, borden, messen en onderscheiden spijzen geplaatst. In den linkerhoek van de schilderij staat een sierlijk koperen koelvat met eene tinnen wijnflesch er in en weelderige wijngaardranken er overheen geslingerd. Midden op den voorgrond ligt de trom, en tusschen een over het vel gespannen koord, is een stuk papier gestoken, waarop geschreven is:

             “Bellona walgt van Bloed en Mars vervloekt het daveren,
“Van ’t zwangere metaal, het zwaard bemind de schêe,
“Dies bied de dappere Wits aan d’edele van Waveren
“Op ’t sluiten van ’t verbond, de hooren van de vrêe.
jan vos.
      Gemerkt:

      Gegraveerd in het kabinet van le Brun, door Patas.

      Gelithographiëerd door van Loo.

      Gegraveerd op een achtste deel der grootte van de schilderij, naar eene teekening van H. W. Couwenberg, uit het Kabinet van den Heer J. Moyet, door J. W. Kaiser. Uitgegeven bij Frans Buffa & Zonen, te Amsterdam, 1855.

      Bij deze schilderij behoort een bord, waarop de namen voorkomen van:

                   Cornelis Jan Wits, Capiteijn.
Johannes van Waveren, Luytenant.
Jacob Banning, Vaandrich.
Dirk Claesz Thoveling, Sergeant.
Thomas Hartoch, Sergeant.
 
pieter van hoorn.
willem pietersz van der
      voort.
adriaen dirk sparwer.
hendrik calaber.
jan van ommeren.
isaac oyens.
geurt pietersz anstenraat.
herman teunisz de kluyt.
andries van anstenraat.
christoffel poock.
hendrik dommer wz.


[58]


58
58
bartholomeus van der helst.
benedictus schaeck.
jan maesz.
jacob van diemen.
paulus hennekyn.
lambregt van den bos.
willem de Tamboer.

      Zij was vroeger geplaatst in den St. Joris Doele, later op het Stadhuis in de groote krijgsraadskamer (*).

      Eigendom der stad Amsterdam.

      Uit eene teekening door J. Cats, in de verzameling van den Heer Wurfbain aanwezig, zou men opmaken, dat van deze schilderij van boven en van onderen een stuk was afgenomen; bij het herdoeken en schoonmaken voor weinige jaren is het echter ten duidelijkste gebleken, dat dit niet het geval is geweest, en de schilderij in hare volkomenheid bewaard is gebleven; de zamenstelling voegt dan ook geheel in den vorm van het doek.


No. 118.
No. 118.
De Overlieden van den St. Sebastiaans Doele te Amsterdam.

H. 175. B. 264. D. Fh. levensgroot.

      De vier Overlieden of Prijsmeesters van den Boogschutters-doele in zwart satijnen buizen, fluweelen mantels, witte platte kragen en lubben, en zwarte breedgerande hoeden op, zitten aan eene tafel, met een Smirnasch kleed gedekt. Een van hen, ter linkerzijde, houdt eenen vergulden gedreven beker met deksel in de handen, eene dienstmaagd achter hem, brengt eenen grooten drinkhoorn op zilveren voetstuk aan, dien zij van eene plank heeft genomen, waarop meer sierlijke zilveren bekers en andere prijzen pronken. Voor de tafel, het gelaat naar den aanschouwer gewend, zit een andere Prijsmeester op eenen stoel, waarop een St. Sebastiaan gebeeldhouwd is, en heeft den papegaaistaf in de hand. Tegenover hem zit een derde, de zilveren met verguld doorwerkten halsketen, met de papegaai er aan, met beide handen opgeheven houdende. De vierde zit aan het einde van de tafel, en spreekt, de regterhand opheffende, en de linker- met eenen handschoen er in op de knie houdende, tot de anderen. Bij hem staat eene lei, waarop met krijt de geschotene punten geschreven staan. Zij zitten aan het begin der schietbaan, die men in den achtergrond ziet. Tusschen de schermen staan twee jonge schutters met boog en pijlen in de handen. Op den voorgrond bij den eerstgenoemden Prijsmeester is een patrijshond, en achter hem eene roode gordijn (†).


      (*) Zie van Dijk, pag. 40.
      (†) De zilveren voorwerpen, op deze schilderij voorkomende, worden meest alle nog op het Stadhuis bewaard.


[59]


59
59
bartholomeus van der helst.

      Op de bovengenoemde lei staat:

      Gemerkt:

      Deze schilderij was vroeger geplaatst voor den schoorsteen in de groote zaal van den St. Sebastiaans Doele op den Singel te Amsterdam.
      Eigendom der stad Amsterdam.
      In het Keizerlijk Museum in de Louvre te Parijs, is er eene herhaling op kleinere schaal van voorhanden; zij is waarschijnlijk uit de verzameling van den Graaf van Polsbroek afkomstig.


B. VAN DER HELST en L. BACKHUISEN.

No. 119.
No. 119.
Portret van den Luitenant-Admiraal Aart van Nes.

H. 136. B. 122. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk. Blootshoofds met den bevelhebberstaf in de regterhand, en de linkerhand opgeheven, draagt hij eenen platten, kanten kraag en eenen zwart fluweelen overrok met opene mouwen, met gouden galon en knoopen versierd, over een goudlakensch onderkleed en eenen gouden bandelier, waaraan het zwaard hangt. Een bediende achter hem brengt eenen brief; voor dezen staat een hemelglobe; aan de andere zijde van den hoofdpersoon een stoel en eene tafel, waarop een inktkoker en eene zeekaart zijn geplaatst.


[60]


60
60
b. van der helst en l. backhuisen.

De achtergrond vertoont eenen, door Backhuizen geschilderden, zeeslag.

      Gemerkt:


No. 120.
No. 120.
Portret van de Echtgenoot van den Luitenant-Admiraal Aart van Nes.

H. 136. B. 122. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; tegenhanger van het voorgaande. Bij eene balustrade staande, is zij gekleed in zwarte zijde met kanten, en heeft in het kapsel, om den hals en om de armen fraaije snoeren paarlen. Het verschiet is een door Backhuizen geschilderd stroomgezigt, met voor anker liggende oorlogsschepen. Men ziet daar een havenhoofd, waarop eene menigte volks de personen, die in eene sloep aan wal komen, verwelkomen.

      Gemerkt:


LODEWIJK VAN DER HELST.

No. 121.
No. 121.
Portret van den Admiraal Augustus Stellingwerf.

H. 99. B. 133. P. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; zittend rust hij met de linkerhand op eenen gepolijsten, metalen bol. Op de bij hem staande tafel, met een lichtrood kleed gedekt, liggen op eene zeekaart de bevelhebberstaf, een blinkende helm met grooten vederbos, eene aardglobe en een geopend kistje, waaruit een snoer paarlen hangt.


[61]


61

JAN VAN DER HEIJDEN.

Geboren te Gorinchem 1637—1712 te Amsterdam overleden.

en ADRIAAN VAN DE VELDE.

No. 122.
No. 122.
Eene Steenenbrug.

H. 36. B. 43. P. Fh. 5.

      Eene fraai gebouwde, steenen brug met houten klep, voert over eene gracht, met zware boomen beplant, waarboven hier en daar de gevels van huizen uitsteeken. Tegen de regterpenant van de brug is een beschadigd steenen beeld geplaatst, bij eenen steenen trap, waarlangs eene vrouw met eenen emmer afdaalt. Op den voorgrond wandelt een Heer, in bruinen mantel, met den hoed in de hand, en zijn hond; iets verder een Heer en eene Dame; een man met een pak op den nek gaat over de brug, waaronder door men een paar figuren ziet; aan den linkerkant bij de huizen staat eene meid, die tot een kind spreekt.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 523.


No. 123.
No. 123.
Eene Ophaalbrug.

H. 36. B. 44. P. Fh. 7.

      Over eene gracht ligt eene ophaalbrug, versierd met eenen steenen dolfijn, in basrelief; over de brug gaat een man met eenen kruiwagen; twee heeren kijken over de steenen borstwering; daarachter bedekken zware boomen gedeeltelijk een groot wit huis; op den hoek eener straat staat een bedelaar op krukken aan de deur van eene roodbaksteenen bakkerij met eene luifel. Op den voorgrond is een gebouw, op kolommen rustende, met eene kariatide op den hoek, een Heer met eenen hond bij zich staat een, daar aangeplakt, billet te lezen, aan den waterkant zit, bij een paar molensteenen, een hengelaar te visschen. De stoffaadje is van A. van de Velde. De zon verlicht de toppen der gebouwen.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 523.


[62]


62
62
jan van der heyden.
No. 124.
No. 124.
Eene Hollandsche Gracht.

H. 43. B. 57. P. Fh. 3.

      Aan het einde eener gracht bij eene sluis met hooge deuren, waarover eene houten brug is gelegd, staan eenige huizen in den oud-Hollandschen stijl, van rooden baksteen met witte steenen versierselen. Regts aan de sluis op den hoek van een gebouw is een heiligenbeeld met eene kerk in de hand geplaatst. De figuren zijn door A. van de Velde geschilderd. Aan den wal ligt eene aschschuit en in de sluis een ander vaartuig. Een heldere zonneschijn verlicht de huizen.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


PAUWELS VAN HILLIGAARD.

—1658.

No. 125.
No. 125.
Het afdanken der Waardgelders te Utrecht in 1618.

H. 96. B. 169. K. Fh. 16.

      Op de Neude te Utrecht zijn vele krijgslieden, zoo te voet als te paard, en onderscheidene burgers, bij het afdanken der waardgelders.

      Gemerkt:


SAMUEL VAN HOOGSTRATEN.

Geboren te Dordrecht 1627—1678 te Dordrecht overleden.
Leerling van zijnen vader dirk van hoogstraten en rembrandt van rijn.

No. 126.
No. 126.
De onwaardige Gast.

H. 112. B. 154. D. Fh. 97.

      Op den voorgrond staat de Koninklijke gastheer, in een wit kleed met eenen rooden met goud en edelgesteente ge-


[63]


63
63
samuel van hoogstraten.

boorden mantel om, eenen grooten, rijk versierden tulband met een kroontje op het hoofd, en den schepter in de hand, zijne bedienden bevelende den onwaardigen gast, die reeds gebonden is, uit te werpen. In den achtergrond zitten verscheidene gasten aan den disch, bij welke men eene gekroonde bruid onderscheidt. Achter den gastheer staan twee knapen en draagt een bediende de spijzen aan; op den voorgrond is een rond tafeltje met een blaauw gestreept kleed, waarop een verguld zilveren waterschotel met een kannetje er in staat.


GERARD HOET.

Geboren te Bommel 1648—1733 te ’s Gravenhage overleden.
Leerling van Warnard van Rijsen.

No. 127.
No. 127.
Een Arkadisch Landschap.

H. 34. B. 44. P. Fh. 10.

      Op den voorgrond zitten twee vrouwen, terwijl eene derde met een zittend jongman staat te spreken; alle zijn weinig of niet gekleed; het landschap vertoont verder eenen, met bouwvallen bedekten, heuvel.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 128.
No. 128.
Een Arkadisch Landschap.

H. 34. B. 44. P. Fh. 10.

      Ter linkerzijde zitten drie vrouwen, terwijl ter regter eene vierde met eenen jongeling wandelt. De figuren zijn bijna naakt. In den achtergrond een meertje bij eene ruine en een bergachtig verschiet.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 129.
No. 129.
Het Huwelijk van Alexander met Roxane.

H. 31. B. 40, P. Fh. 17.

      Voor een altaar aan den voet van het beeld der godin Juno, wordt door eenen priester het huwelijk voltrokken tus-


[64]


64
64
gerard hoet.

schen Alexander en Roxane, te midden eener menigte volks. Regts op den voorgrond danst eene rei van maagden, waarachter op eene verhevene balustrade eenige lieden op slangen en trompetten blazen. Links vertoonen zich eenige krijgslieden. In den achtergrond een muur met kolommen en basreliefs.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 130.
No. 130.
De Hulde aan Alexander.

H. 32. B. 40. P. Fh. 11.

      Tegenhanger der voorgaande schilderij.
      Hij wordt door vrouwen en kinderen, die bloemen strooijen, begroet; eene van haar staat gereed een brandoffer voor hem op een gouden altaar te ontsteken. De handeling heeft plaats voor een prachtig paleis, waar een paar vrouwen uit de ramen zien. De achtergrond vertoont eenen ronden vestingmuur.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 131.
No. 131.
Een Familietafereel.

H. 12½. B. 9. Ovaal. K. Hoofd Vrouw 2.

      De vrouw zit in het midden, in een licht amarant rood satijnen kleed, met boezem en armen ontbloot, het blonde haar gekapt, en paarlen om den hals. Zij houdt met de regterhand eenen ruiker op de borst, op haren schoot ligt een bruin gevlekt, langharig hondje, dat door een meisje, in blaauw satijn, gestreeld wordt. De man staat geharnast, met eene roode sjerp, losse kanten das om, en met lang krullend haar, achter haar, en ontvangt eene rol papier, waarop eene vesting geteekend is, uit de hand van eenen jongen, in Romeinsch kostuum, achter dezen staat een kleinere knaap, in licht rood gekleed, naast zijne moeder.
      In den achtergrond eene zuil, boomen, de zee en eene bewolkte lucht, waarin engelen zweven.

      Deze schilderij is in een lijstje gevat, dat geheel uit een stuk hout


[65]


65
65
hans holbein.

gesneden is, en bestaat in eenen bloemkrans, waarboven twee engeltjes eene kroon dragen; een weinig lager ziet men twee andere engeltjes.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam.


HANS HOLBEIN.

Geboren te Bazel 1498—1554 te Londen overleden.
Leerling van zijnen vader joan holbein.

No. 132.
No. 132.
Portret van Keizer Karel V.

H. 16. B. 13. P. Hoofd h. 8.

      Borstbeeld; over een donkerbruin, engsluitend buis, draagt hij eenen zwarten rok met pofmouwen en eenen donker bonten rand. Op de borst ziet men het teeken der orde van het gulden vlies. Op het hoofd heeft hij een zwart kapje, en om den hals een smal geplooid kraagje; hij heeft kort bruin haar en dunne gekrulde knevels met eenen puntbaard.

      Gekocht in publieke verkooping Nov. 1825 Amst. ƒ 100.


No. 133.
No. 133.
Portret van Keizer Maximiliaan van Oostenrijk.

H. 56. B. 42. P. Hoofd h. 14.

      Borstbeeld; onder eenen zwarten mantel, met bruin zwart gevlekt bont omzoomd, komt een donker rood lakensch onderkleed en witte hemdsboord uit. Hij draagt eenen vierkanten hoed of eene muts op het hoofd. De achtergrond is van eene gelijke, groene kleur.

      Afkomstig van het Koninklijk Museum.


No. 134.
No. 134.
Portret van Desiderius Erasmus.

H. 37. B. 26, P. Hoofd h. 13.

      Borstbeeld; onder eene donkerbruine toga met hoogen bonten kraag, draagt hij een zwart kleed. Het hoofd is met eene zwarte muts gedekt; de handen houdt hij op een voor hem liggend geopend boek, waarin hij schrijft. Voor het lijf heeft hij eenen metalen ring, die een zeer groot glas schijnt te bevatten. De achtergrond vertoont een houten schot.


5      


[66]


66
66
hans holbein.
No. 135.
No. 135.
Portret van Robert Sidney.

H. 41. B. 30. P. Hoofd h 12.

      Borstbeeld. In eenen zwartlakenschen tabbaard met een zwart kraagje om den hals gesloten, houdt hij in de linkerhand een grijs gebonden boek, en in de, op eene tafel rustende, regterhand eenen bruinen handschoen. Het hoofd is met een zwart kapje gedekt.

      Achter op het paneel leest men:

Robert Sidne.

      Kabinet van heteren.

MELCHIOR DE HODECOETER.

Geboren te Utrecht 1636—1695 overleden.
Leerling van gijsbert de hondecoeter en jan baptist weenix.

No. 136.
No. 136.
De Doode Vogels.

H. 48. B. 41. D. V. levensgroot.

      Een doode patrijs hangt bij den poot aan eenen stok, op een gebroken kapiteel gelegen, daarbij ligt eene rist vinken. Ter zijde groeit eene plant.

      Kabinet van heteren.


No. 137.
No. 137.
Dieren en Planten.

H. 63. B. 50. D. Dh. levensgroot.

      Eenige hagedissen, vlinders en musschen loopen en spelen bij paddestoelen en breedbladerige planten, die bij eenen boomstam groeijen.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 138.
No. 138.
Een Ekster in bespiegeling.

H. 210. B. 133. D. V. levensgroot.

      Een roerdomp, een eendvogel en eene houtsnip hangen aan eenen tak. Op den grond liggen eenige eenden en eene gans. Daarbij is eene kwartelkooi en eenig tuig. Op een


[67]


67
67
melchior de hondecoeter.

afgehakten boomstam staat een levende ekster dit tooneel van moord met ontzetting aan te zien.

      Gemerkt:


No. 139.
No. 139.
De Hofstede.

H. 211. B. 133. D. V. levensgroot.

      Tegenhanger der vorige schilderij.
      In eene hofstede liggen bij eene vaas, met een vruchtdragend oranjeboompje een haas, een fazant en eene watersnip op den grond. Aan eenen polstok hangt een korhoen, op eene balustrade zit eene levende paauwin, terwijl achter de bazis der vaas een paauw komt aanloopen, en eene meerle door de lucht vliegt.


No. 140.
No. 140.
De Vechtende Vogels.

H. 122. B. 154. D. V. levensgroot.

      Een gele haan vecht met eenen zwarten, kalkoenschen; eene grijze hen staat er in grooten angst bij. De vechtende dieren zijn woedend van toorn. Het verschiet is bergachtig, en schijnt er later bij geschilderd te zijn.


No. 141.
No. 141.
De Eendenkom.

H. 91. B. 114. D. V. levensgroot.

      In een rotsachtig landschap stroomt een water, waarbij eenige liggende Indische eenden, eene blazende vreemde gans, en drie andere eenden, waarvan er eene tegen eene vliegende witte duif schreeuwt, zijn afgebeeld.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 115.


No. 142.
No. 142.
De Menagerie.

H. 129. B. 116. D. V. levensgroot.

      In eene menagerie van vreemde vogels, op een terras met balustrade en fraaije steenen vaas met basreliefs, als ook op de takken van eenen boom, ziet men eene menigte parkieten, papegaaijen, kakketoeën; terwijl twee apen op een rood Smirnaasch tapijt zitten.

      Gemerkt:

5*      


[68]


No. 143.
No. 143.
Eene Klokhen in angst.

H. 114. B. 139. D. V. levensgroot.

      Op den voorgrond van een boomrijk rotsachtig landschap tracht eene witte klokhen hare kiekens tegen de aanvallen eener paauwin te verdedigen. Ter regterzijde ziet men eenen paauw ter halverlijve, bovenaan eene nederdalende zwarte duif, en een weinig achterwaarts eenen casuaris en eenen kraanvogel.

      Verkooping Mevrouw Lormier 1763, ’s Gravenhage, ƒ 88.
      Verooping Johannes van der Mark 1773.
      Kabinet van heteren.


No. 144.
No. 144.
Het drijvend veertje.

H. 156. B. 141. D. V. levensgroot.

      Eene boomrijke hofstede met vijvers, waarin men ter linkerzijde, op den voorgrond, eenen pelikaan, en daarachter eenen kraanvogel, eene flamingo, eenen casuaris, en ter regterzijde verschillende soorten van ganzen en eenden ziet, terwijl een specht door de lucht vliegt. Op het water drijft een veertje, waaraan deze schilderij haren naam ontleent.

      Gemerkt:


GERARD HONTHORST.

Geboren te Utrecht 1592—1660 overleden.
Leerling van abraham bloemaert.

No. 145.
No. 145.
Portret van Prins Willem II.

H. 73. B. 59. P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld. Over eenen platten kraag met geschulpten kanten rand hangt een dof ijzeren harnas om de borst en armen; het lang, krullend haar daalt op de schouders neder. Het portret is in een ovaal, binnen de lijst, geschilderd.

      Gemerkt:


[69]


69
69
gerard honthorst.
No. 146.
No. 146.
Portret van Prins Willem II.

H. 110. B. 86. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; over een zwart harnas hangt aan een blaauw lint over den linkerschouder een blaauw geëmailleerd medaillon met juweelen omzet. Bij hem ligt een helm met oranjevederen; in den achtergrond ziet men eene kolom en de lucht.

      Gemerkt:


No. 147.
No. 147.
Portret van Prins Frederik Hendrik.

H. 123. B. 99. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; in volkomen rijk versierd harnas, staat hij met den Bevelhebbersstaf in de regterhand. Bij hem ligt de helm, met eenen oranjevederbos.

      Gekocht van den Heer Hodges te Amsterdam, ƒ 100.


No. 148.
No. 148.
Portret van Prinses Amalia van Solms. Echtgenoot van Prins Frederik Hendrik.

H. 125. B. 99. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; tegenhanger van voornoemde schilderij. In staande houding, de regterhand met een takje oranjebloesem op eene steenen balustrade rustende, draagt zij een zwart zijden kleed, met omgeslagene, wijde, met satijn gevoerde, mouwen, en waarvan het lijf met groote paarlen en edele steenen versierd is. In den achtergrond ziet men eene kolom en eene geel en rood damasten gordijn, die met het ondereinde over de balustrade onder haren arm ligt; verder bovenaan twee kwasten, en eindelijk eene lichte, witachtige lucht.

      Gemerkt:
1650.


[70]


70
70
gerard honthorst.
No. 149.
No. 149.
De vrolijke Speelman.

H. 106. B. 87. B. Fh. levensgroot.

      Een man, met losse krullen en langen baard, ziet met een vrolijk gelaat door een venster, waarvan hij de gordijn wegschuift. In een groen en wit gestreept satijnen buis gekleed, eene muts met roode, witte en blaauwe vederen op het hoofd, heeft hij eene viool in de eene en eenen gevulden roemer in de anders hand.

      Verkooping Gravinne van Moens, 1803, te Amsterdam. ƒ 500.


PIETER DE HOOGE.

Leerling van nicolaas berchem.

No. 150.
No. 150.
Portret van den Schilder Pieter de Hooge, op 19-jarigen leeftijd.

H. 42. B. 33. P. Hoofd. h. 11.

      Met eenen loshangenden, lakenschen mantel over den schouder en eenen platten linnen kraag om den hals, houdt hij palet en penseelen in de linkerhand.

      Gemerkt:    
  Ætatis 19

      Gekocht in publieke verkooping te Amsterdam.


No. 151.
No. 151.
Eene Kelderkamer.

H. 65. B. 59. D. Fh. 33.

      In een portaal of kelderkamer, bevloerd met gele en blaauwgroene verglaasde estrikken, komt uit den kelder eene vrouw, die aan een meisje een bierkannetje overhandigt. De vrouw is gekleed in een bruinachtig rood jak met grijze mouwen, eenen opgeslagen zwarten rok en blaauwen, wollen onderrok; het meisje draagt een grijs kleedje met looze mouwen op de schouders, zilveren knoopjes en blaauwe nestels; en heeft een geborduurd kapje op. Ter linkerzijde is de opene ingang van den kelder, waar een vat bij een venstertje staat. Aan de regterzijde ziet men, door eene geopende deur, in een opkamertje, met blaauw- en wit-marmeren steenen bevloerd. Op een houten zoldertje staat een stoel met een kussen, en aan den want hangt een manspor-


[71]


71
71
pieter de hooge.

tret in zwarte lijst. Door het geopende venster, achter in het kamertje ziet men op de straat. De verlichting is eenvoudig als bij gewoon daglicht.

      Gemerkt:

      Verkooping uit het kabinet van Isaak Walraven, bij J. J. de Bruin, 1765 ƒ 450.
      Verkoping P. de Smeth, 1810, Amsterdam ƒ 3025.
      Verkoping Mevrouw Hogguer, 28 Aug. 1817, Amsterdam ƒ 4010.


JOHAN VAN HUCTENBURG (*).

Geboren te Haarlem 1646—1733 overleden te Amsterdam.

Leerling van thomas wijk, jacob hugtenburg en van der meulen.

No. 152.
No. 152.
Een Ruitergevecht.

H. 57. B. 73. D. F. te p. 7.

      In een heuvelachtig landschap wordt een hevig ruitergevecht geleverd. Op den voorgrond liggen vele dooden en gekwetsten. Bijna in het midden rent de Veldheer, bevelen gevende. Regts, waar het gevecht zeer hevig is, ziet men vele springende en slaande paarden.


JAN VAN HUIJSUM.

Geboren te Amsterdam 1682—1749 overleden te Amsterdam.

Leerling van zijnen vader justus van huijsum.

No. 153.
No. 153.
Een Arkadisch Landschap.

H. 56. B. 67. K. Fh. 5.

      Landschap, met de bouwvallen van tempels 6en monumenten, tusschen rotsbrokken en boomen; op den derden grond, aan den voet van begroeide heuvels, ligt eene stad, met poorten, tempels, torens en gebouwen, alles in Romeinschen stijl. Op den voorgrond in de schaduw rusten twee landlieden, achter deze, links, ziet men in het zonnelicht eenen herder met zijne kudde, onder hooge boomen, regts, aan eenen vijver, drie visschers, en eene vrouw met


      (*) Immerzeel.


[72]


72
72
jan van huijsum.

waschgoed; verder eenige wandelende en rustende lieden, in het verschiet bergen en de zee.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 154.
No. 154.
Een Offerfeest.

H. 56. B. 67. K. Fh. 6.

      In een Arkadisch landschap staan eenige herders en vrouwen met bloemkransen, gereed tot het vieren van een offerfeest. Zij versieren een altaar, waarachter, onder hooge welige boomen, kolommen met kapiteelen en lijsten, en eene groote versierde steenen vaas gezien wordt. Regts geven eenige treden den toegang tot eenen tempel. Op den derden grond ziet men tempels, gebouwen en verschillende geboomte. Het verschiet is bergachtig, en vertoont eene rivier, waaraan eene stad op eenen berg ligt.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.

No. 155.
No. 155.
Vruchten.

H. 50. B. 42. K. V. levensgroot.

      Op eene marmeren plint liggen een opengesneden gele meloen, trossen witte druiven, een gespleten granaatappel, perziken en blaauwe pruimen; achterin zijn eenige witte bloemen, en op den voorgrond ligt een takje vergeet-mij-niet en eenige frambozen. Op de vruchten zijn vele insekten geschilderd.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 3610.


[73]


73
73
jan van huijsum.
No. 156.
No. 156.
Bloemen.

H. 78. B. 59. P. B. levensgroot.

      Een bloemruiker bestaande uit gele rozen, agaatrozen, tulpen, hiacinten, auricula’s, primulavera’s, papavers, kroonimperialen en vele andere bloemen, staat in eene bruin aarden vaas, waarop in basrelief de jeugd van Bacchus is voorgesteld, op eene geelmarmeren plint; een vogelnestje met eijeren, eene pioenroos, een rozeknop en een takje kamperfoelie liggen daarbij.

      Gemerkt:

      Verkooping Johan van Schuijlenburg, Burgemeester van ’s Gravenhage, 1735, ƒ 450.

      Kabinet van heteren.


JACOBUS JANSON.

Geboren te Ambon (Oost-Indië) 1729—1784 te Leiden overleden.

No. 157.
No. 157.
Het Slot te Heemstede.

H. 67. B. 87. D. Fh. 4.

      Het voormalige slot te Heemstede met de bijgebouwen en de grachten, die het omgaven. Onder de boomen ziet men eene bespannen koets en wandelaars.

      Gemerkt:


KAREL DU JARDIN.

Geboren te Amsterdam 1635—1678 te Venetië overleden.
Leerling van nicolaas berchem.

No. 158.
No. 158.
Portret van den Schilder Karel du Jardin.

H. 26. B. 20. P. Hoofdh. 8.

      Borstbeeld; in zwart greinen mantel, dien hij met de


[74]


74
74
karel du jardin.

linkerhand te zamenhoudt, breeden los afhangenden kraag, en wijde witte hemdsmouwen. Hij draagt dunne omhoog gekrulde knevels, en in losse krullen nederhangend, zwart haar.

Gekocht van Muller. ƒ 1600.


No. 159.
No. 159.
Portret van G. Reynst,
Begunstiger van K. du Jardin.

H. 125. B. 103. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk. Tusschen twee windhonden, in een heuvelachtig landschap staat hij, in bruine kleeding, waarvan de korte mouwen met gouden galon en zwart lint versierd zijn, witte linten ondermouwen aan en eene losse, witte das om, door eenen ring toegehaald.

      Gemerkt:

      Gekocht voor ƒ 1000.


No. 160.
No. 160.
De Regenten van het Spinhuis.

H. 223. B. 387. D. Fh. levensgroot.

      Zij zijn geheel in het zwart, met fluweelen mantel, kleine zwarte hoeden, en breede platte kragen. Vier van hen zitten aan eene met een paars fluweelen kleed gedekte tafel, de voorste houdt een ceeltje in de hand, waarop men de naamteekening Muylman kan lezen; een ander achter de tafel slaat een boek open, en spreekt tot den bediende, die, met een kalotje op het hoofd en een toegevouwen papier in de hand bij hem staat; de vijfde steunt op den rug van eenen stoel achter de tafel. Zij bevinden zich in een prachtig vertrek, waarvan de muren met pilasters en bas-reliefs versierd zijn. Door de openstaande deur ziet men een jongeling met een meisje praten.

      Gemerkt:

      Eigendom der stad Amsterdam.


[75]


75
75
karel du jardin.

      Voornoemde Regenten zijn waarschijnlijk Barend Pietersz. Elias, Michiel Tielens, Joris Croock, Hendrik Backer, Joannes Commelijn en Willem Muylman de Jonge: eene opgave, die wij verschuldigd zijn aan den Archivarius Dr. P. Scheltema, wien hiervoor openlijk dank gebragt wordt, tevens betreurende, dat zijne nasporingen, op onze aanvrage, in het Stedelijk Archief gedaan, geene meerdere bijzonderheden aangaande deze en andere, de Stad behoorende, schilderijen deden ontdekken.
      Missive des Heeren S. 9 Junij, 1857.


No. 161.
No. 161.
Een Trompetter te paard.

H. 42. B. 33. D. Fh. 12.

      Op de binnenplaats van eene Italiaansche boerenherberg zit een trompetter op eenen schimmel, en drinkt uit eene tinnen kan. Voor hem staat de waardin in eene roode keurs en opgeslagen bruinen rok, met eene tinnen kan en een glas in de handen. Op den tweeden grond brengt een jongen voeder in eene paardenkrib. De achtergrond is gesloten door eenen muur, waarboven zich boomen en eene zeer heldere lucht vertoonen.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 162.
No. 162.
De Muilezeldrijvers.

H. 32. B. 42. K. Muilezel H. 13.

      Op de binnenplaats van eene Italiaansche herberg, houden twee muilezeldrijvers hunnen maaltijd. De eene blootshoofd in een bruin rood buis, zit, de andere, met eene roode muts op, een geel linnen kleed met roode mouwen aan, staat bij eene tafel. Zij worden door den waard, die eenen hond bij zich heeft, bediend. Eene vrouw reikt een gebraden hoen door het venster aan. Op den voorgrond staan een witte en een bruine muilezel met een veulen, beladen, en schilderachtig opgetuigd; de grootste heeft eenen voederzak om den bek, en pluimen op den kop en den zadel. Zij worden, even als de figuren, door de zon verlicht, en werpen lange schaduwen over den grond. Boven de deur van de herberg zijn twee met stroo omvlochtene flesschen en een venster, met papier gesloten. In den hoek is een wijngaard. Over den muur ziet men boomen en de lucht.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


[76]


76
76
karel du jardin.
No. 163.
No. 163.
De Landman op zijne hoeve.

H. 34. B. 45. D. Fh. 5½. Ezel 7.

      Vóór den ingang van eene boerenwoning en eenen hooiberg, ter regterzijde half achter welig opgaand geboomte verscholen, staat een landman, met eene wan koren te zuiveren. Op den voorgrond zijn eene bruinharige geit met hare drie jongen, drie liggende varkens, een staande en een liggende ezel. In het bergachtig verschiet zijn oude gebouwen en boomen zigtbaar.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


LUDOLF DE JONG (lieve de jong.)

Geboren te Overschie 1616—1697 te Hillegersberg overleden.

Leerling van cornelis saftleven, anthonie palamedesz stevens en jan bijlert.

No. 164.
No. 164.
Portret van den Vice-Admiraal Jan van Nes.

H. 109. B. 86. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk. Hij draagt een graauw kleed en eenen mantel, met eenen breeden platten kanten kraag er over, een zwaard aan eenen met zilver gestikten bandelier. Achter eene balustrade ziet men de zee, waarin eenige schepen voor anker liggen.

      Gemerkt:

      Gegraveerd door Bloteling.


No. 165.
No. 165.
Portret van Aletta Ravensburg, Echtgenoot van den Vice-Admiraal Jan van Nes.

H. 109. B. 86. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk, tegenhanger van het voorgaande. In zwart


[77]


77
77
ludolf de jong.

zijden kleeding, met breeden kanten kraag en witte kanten ondermouwen, waarover de zwarte kant van het kleed afhangt, staat zij in een voorportaal, eenen waaijer en een paar bruine handschoenen in de regterhand houdende. Achter eene balustrade ziet men in eenen hof. Volgens de aanteekening in den grond is zij op 33-jarigen leeftijd voorgestetd.

      Gemerkt:


JACOB JORDAENS (*).

Geboren te Antwerpen 1593—1678 overleden te Putten (Noord-Brabant).

Leerling van adam van oort.

No. 166.
No. 166.
Een Sater.

H. 136. B. 173. D. Fh. levensgroot.

      Hij zit, met wijngaardranken omkranst, aan den voet van eenen boom, op eene fluit te spelen. Bij hem ziet men eene geit en een paar schapen, waarover een ram heenspringt. De achtergrond is bergachtig.

      Gegraveerd door Bolswart.
      Verkooping S. J. Stinstra, Friesland,
ƒ 360.


WILLEM KALF.

Geboren te Amsterdam 1630—1693 te Amsterdam overleden.

No. 167.
No. 167.
Stilleven.

H. 69. B. 60. D. Vh. levensgroot.

      Eene zeer schoon gevormde gedreven zilveren schenkkan, een op gedreven vergulden schroef geplaatste wijnroemer,


      (*) Ch. Blanc, Histoire des Peintres.


[78]


78
78
willem kalf.

een blaauw porseleinen schotel met Chinaasappelen en citroenen, een geopend gouden horlogie en een mes liggen op eene marmeren plint.

      Verkooping A. J. Brand, ƒ 25.


HENDRIK DE KEIJSER.

Geboren te Utrecht 1565—1621 te Amsterdam overleden.

Leerling van abraham bloemaert.

No. 168.
No. 168.
Portretten van Rombout Hoogerbeets met zijne Echtgenoot en Kinderen.

H. 49. B. 44. P. Fh. 32.

      Zij wandelen in een boomrijk landschap. Hij is in het zwart gekleed, met eenen breeden kraag om en eenen hoed met breeden rand op het hoofd. Zij draagt een zwart kleed over een paars, met bruine bloemen gestikt en met zwarte banden afgezet, onderkleed, eenen breed geplooiden kraag en een mutsje, eenen kleinen jongen met eenen grijzen hoed, een zwart kleed met gele mouwen en onderrok, bij de hand houdende. Aan de linkerzijde der moeder is een meisje, bijna even als zij gekleed, met eenen rooden rok, eenen platten, breeduitstaanden kraag om, en eenen breeden zwarten waaijer in de hand. Een iets jonger meisje in dezelfde kleeding, en blootshoofds, geeft de hand aan een klein meisje, allerliefst in het wit getooid, met wit onderkleed en een wit mutsje op.

      Achterop het paneel leest men het volgende: “De huisvrouw van Rombout Hoogerbeets was Hillegonde van Wensen, Pensionaris der stad Dordt, daarna Raadsheer in den Hooge Raade. De moeder van Hillegonde Wensen was, Josijne van Egmond van der Neijeburg en de moeder van Hoogerbeets Machteld van Steynemolen. De oudste dochter van Hoogerbeets is getrouwd met Mr. Dirk Modet, Docter in de Regten.”

      Gemerkt:


NICOLAAS KOEDIJK.

Geboren te Zaandam 1681.

No. 169.
No. 169.
Portret van den Luitenant-Admiraal Pieter Pietersz. Hein.

H. 54. B. 36. P. Fh. 43.

      Hij staat met eenen rotting in de regterhand, en draagt


[79]


79
79
nicolaas koedijk.

een borstharnas over eenen lederen kolder, met wit satijnen mouwen, een lang zwaard aan eenen rijk gestikten bandelier, graauwe hozen, neêrgeslagen geel lederen kaplaarzen met kanten kniestukken en eenen breeden platten kanten kraag; een fluweelen mantel of tabbaard ligt bij hem op eene tafel. Op den achtergrond ziet men een zeegevecht.

      Gelithographieerd.


ROELOEF KOETS.

Geboren te Zwolle 1655—1725 te Zwolle overleden.

Leerling van gerard terburg.

No. 170.
No. 170.
Portret van Henric Casimir, Graaf van Nassau.

H. 56. B. 45. D. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld. In zwarte wijde kleeding, met eenen platten, met kant omzoomden, kraag.

      Men leest achterop:

Rodolphe Koets,

      No. 174, Portrait de Henri Casimir, Comte de Nassau, Stadhouder de Frise, D’un grand faire dans le style de A. van Dijck.


PHILIP DE KONING.

Geboren te Amsterdam l619—1689 te Amsterdam overleden.
Leerling van rembrandt van rijn.

No. 171.
No. 171.
De Ingang van een Bosch.

H. 135. B. 163. D. Fh. 7. Dh. 11.

      Op eenen hoogen grond ziet men eenen landweg, waarop een herder en een knaap eene kudde ossen uit een bosch drijven. Het verschiet is zeer rijk en vertoont een breed dal, met vele dorpen, molens en huizen, en door eene rivier bespoeld.

      De stoffaadje is door de Koning geschilderd, en niet, zoo als Immerzeel zegt, door Dirk van den Bergen.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam, ƒ 310.


[80]


GERARD DE LAIRESSE.

Geboren te Luik 1640—1711 te Amsterdam overleden.

Leerling van zijnen vader renier de lairesse.

No. 172.
No. 172.
Het gevestigd Gezag.

H. 286. B. 215. D. Fh. 10. levensgroot.

      In het graauw geschilderde allegorie. — Op eenen troon zit eene vrouw in vorstelijk gewaad, met eenen bal onder den voet, den helm op het hoofd, en de hand op een zwaard. Achter haar zweeft de overwinning; bij haar staat de vrede. Een Romeinsch soldaat voert drie overwonnenen aan hare voeten. Links leunt eene vrouw op eenen pijlbundel. Op den voorgrond een riviergod, met den rug naar den aanschouwer gekeerd. In den achtergrond een muur en eene poort met bas-relief.


No. 173.
No. 173.
De Omwenteling.

H. 286. B. 215. D. Fh. levensgroot.

      Tegenhanger; even als de vorige in het graauw geschilderd. De vrouw in vorstelijk gewaad op de vorige schilderij op den troon zittende, wordt door eenen krijgsman beleedigd, en ligt ter aarde bij den verbroken pijlbundel. Eene andere, minder edele vrouw wordt op den troon geplaatst. Achter haar ziet men de ijdelheid, den nijd en het woeste geweld.


No. 174.
No. 174.
Eene Mythologische Voorstelling.

H. 122. B. 90. D. Hoofd v. Mars 10.

      Cupido wil Venus den helm van Mars, die haar eenig tooisel uitmaakt, van het hoofd nemen. Mars, geharnast, houdt haar in zijnen arm gesloten, en verwijdert met zijne hand eene licht blaauwe, op hare knie liggende, draperie.


No. 175.
No. 175.
Eene Mythologische Voorstelling.

H. 129. B. 93. D. Hoofd v. Mars 10.

      Venus ligt geheel ontkleed op een rustbed met haren arm om den hals van Mars geslagen, die bij haar zit, met eenen geel lederen wapenrok aan en eenen grijzen mantel


[81]


81
81
gerard de lairesse.

om. Cupido heeft den helm van Mars op het hoofd, zijn zwaard aan eenen bandelier op zijde en zijne speer in de hand. De zwevende Mercurius komt Venus eene verontrustende boodschap brengen.

      Gemerkt:


No. 176.
No. 176.
Diana en Endymion.

H. 170. B. 116. D. Hoofd v. Diana 15.

      Diana wordt, slechts met eenen sluijeren een half maantje op het hoofd, een parelsnoer om den hals en eene lichtgrijze, losse draperie over de heup, op de wolken geleid, en ondersteund door Cupido, die met eene brandende fakkel in de linkerhand haar den slapenden Endymion wijst, hij ligt op den voorgrond, in de schaduw, met de hand onder het hoofd, en met witte en roode draperien los omgeven. Het tafereel is in een bosch op eenen berg geplaatst, de achtergrond vertoont een landschap. Diana en Cupido zijn sterk verlicht door de zon en de maan, die voor elkander, achter in de schilderij, geplaatst zijn.


No. 177.
No. 177.
Seleucus, afstand doende van zijne magt ten behoeve van zijnen Zoon Antiochus.

H. 31. B. 46. P. Fh. 20.

      Seleucus staat, in een der vertrekken van het paleis, bij het prachtige ziekbed, waarop Antiochus met bloote schouders en voorover gebogen zit, zijne vrouw is naast hem in het midden van het schilderstuk, gekleed in wit satijn, met eenen hoog geel satijnen, met hermelijn gevoerden, mantel, waarvan de slip door een jeugdig meisje wordt gedragen. De arts en eenige vrouwen, benevens een knaapje met een reukvat zijn in de nabijheid, terwijl achter het bed nog een persoon staat.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.

6      


[82]


82

GIOVANNI LANFRANCO.

Geboren te Parma 1581—1647 overleden.

No. 178.
No. 178.
Johannes de Dooper.

H. 71. B. 58. D. Fh. leyensgroot.

      Ter halverlijve, met een kruis in de linker- en eenen nap in de regterhand, is hij in zeer jeugdigen leeftijd, met krullend blond haar voorgesteld, en draagt eene schapenvacht onder eenen bleekrooden mantel. Aan het kruis is een strookje papier gehecht met de letters ecxa en dei.


LUCAS VAN LEIJDEN.

Geboren te Leiden 1494—1533 te Leiden overleden.

Leerling van zijnen vader huig Jacobsz en Cornelis engelberts.

No. 179.
No. 179.
Portret van Filips van Bourgondië, Graaf van Holland.

H. 38. B. 28. P. Hoofd h. 15.

      Borstbeeld. Met eenen zwarten, met gouden knoopjes versierden hoed op, draagt hij over een naauwsluitend rood zijden onderkleed met openingen, waardoor men een goud lakensch gewaad ziet, een wijd wit, met goud gestikt opperkleed, met bruinen bonten kraag, en om den hals een zwart lint, waaraan het teeken van het gulden vlies hangt. Het blonde haar hangt krullend slechts even over de ooren. De handen zijn gedeeltelijk zigtbaar.

      Afkomstig uit het Koninklijk Museum.


HENDRIK VAN LIMBORCH (*).

Geboren te ’s Gravenhage 1680—1758 te ’s Gravenhage overleden.

Leerling van brandon, robbert duval en van der werff.

No. 180.
No. 180.
De spelende Kinderen.

H. 27. B. 33. P. Fh. 12.

      In een landschap speelt eene groep naakte kinderen, ten getale van elf, blindemannetje, aan den voet van een zittend beeld.
      Kabinet van heteren.


[83]


83
83
hendrik van limborch.
No. 181.
No. 181.
De Herders.

H. 67. B. 54. D. Fh. 35.

      In een arkadisch landschap zit eene herderin, in eene gele, afhangende, tunika met een lichtblaauw manteltje, doch voor het overige bijna geheel ontbloot. Zij biedt eene bloem aan eenen herder, die geheel naakt op eenen rooden mantel rust. Bij hem ligt een lam, op den voorgrond een bok, en achter hem meerdere schapen. In het verschiet een bergstroom bij eenen rotsachtigen horizon.

      Kabinet van heteren.


No. 182.
No. 182.
Amor en Psyche.

H. 67. B. 54, P. Fh. 36.

      Tegenhanger der vorige schilderij. Psyche zit in eene witte tunika, met eenen hemelsblaauwen mantel en gekleurde sjerp om, zij wordt door Amor, die op vlindervleugels tot haar afdaalt, met bloemen bestrooid. Op den tweeden grond, aan den voet van vrij hooge bergen, een gebouw met eenen koepeltoren.

      Kabinet van heteren.


JOHANNES LINGELBAGH.

Geboren te Frankfort a/m. 1625—1680 of 1687 te Amsterdam overleden.

In den stijl van philips wouwerman en wijnants.

No. 183.
No. 183.
Eene Italiaansche Zeehaven met Lazaroni.

H. 58. B. 51. D. Fh. 17.

      Op den voorgrond spelen twee lazaroni alla Mora (*), dat aangezien wordt door eenen derden, op eenen steenklomp zittende, terwijl een ander op den grond ligt te slapen, leunende tegen eene daarbij zittende vrouw, die haar kind de borst geeft. Bij hen staat de voerman van eenen met menschen bevrachten wagen. Iets verder bij eenen seinpaal gaat een ezeldrijver met zijne bevrachte ezels naar eene in lading liggende galei, die met andere vaartuigen aan strand ligt. Regts is een gedeelte van


      (*) Dit spel bestaat in het uitsteken van eenige vingers en het te gelijker tijd door de beide partijen noemen van een getal; hij, die het getal der uitgestoken vingers van de beide handen raadt, wint een punt. Uit spel wordt veel door het volk in Italië gespeeld en is zeer luidruchtig en levendig.

6*      


[84]


84
84
johannes lingelbach.

eenen ronden toren met het wapen der Medicis, en een pakhuis zigtbaar. In het verschiet een zeeboezem met schepen, omgeven door hoogten en gebouwen.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 184.
No. 184.
Eene Middellandsche Zeehaven.

H. 76. B. 64. D. Fh. 16.

      Op den voorgrond zitten bij een man in een wijd, groen kleed met rooden tulband, sjerp en schoenen, eenige kooplieden tusschen balen en koopwaren. Verder eene menigte lastdragers. Op den tweeden grond wandelen een Heer en eene Dame met eenen pagie bij den achtersteven van eene galei, waarop matrozen hun werk verrigten. In de haven varen twee vreemde matrozen in eene schuit. Op eene vooruit springende kaai, aan de andere zijde vau de haven, staat een ronde toren, door eene steenen brug met de stad verbonden. Op die kade zijn vele lieden met pakgoederen bezig. Aan het einde is eene tweede galei, met zeilen tegen de zon bedekt, en een schuitje. Op den toren is een zeil aan eenen mast geheschen; daar naast zijn de torens eener stad, en, regts over het water, vestingwerken, schepen, eene stad en bergen zigtbaar. Op den voorgrond twee hondjes.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 785.


No. 185.
No. 185.
De Rijschool.

H. 66. B. 81. D. Fh. 15.

      Links zit een Heer in eenen blaauw fluweelen rok op een zwart paard, een knecht haalt den singel aan. Hierbij staat een Heer in eenen rooden rok met eenen stok in de hand, bij wien een kneeht een paar honden koppelt. Achter deze groep is een rijtuig met twee paarden bespannen; een Heer


[85]


85
85
johannes lingelbach.

staat aan het portier te praten. Midden in de schilderij staat een schimmel met blaauwen zadel, door eenen pagie gehouden, daarbij een bruin paard, en achter deze een Heer te paard. Regts laat een Heer zijne sporen aanbinden, en ziet men eenen Heer en eene Dame, die zich met eene veder tegen de zon beschut. In de manége rijdt een ruiter op een Isabellekleurig paard, door eenen pikeur bestuurd. Bij eene stal is eene, met vier zwarte paarden bespannen, koets, terwijl een schimmelkleurig rijpaard aan den toom geleid wordt. In het verschiet ziet men eenen molen, eenen toren en eene door bergen begrensde lucht.

      Gemerkt:


JOHANNES LINGELBACH en JAN WIJNANTS.

No. 186.
No. 186.
De Landweg.

H. 37. B. 44. D. Fh. 9.

      In een bergachtig landschap, door J. Wljnants geschilderd, ziet men, aan den voet van eenen dooden boom, een boeren huisgezin, man, vrouw, kind en eenen boer, staande bij een wit paard, waarachter een gewapend Heer te paard, met twee koppels honden. Meer naar voren op den weg zit een boer op eenen geladen muilezel met eenen hond er naast. Geheel op den voorgrond is eene bedelares met eenen jongen; aan de regterzijde ligt een boomstam bij eenige planten. De figuren zijn door Lingelbach geschilderd.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Heemskerk, 1770, ’sGravenhage, f 575, als alleen door Lingelbach in den Catalogus genoemd.

      Kabinet van heteren.


[86]

86

JAN LIVENS.

Geboren te Leiden 1607.
Leerling van joris verschoten en pieter lastman.

No. 187.
No. 187.
Portret van Joost van den Vondel.

H. 38. B. 34. P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld; hij is in zwart laken gekleed, met eenen platten linnen kraag om en een zwart kapje op. Binnen de lijst is het portret in een ovaal geschilderd.

      Verkooping Jeronimo de Bosch, Amsterdam, ƒ 275.


NICOLAAS MAAS.

Geboren te Dordrecht 1632—1693 te Amsterdam overleden.

Leerling van rembrandt van rijn.

No. 188.
No. 188.
De Peinzende.

H. 120. B. 93. D. Fh. levensgroot.

      Een jong en bevallig meisje, met de kin op de linkerhand, en de beide armen op een kussen van bont trijp geleund, schijnt in diepe gedachten verzonken. Zij draagt een donkerbruin jakje en een rood mutsje, met geruit lint omzet, en kijkt uit een geopend venster, met een naar buiten openslaand rood geverwd luik; vruchtdragende perziken- en abrikozenboomen groeijen tegen den muur.

      Gemerkt:

      Gegraveerd door J. P. Lange.

      Geleverd door de Lelie en Hulswit, Mei 1829, afkomstig uit de Provincie Groningen, f 2000.


JAN VAN DER MEER (de jonge).

Leerling van nicolaas berchem.

No. 189.
No. 189.
De slapende Herder.

H. 63. B. 81. D. Sh. 14.

      Bij eenen eikenboom ligt een herder met zijnen hond bij eenige schapen en lammeren te slapen, hij heeft een rood buis aan, een papier in zijnen hoed en zijnen staf bij zich. In het midden staat een schaap met gevlekten kop en een


[87]


lam. Op den voorgrond is een waterplas, en in het verschiet ziet men gebergte en boomen.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 750.


GABRIËL METZU.

Geboren te Leiden 1615—1658 (?) te Amsterdam overleden.

No. 190.
No. 190.
Het Ontbijt.

H. 34. B. 28. D. op P. Fh. 24.

      Aan eene tafel met een dof rood Smirnaasch kleed overdekt, zit eene vrouw in een hoog rood jak, bruinen rok, zwarten boezelaar, wit puntdoekje, met kwasten, klein mutsje op, ronde pleister aan den slaap van het hoofd, en speldekussen en sleutel aan haren gordel. Zij houdt in de eene hand een fluitglas en in de andere een wit kannetje; een jong man in een bruin buis spreekt tot haar, en neemt van de tafel, waarachter hij staat, eenen schotel met vleesch. Verder ziet men een doorgesneden brood, een glas met water, en een mes, op een servet geplaatst. In den achtergrond is eene donkergroene gordijn en eene geopende deur.

      Gemerkt:

      Gegraveerd door D. J. Sluijter, uitgegeven door Frans Buffa en Zonen.

      Verkooping Mevrouw Lormier, 1763, ’s Gravenhage, ƒ 605.

      Kabinet van heteren.


No. 191.
No. 191.
De oude Drinker.

H. 21. B. 19. P. Hh. 5.

      Een oud man in een wijd graauw kleed, op de borst over een zwart onderkleed digt geknoopt, leunt met den regterarm over een biervat, waarop een rood hert geschilderd is, en heeft eene pijp in de hand. In de linkerhand houdt hij eene tinnen bierkan. Zijn hoofd is gedekt met eene roodlakensche muts, met bruin bonten rand, om den hals heeft hij een los geplooid kraagje. Achter hem is een houten schot, waaraan eene kan en eene lei hangen.

      Verkooping Pieter de Smeth, 1810, Amsterdam, ƒ 1560.
      Verkooping Croese, 1811, ƒ 1400.
      Verkooping Gerrit Muller, ƒ 2860.


[88]


88

MICHIEL MIEREVELD.

Geboren te Delft 1567—1641 te Delft overleden.

Leerling van willem willemsz, augustijn en a. van montfoort.

No. 192.
No. 192.
Portret van Prins Willem den Eersten.

H. 110. B. 85. D. Fh. levensgroot.

      Kopij naar C. Vischer. Kniestuk; in staande houding, in rijk met gouden lissen en bont omzoomden zwart fluweelen tabbaard, houdt hij de beide handen in de zakken; op het hoofd heeft hij een zwart zijden kalotje; om den hals eenen breed geplooiden kraag; onder den tabbaard, een zwart satijnen buis met wit gevoerd, waaronder men mede een rood onderkleed ziet. Op eene tafel ter linkerzijde ligt een geopende brief, waarop men leest:

      Boven de tafel staat in den achtergrond, onder eene groene gordijn met gouden franje:

      Gegraveerd door C. Ed. Taurel, gedeeltelijk.
      Gegraveerd door J. P. Lange in het geheel.


No. 193.
No. 193.
Portret van Prins Maurits van Nassau.

H. 119. B. 141. P. Fh. levensgroot.

      Ten voeten uit, in staande houding, draagt hij het koperen, rijk versierde harnas, hem door de Staten der Vereenigde Provinciën, na de overwinning bij Nieuwpoort geschonken. Het hoofd is ontbloot, even als de regterhand, die den veldheersstaf houdt, de linkerhand rust geharnast op het gevest van den degen. Aan een blaauw lint heeft hij


[89]


89
89
michiel miereveld.

een versiersel op de borst hangen, en over den linkerschouder eene oranjesjerp. Het gelaat is ernstig en indrukwekkend; hij heeft kort haar, eenigzins ontbloot voorhoofd en spitsen baard. Op eene tafel liggen de helm met eenen oranje vederbos, en de metalen handschoen van de regterhand. Aan de linkerzijde staat een rijk versierd schild; en in den achtergrond is eene bruin damasten gordijn met breede gouden franje.

      Gemerkt:


No. 194.
Portret van Prins Frederik Hendrik.

H. 109. B. 85. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk. Hij staat bij eene tafel, geheel in een rijk met koper ingelegd harnast, en houdt den bevelhebbersstaf in de ontbloote regterhand; terwijl hij met de linker-, met eenen handschoen gedekt, den helm van de tafel opneemt. Onder den helm ligt eene oranjesjerp.


No. 195.
Portret van Prins Filips Willem van Oranje.

H. 116. B. 103. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk. In staande houding, leunende met de regterhand op eenen stok en met de linkerhand op het gevest van den degen, draagt hij eene Spaansche kleeding, van grijze zijde, met gouden en zwarte bloemen doorweven, en de Orde van het Gulden Vlies. Achter hem staat een helm, met gekleurden vederbos, op eene tafel met een rood kleed.

      Gemerkt:


No. 196.
Portret van Joan van Oldenbarneveldt.

H. 71. B. 48. P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld. Hij draagt eenen langen grijzen baard, eenen met bont omzoomden tabbaard en eenen geplooiden kraag.

      Verkooping in 1765 ƒ 25.


[90]


90
michiel miereveld.
No. 197.
Portret van Jacob Cats.

H. 66. B. 57. P. Hh. levensgroot.

      Borstbeeld. Met grijs haar en grijzen baard draagt hij eenen zwart fluweelen tabbaard met bruin bont omzoomd, en eenen in breede plooijen nederhangenden kraag. Men leest ter regterzijde:

      Gemerkt:

      Gegraveerd door W. Delff.


No. 198.
Portret van Smeltzing, Veldoverste van Prins Maurits.

H. 106. B. 83. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk. Leunende tegen eene tafel is hij geheel geharnast, en draagt eene oranjesjerp over den regterschouder. Op de tafel is een helm, met eenen vederbos versierd.

      Achterop leest men: Monsr. Smeltzing.


No. 199.
Portret van Cornelia Tedingh van Berkhout. Echtgenoot van den Luitenant-Admiraal Marten Harpertz Tromp.

H. 69. B. 59. P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld. In zwart satijn gekleed, heeft zij eenen grooten breed nederhangenden kanten kraag om, met een dubbel snoer paarlen versierd. Het haar is met lang afhangende krullen gekapt, en met een met paarlen gestikt mutsje bedekt. In den achtergrond leest men:

Ætatis anno 1648.

Achter op het paneel staat:

      Cornelia Teedingh van Hout getrouwt EnDe maerten Harpers Tromp admiral Generael van Hollant
                  Ende Westvrieslandt.


[91]


91

FRANS VAN MIERIS (de oude).

Geboren te Leiden 1635—1681 te Leiden overleden.

Leerling van van abraham torenvliet en gerard dou.

No. 200.
De Luitspeelster.

H. 21. B. 17. P. Hoofd h. 12.

      In een binnenvertrek zit een jong en bevallig meisje in rijke kleeding van rood satijn, met ontblooten boezem, bij het licht eener kaars op de luit te spelen; een muzijkboek ligt voor haar op de tafel. In den achtergrond bij eene tweede tafel ziet men twee Heeren en eene Dame, die kaartspelen.

      Verkooping van Zwieten, 1731, ƒ 425.
      Verkooping van den Grave de Fraula, 1738, Brussel, ƒ 425.
      Verkooping van de Wed. Lormier, 1763, ’s Gravenhage ƒ 635.
      Kabinet van Heteren.


No. 201.
De Briefwisseling.

H. 24. B. 19. P. Hoofdh. 4.

      In een deftig binnenvertrek zit eene bleeke gezette vrouw in een olijfkleurig satijnen morgengewaad, met een wit mutsje op, dat het geheele haar bedekt, aan eene tafel, met een paars fluweelen kleed, te schrijven. In de schaduw staat een bediende, in donker blaauw, met linten op den schouder, te wachten. Op de tafel ligt eene luit, en op den voorgrond staat eene, met groen fluweel bekleede tabouret, waarop een fraai, langharig, bruin gevlekt Spaansch hondje ligt te slapen.

      Verkooping Cauwerven, 1765, ƒ 2100.
      Verkooping Gerrit Braamkamp, 1771, ƒ 3610.
      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 2025.


WILLEM VAM MIERIS.

Geboren te Leiden 1662—1747 te Leiden overleden.

Leerling van zijnen vader frans van mieris.

No. 202.
De Hoenderverkooper.

H. 38. B. 32. P. Hoofd Meisje 4.

      Een meisje met een gestreept jak, waarvan de mouwen opgeslagen zijn, koopt wild van den koopman, gekleed in bruin lakensch buis, witte muts, en wijzende naar eenen


[92]


92
willem van mieris.

ter zijde hangenden haas, waarop zij geld biedt. Verder ziet men patrijzen, een mandje met eijeren, en, voor den man, op de plint, houtsnippen, eendvogels en eenen rooden haan, waarbij eene fazant hangt. In den achtergrond zijn eenige planken met doode vogeltjes bezet, en geheel van voren staat eene ben met twee kippen. Het tafereel is zigtbaar door eene nis, waaronder in steenen basrelief de jeugd van B[ac]chus is voorgesteld.

      Kabinet van heteren.


FRANS VAN MIERIS (de jonge).

Geboren te Leiden 1689—1763 te Leiden overleden.

Leerling van zijnen vader willem van mieris.

No. 203.
De Kluizenaar.

H. 15. B. 13. P. Hoofdh. 3.

      In eene grot zit een kluizenaar, in eene bruine, op de borst digt geknoopte pij, in biddende houding; voor hem liggen een gesloten boek en eenige papieren, met een doodshoofd er op; daarachter is een kruisbeeldje. Op de papieren staat Hebreeuwsch schrift.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 165.


ABRAHAM MIGNON.

Geboren te Frankfort 1639—1697 overleden.

Leerling van jacob murel en jan davidsz de heem.

No. 204.
Stilleven en Vruchten.

H. 77. B. 66. D. V. levensgroot.

      Op eene tafel, ten deele met een groen kleed overdekt, ziet men een zilveren bord met eenen half geschilden citroen, een stuk van eenen granaatappel, een takje convolvulus en eene roos; daarbij trossen witte druiven en perziken, en in den hoek eene schoone kapel, en een mandje met trossen blaauwe druiven, vijgen, bramen, kastanjes, maïs en andere vruchten, benevens een roemer rijnwijn. Op een blaauw fluweelen kistje ligt een gekookte zeekreeft; verder zijn er druiven en wijngaardranken, een fluitglas en een gouden beker, en daarachter eene paarse gordijn. Aan


[93]


93
abraham mignon.

een geopend venster hangt eene putterskooi, waarin een putter water ophaalt.

      Gemerkt:

      Verkooping onbekend, 1797, ƒ 300.
      Verkooping van der pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam, ƒ 790.


No. 205.
De omgeworpen Ruiker.

H. 87. B. 71. D. V. levensgroot.

      Bij eene vaas met eenen schoonen bloemruiker, bestaande uit tulpen, rozen, irias, anemonen, papavers, vergeet mij niet, appelbloesem en vele andere bloemen, staat eene muizeval met een muisje er in. Eene kat werpt de val om, de muis ontvlugt, de vaas met bloemen kantelt, zoodat het water er uitstroomt, waardoor de kat verschrikt en hevig blaast.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw A. de la Court, Backer, 1766, ƒ 1500.
      Verkooping Amsterdam, 1806, ƒ 215.

      Kabinet van heteren.


WOUTERUS MOL.

Geboren te Haarlem 1786.

Leerling van h. van brussel en david.

No. 206.
Kopij naar de Madonna della Sedia van Raphaël.

Rond, diameter 72½, in verguld. H. 80. B. 80. D.

      De Maagd Maria zit, met het kind Jezus op den schoot, op eene stoel.

      Deze schilderij is door den Heer Mol, als eerste prijs van de Koninklijke Akademie, te Florence vervaardigd en als proefstuk ingezonden.


[94]


94

PIETER VAN MOLL.

Geboren te Antwerpen 1580—1650 te Parijs overleden.

Leerling van petrus paulus rubens.

No. 207.
Een Ecce Homo.

H. 125. B. 95. P. Fh. levensgroot.

      Christus, gebonden, met doornen gekroond, en alleen door eenen witten doek om de lenden gedekt, wordt den volke vertoond. Twee soldaten, ter wederzijde geplaatst, houden eenen rooden mantel over zijne, door de geeselslagen gestriemde schouders.

      Gegraveerd door F. Galle als naar P. P. Rubens.


JODOCUS DE MOMPER.

Geboren te Brugge 1580—1638 te Antwerpen overleden.

No. 208.
Een Landschap.

H. 45. B. 76. P. Fh. 8.

      Bergachtig landschap; een meer met rotsachtige oevers; in het midden eene stad op eenen hellenden heuvel. Op den voorgrond een landweg, met vele figuren te voet en te paard, waaronder een Edelman, die eenen pelgrim eene aalmoes geeft.

      Kabinet van heteren.


LOUIS DE MONI.

Geboren te Breda 1698—1771 te Leiden overleden.

Leerling van kessel, van bizet en philip van dijk.

No. 209.
De Bloemkweekster.

H. 36. B. 27. F. Hoofdh. 5.

      Door eene met wijngaardranken omgroeide nis, ziet men eene bejaarde vrouw eenen pot met bloemen begieten. Op den rand der nis zijn eenige blaauwe druiven en een paar perziken half zigtbaar; boven in hangt een vogelkooitje. De vrouw heeft een rood jakje aan met eenen paarsen borstlap er over, eenen breeden losgeplooiden kraag om en eene witte muts op.

      Kabinet van heteren.


[95]


PAULUS MOREELSE.

Geboren te Utrecht 1571—1638 te Utrecht overleden.

No. 210.
Portret van Frederik, Koning van Bohemen.

H. 4½. B. 3¾. Ivoor. Hh. 2½.

      Borstbeeld, in een versierd harnas. Hij heeft kleine dunne knevels en lang zwart haar, dat met krullen tot over zijnen fijngeplooiden breeden kanten kraag hangt.

      Dit stuk is het kleinste der op het Museum bewaarde schilderijen.


No. 211.
Portret van Maria van Utrecht, Echtgenoot van Joan van Oldenbarneveldt.

H. 109. B. 80. P. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; zittende in eenen armstoel, gekleed in het zwart met bruin bont afgezet, draagt zij een wit mutsje, dat aan de slapen zich in twee bogten verwijdt, en dan weder aan het hoofd sluit, en eenen witten geplooiden halskraag.
      Men leest in den achtergrond:


.No. 212.
De schoone Herderin.

H. 79. B. 63. D. Fh. levensgroot.

      Een jong schoon meisje, den boezem ontbloot, met eenen gelen mantel getooid, eenen herderstaf in de linker- en haren dunnen lossen sluijer in de regterhand. Het blonde haar hangt met losse krullen langs den hals en is met rozen en lange bladeren versierd.

      Verkooping Ocke, Leiden, 1817, ƒ 2150.

      Gelithographiëerd door Daiwaille.


[96]


96

FREDERIK MOUCHERON.

Geboren te Edam (*) 1633—1686 te Amsterdam overleden.

Leerling van jan asselijn,

en

ADRIAAN VAN DE VELDE.

No. 213.
Een Italiaansch Landschap.

H. 39. B. 32. P. Fh. 5.

      In dit landschap, door Moucheron geschilderd, ziet men op eenen hoogen grond, over eenen muur bij een gebouwtje, eenige rijzige boomen, een ronde trap daalt tot op den voorgrond, waar ook eenig opgaand geboomte staat, en tusschen deze door een bergachtig verschiet te zien is. De figuren, door A. van de Velde geschilderd, zijn aan de regterzijde een paar jagers te paard; links bij den trap een paar rustende jagers met losse, en op den tweeden grond een jager met gekoppelde honden.

      Gemerkt:

      Verkooping johan van der marck, 1773.
      Verkooping Mevrouw Boreel, 1814, Amsterdam,
ƒ 275.


EMANUEL MURAND.

Geboren te Amsterdam 1622—1700 te Leeuwarden overleden.

Leerling van philip wouwerman.

No. 214.
Het oude Boerenhuis.

H. 32. B. 39. D.

      In een heuvelachtig landschap vertoont zich een oud en vervallen huis, waaruit een boer eenige hoenders voedt; iets verder zit eene spinnende vrouw met twee varkens. Regts op den tweeden grond staat een ander huis in eenen goeden toestand, waarbij een man met een rood buis.

      Gekocht, 15 Junij 1819, ƒ 212.


      (*) Immerzeel.


[97]


97

BARTOLOME ESTEBAN MURILLO.

Geboren te Sevilië 1618—1682 te Sevilië overleden.

Leerling van zijnen oom juan del castillo en velasquez (*).

No. 215.
De Boodschap van Maria.

H. 96. B. 99. D. Fh. 70.

      De Maagd, in een rood kleed met donkerblaauwen mantel en witten sluijer, ligt geknield voor eene tafel, met een groen kleed bedekt, waarop een geopend boek ligt. Naast haar vertoont zich de Engel op eene knie neêrgezegen, de regterhand opgeheven, eenen tak witte leliën in de linkerhand, en gekleed in zeer licht blaauw met eenen purperachtigen mantel, de vleugels grijs en wit gekleurd. Achter deze figuren zweven cherubijnen en serafijnen in glanzige wolken. Boven het hoofd der Maagd is eene witte duif.


JOHANNES MIJTENS.

Geboren te Brussel 1612.

Leerling van a. van opstal en n. van der horst (†).

No. 216.
Portret van den Luitenant-Admiraal Cornelis Tromp.

H. 132. B. 101. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; in staande houding, met eenen stok met ivoren knop in de hand. Hij is in een Romeinsch helden-costuum, en niet in de gewone kleeding van zijnen tijd voorgesteld. Op den achtergrond ziet men door eene grot een zeegevecht.


No. 217.
Portret van de Echtgenoot van den Luitenant-Admiraal Cornelis Tromp.

H. 133. B. 101. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; tegenhanger van het voorgaande; boomrijk landschap. In karmozijn roode satijnen kleeding met losse opene mouwen, waardoor men batisten ondermouwen ziet, den hals slechts met een dun gaas bedekt, het hoofd met kleine


      (*) Histoire des Peintres de toutes les écoles.
      (†) Immerzeel.

7      


[98]


98
johannes mijtens.

krullen gekapt en met paarlen en vederen versierd, een los bruin manteltje over den regterschouder hangende. Een zwarte knecht strikt haar een snoer paarlen om den arm.


MATTHIJS NAIVEU.

1647—1721.

No. 218.
De Heilige Hieronymus.

H. 37. B. 29. P. Hoofd h. 6.

      In eene grijze wollen met bruin gevoerde pij, knielt hij in overpeinzing bij een met een veelkleurig Smirnasch kleed bedekt altaar, waarop een kruisbeeld voor eene schilderij, twee kandelaren en een toegeslagen boek geplaatst zijn. Boven aan is, regts, eene donkerroode gordijn, door kwasten opgehouden, links, opent zich de hemel. Achter hem ligt een leeuw; onder de figuur staat

S Geronimus

      Gemerkt:


PEETER NEFS, of NEEFFS.

Geboren te Antwerpen 1570—1651 te Antwerpen overleden.

Leerling van hendrik van steenwijk.

No. 219.
Eene Kerk.

H. 24. B. 34. P. Fh. 4.

      Op den voorgrond ziet men twee Dames, de eene door eenen jongen pagie gevolgd. In den achtergrond wordt door eenen geestelijke de dienst verrigt bij een altaar, waarom vele geloovigen geknield liggen.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


[99]


99
peeter nefs, of neeffs.
No. 220.
De Predikheeren-Kerk te Antwerpen.

H. 66. B. 103. P. Fh. 9.

      Eene statige processie, van het altaar komende, beweegt zich onder de gewelven; een priester draagt het hoogwaardige, voorgegaan en gevolgd door rijen Heeren met waskaarsen in de hand; ter wederzijde liggen vele geknielde Heeren, met korte zwarte Spaansche mantels, en vele vrouwen, mede in Spaansch kostuum met zwarte falien boven het hoofd, met opstaande kwast, of in lange, afhangende mantels gehuld.
      Aan den muur ter linkerzijde hangt eene rij schilderijen, waaronder vele van Rubens en van Dyck zijn te herkennen, tegenwoordig nog ter zelfder plaats aanwezig.

      Gemerkt:


No. 221.
Eene Kerk bij kaarslicht.

H. 48. B. 79. P. Fh. 7.

      Op den voorgrond, links, ziet men eene Dame, die onder een afhangend kleed een kind ten doop draagt, gevolgd door twee vrouwen en voorafgegaan door twee edelknapen met fakkels. Iets verder spreekt een priester met eenen Heer, achter hen is een knaapje, en nog verder eene Dame met eenen jongeling en een bedelaar op krukken. Ter zijde in een lager liggend gedeelte, in eene kapel, ligt een priester, bij een altaar, in een boek te lezen, om hem heen zijn eenige vrouwen geknield. In de duisternis onderscheidt men echter nog eenige loopende en knielende figuren, ook eenigen met licht op een orgel.

      Gemerkt:

      Uit het Koninklijk Museum.

7*      


[100]


100

AART VAN DER NEER.

Geboren te Amsterdam 1619—1683 overleden te Amsterdam.

No. 222.
Een Landschap bij Winter.

H. 50. B. 64. P. Fh. 8.

      Op eene bevrozene rivier, bij de wallen eener stad, vermaken zich eene menigte lieden met schaatsenrijden en kolven. Op den voorgrond zijn drie paren op verschillende wijze hier mede bezig, eenige jongens staan er naar te kijken. Op den tweeden en derden grond zijn vele schaatsenrijders, wandelaars en een jongen op een priksleedje. Het landschap is besneeuwd, en de lucht van boven zeer donker bewolkt.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Boreel, 1814, Amsterdam, ƒ 175.


EGLON HENDRIK VAN DER NEER.

Geboren te Amsterdam l643—1703 overleden te Dusseldorf.

Leerling van zijnen vader aart van der neer en jacob van loo.

No. 223.
De Jonge Tobias.

H. 16. B. 24. P. Fh. 7.

      In een bergachtig landschap met geboomte, ziet men den engel, gekleed in een donker blaauw kleed, op de borst geopend, en met opene wijde mouwen, den jongen Tobias, in eenen rooden rok gehuld, eene zich boven het water vertoonende visch wijzen, en op den tweeden grond eene kudde schapen.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


[101]


101

CASPAR NETSCHER.

Geboren te Heidelberg 1639—1684 te ’t Gravenhage overleden.

Leerling van koster en gehard terburg.

No. 224.
Portret van Constantijn Huygens, de Vader.

H. 26½. B. 22½. P. Hoofd. h. 7.

      Borstbeeld; in deftige oud-Hollandsche kleeding, zwart van kleur, met eenen breed nederhangenden linnen kraag om, het haar is ligt blond en breed afhangend. Het portret is in een ovaal geschilderd, waarop men ter linkerzijde de naamteekening leest.

      Gemerkt:

      Door Z. M. Koning Willem I voor het Museum aangekocht.


No. 225.
Eene Moeder met hare Kinderen.

H. 43. IS. 36. P. Fh. 27.

      In eene slaapkamer zit eene Dame, met eenen geel satijnen rok, een donker blaauw met wit bont omzoomd jakje aan, en een rood lint door het blonde haar gevlochten, eenen kleinen, aan haren schoot geknielden jongen het haar op te maken. Bij haar staan, op eene tafel met een Smirnasch kleed, verscheidene zilveren toiletvoorwerpen. Daarachter staat een meisje in eetien spiegel gezigten te trekken. Aan de voeten der Dame speelt eene kat met eenen bal, op den voorgrond ligt nog ander speelgoed, en staat een met roode trijp overtrokken tabouret, waarop een zwart fluweel mutsje, met struisvederen.
      Door eene geopende deur in den achtergrond, komt eene dienstmaagd, met eenen schotel en eene kan, uit den gang.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


[102]


102

REINIER NOOMS (zeeman).

Geboren te Amsterdam 1612.

No. 226.
De Zeeslag van Livorno, op 14 Maart 1653.

H. 137. B. 224. D.

      Op een geschilderd papier, schijnbaar in de lijst gestoken, leest men:
      “Zeegevecht voor Livorno tusschen de Nederlandsche en Engelsche vloten, onder het bestuur van de Commandeur Jan van Galen en Sir Appleton, voorgevallen den 14den Maart 1653.

       “No. 1 ’t Schip Madonna delle vigne, ’t welk schoot onder water krijgend, naar de wal liep.
       “ " 2 De maegt van Enkhuyzen nemende de Levantsche Coopman van Armenien.
       “ " 3—4 De Son en Julius Caesar, die de Commandant Appleton abordeerd en veroveren.
       “ " 5 & 6 De Susanna en de Swarten Arent, die de Pelgrim abordeert en veroveren.
       “ " 7 De Commandant van Galen schietende den Engelschen bon-advonture in de brant.
       “ " 8 Capt. Tromp den Engelschen Samson een wijl aan boord gelegen hebbende, doet hem door een brander verbranden.
       “ " 9 Het schip Maria, die het alleen ontseylde.
       “ " 10 Den admiraal Bodley met 8 schepen en een brander, boven wind sijnde, durft niet afcomen.
       “ " 11 Een brander van de Engelschen door de Commandeur van Galen in den grond geschoten.

      Afkomstig van de Directie van den Levantschen handel en de navigatie op de Middellandsche zee.


ADRIAAN VAN OSTADE.

Geboren te Lubeck 1610—1685 te Amsterdam overleden.

Leerling van frans hals.

No. 227.
Eene Schilderkamer.

H. 35. B. 33. P. F. h. 12.

      In een binnenhuis zit een kunstenaar in eenen donker paarsen langen jas en een rood mutsje op, voor den ezel aan een landschap te schilderen. Op don tweeden grond zijn


[103]


103
adriaan van ostade.

twee leerlingen, de een wrijft verw, de andere zet een palet op, bij hem ligt een zwarte hond te slapen. Het schilderachtig vertrek wordt verlicht door een klein venster met ruitjes, in lood gevat, waarbij men vele fleschjes, potjes en andere eigenaardige voorwerpen ziet, het geheele vertrek draagt alle kenmerken van een atelier.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 600.

No. 228.
De rustende Reizigers.

H. 36. B. 3O. P.

      Onder een priëel zitten twee mannen van middelbaren leeftijd, de voorste draagt een paars buis met wijde mouwen, blaauwe korte broek met kerfjes aan de knieën, een licht grijs mutsje met geel bonten rand; hij heeft de linkerhand in de zijde, het regterbeen over de linkerknie en een pijpje in de hand. De andere is in het bruin gekleed, met een donker graauw manteltje om, hij heeft een bruin kannetje in de regterhand, en houdt met de linker- die eener, achter de bank in de schaduw staande, vrouw, waarmede zij in gesprek zijn. Voor op eene lage tafel ligt een vilten hoed op een vierkant lederen valies, daarbij eene test met vuur en eene pijp. Op de bank regts staat een leder ranseltje, en er tegen aan een jagtgeweer. Voor den herberg staat een lindenboom. In den achtergrond in de nabijheid van een geopend poortje zitten vier mannen en eene vrouw met rooden rok, zwart jak en witten doek op het hoofd, aan eene tafel te rooken en te drinken. Zij zijn in helder licht geplaatst.

      Gemerkt: 1671

      Kabinet van heteren.


[104]


104

ISACK VAN OSTADE.

Geboren te Lubeck 1617—1671 te Amsterdam overleden (*).

Leerling van zijnen broeder adriaan van ostade.

No. 229.
Een Boerenherberg.

H. 51. B. 67. P. Paard. h. 9.

      Voor eenen herberg rusten eenige reizigers, een wit paard staat bij eene krib, ter zijde zijn eenige bedelaars en kippen. Op den tweeden grond ligt een boer bij eenen boom te slapen, iets verder komt eene vrouw en een jongen aan. Over eene rivier in het verschiet is eene steenen verwelfde brug, waarover een hooiwagen rijdt, met twee mannen en een hond er achter.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 230.
De vrolijke Boer.

H. 16. B. 14. P. Hoofdh. 6.

      Een vrolijke, lagchende boer in losse kleeding, een mutsje op het hoofd, en eenen rood aarden pot in de armen is ter halver lijve zigtbaar.

      Verkooping P. Fouquet, 1801, ƒ 56.
      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 36.


J. OUDENROGGE.

No. 231.
Eene Wevers-werkplaats.

H. 39. B. 54. P. Fh. 15.

      In een vertrek, met weefgetouw, enz. zitten drie mannen bij den haard te rooken en te drinken. Meer in den ach-


      (*) Immerzeel.


[105]


105
j. oudenrogge.

tergrond is eene vrouw in een kastje bezig. Op den voorgrond ligt een bruine hond te slapen.

      Gemerkt:

      Gekocht 15 Junij 1819 ƒ 35.


ISAAK OUWATER.

Geboren te Amsterdam 1747—1793 te Amsterdam overleden.

No. 232.
De onvoltooide Toren der Nieuwe Kerk te Amsterdam.

H. 58. B. 71. D. Fh. 9.

      De onvoltooide Toren der Nieuwe Kerk te Amsterdam, zoo als die in de laatste helft der vorige eeuw zich vertoonde. Ter zijde ziet men een gedeelte van het voormalige Stadhuis, thans het Paleis. De kleeding der figuren is uit den pruikentijd, men ziet er twee Dames in gesprek met eenen Heer. Een Heer, geheel in het zwart, spreekt met eenen anderen, in eenen rooden rok. Een man brengt eenen brief naar de post. Aan de walzijde is een vodderaper. Voor de kerk ziet men eenen boerenwagen met schimmels bespannen, en bij het Stadhuis eene slede, door een bruin paard getrokken.

      Gemerkt:

      Verkooping G. Schimmelpenninck, 1819, Amsterdam, ƒ 75.


No. 233.
De St. Anthonies Waag te Amsterdam.

H. 58. B. 71. P. Fh. 8.

      De St. Anthonies Waag en de Nieuwmarkt te Amsterdam, van de zijde der Bloedstraat gezien, op de markt zijn vele kraampjes en eene menigte lieden.

      Gemerkt:

      Verkooping G. Schimmelpenninck, 1819, Amsterdam, ƒ 75.


[106]


106

FRANCESCO MAZZUOLI (parmigianino).

Geboren te Parma 1504—1540 te Parma overleden.

Leerling van zijnen oom mazzuoli (*).

No. 234.
Maria met het kind Jezus.

H. 71. B. 60. P. Hoofd m. 14.

      De Maagd Maria kust het kind Jezus, en houdt Hem met de linkerhand aan haren hals gedrukt, zij is gekleed in een blaauw kleed, waarover zij eenen hoog rooden mantel met gouden rand draagt, in het blonde haar heeft zij paarlen en edele steenen, in de regterhand een paar kersen. Jezus op een paars fluweelen kussen zittende, houdt haren hals met zijne beide armpjes omvat, en kust haar op den mond. Beide figuren zijn op eene soort van agathen troon geplaatst, die achter hen rijk verguld is, voor op eene marmeren plint ligt een tros witte druiven en een appel. De achtergrond vertoont een kasteel aan eene rivier en een heuvelachtig verschiet.


JOHANNES PETERS.

Geboren te Antwerpen 1624—1677 overleden te Antwerpen.

No. 235.
Het verbranden der Engelsche Vloot in de haven van Chattam, 1667.

H. 71. B. 106. P. Fh. 5.

      Op den voorgrond is de bemanning van twee booten in hevig gevecht. Op den tweeden grond wordt het admiraalschip, de Royal Charles, genomen, men ontwaart daar vele in brand staande schepen, waartusschen booten met gewapende matrozen rondvaren. In het verschiet zijn vele schepen in rook en damp gehuld.


EGBERT VAN DER POEL.

Geboren te Rotterdam.

No. 236.
Een Boeren binnenhuis.

H. 47. B. 63. P. Fh. 12.

      Gevogelte, groente en velerlei huisraad ligt op den voor-


      (*) Zie Lanzi, Storia Pittorica della Italia, Milano 1823. Dl. IV, p. 105.


[107]


107
egbert van der poel.

grond. Achter eene tafel zit eene vrouw visch schoon te maken, een meisje staat er bij te kijken. In den achtergrond staat een man bij eene vrouw, die eene geit zit te melken.

      Gemerkt:


No. 237.
De Bouwvallen van Delft.

H. 35. B. 59. P. Fh. 7.

      De bouwvallen der stad Delft, zoo als zij zich vertoonden na het springen van den kruidtoren op den 12den October 1654. Op den voorgrond ziet men eenige vlugtenden en gekwetsten. De lucht is donker en graauw, de gebouwen zijn hier en daar helder verlicht en sterk van kleur, op eene plaats ziet men het vuur nog woeden.

      Gemerkt:

      Verkooping Mejufvrouw C. Putman, 1803, ƒ 12.50.


CORNELIS POELENBURG.

Geboren te Utrecht 1580—1660 te Utrecht overleden.

Leerling van abraham bloemaert.

No. 238.
De badende Meisjes.

H. 13. B. 16. K. Fh. 5.

      Aan eene rivier baden zich twee meisjes, terwijl eene derde gereed is in het bad te gaan, links zit eene oude vrouw met eenen blaauwen rok en een rood jak aan.

      Kabinet van heteren.


[108]


108
cornelis poelenburg.
No. 239.
De Meisjes, uit het Bad komende.

H. 13. B. 17. P. Fh. 4.

      In een arkadisch bergachtig landschap baden zich eenige meisjes. Een paar komen uit het water, twee andere hebben het bad reeds verlaten.

      Kabinet van heteren.


No. 240.
De verdrijving uit het Paradijs.

H. 13. B. 29. P. Fh. 5.

      Adam en Eva worden door eenen engel met een vlammend zwaard in de hand, in wolken gehuld en omgeven door cherubijnen, uit het Paradijs verdreven. Achter hen, nabij den zoom van een woud, is eene kudde rundvee, dat rustig blijft grazen. Het verschiet is bergachtig.

      Kabinet van heteren.


No. 241.
De bespiede Meisjes.

H. 37. B. 46. K. Fh. 16.

      In een bergachtig landschap worden een tiental naakte meisjes door saters bespied, zij trachten zich door de vlugt te verbergen, en zoeken eene schuilplaats bij eene oude vrouw, twee saters komen uit de rotsen, aan den anderen oever eener beek, te voorschijn. Regts bij de oude vrouw ziet men eenige kleurige draperiën, op den voorgrond ligt een pijlkoker.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam.


PAULUS POTTER.

Geboren te Enkhuizen 1625—1654 te Amsterdam overleden.

Leerling van zijnen vader pieter potter.

No. 242.
De Stroosnijders.

H. 30. B. 26. P. Fh. 23.

      Een man met lang, bruin, krullend haar en dunne knevels, in eenen rooden borstrok, korte wijde broek, en schoenen met breede punten aan, staat aan eene kapbank stroo te snijden. Achter hem ziet men een ander man, den rug naar


[109]


109
paulus potter.

den aanschouwer gekeerd, met eene bos stroo onder den arm. Regts op den voorgrond staan eenige bossen en ligt gekapt stroo.

      Geschenk van den Baron van Spaen van Biljoen.


No. 243.
De Herdershut.

H. 22. B. 29, P. Kalf h. 5.

      Eene schilderachtige herdershut, omgeven door geboomte en heiningen, waarbij een herder met het hoofd op de hand zit te leunen. Op den voorgrond zijn eenige liggende en staande schapen, en een staand stierkalf. De ondergaande zon verlicht nog strijkelings den herder en de dieren en doortintelt het gehecle landschap.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 244.
De Beerenjagt.

H. 302. B. 333. D. Fh. levensgroot.

      Op den voorgrond staat een zeer groote beer op de achterpooten, die zich tegen eenige groote honden, van verschillende soort, verdedigt. Eenen hond houdt hij met eenen zijner klaauwen omvat, en heft hem op terwijl hij het ligchaam openrijt, op eenen anderen hond slaat hij den tweeden klaauw, waarin die hond bijt, twee honden zijn reeds hevig gewond, een andere schiet toe. In eenen boom is eene beerin geklommen, een grijze hond tracht haar te bereiken. Ter linkerzijde komt een der jagers op een bruin paard aanrijden, met ontblooten sabel in de hand, hij is blootshoofds en in een rood buis gekleed. Twee jagers te voet komen mede met de lans den beer aanvallen. Het landschap is heuvelachtig, in het verschiet ziet men eenige jagers te paard, die in vollen ren komen aanrijden. Op den eikenstam leest men de naamteekening

      Gemerkt:


[110]


110
paulus potter.

      Verkooping van Reenen, ’s Gravenhage, 1828, ƒ 7000.

      Deze schilderij was zwaar beschadigd en is bij het herstellen door den Heer J. W. Pieneman bijgeschilderd.


No. 245.
Orpheus, de Dieren temmende.

H. 63. B. 87. D. D. h. 9.

      In een boschrijk landschap, op eenen heuvel, bijna in het midden, zit Orpheus, in een blaauw kostuum, met rooden mantel en gele nedergeslagene laarzen, op eene kleine harp te spelen, een donkergrijze hazewindhond ligt naast hem. Op eenen kleinen afstand voor hem ligt een schoone, forsche leeuw en eene leeuwin, daarbij zit een beer en staat een schoon en fier zwart paard. Achter deze groep komen een olifant en een dromedaris aan. Een buffel en een ezel bestijgen den heuvel achter Orpheus, iets lager staat een kameel en ligt een stier. Regts op den voorgrond staat een schoone witte eenhoorn, een edelhert en een wolf, een mol wroet uit den grond, waarover een hagedis, eene slang, torren, enz. kruipen; op de takken eens eikenbooms zitten een aap, een eekhoorn en eenige vogels; onder het geboomte komen reeën aansnellen. Links op den voorgrond bij eenige planten, waarop vele vlinders en insekten zijn, staat een wild zwijn en een ram, en ligt een bok en een schaap, daarbij zit een haas.
      Eene kenmerkende bijzonderheid dezer schilderij is, dat: tusschen den olifant en den eenhoorn, door de verw den omtrek kan gezien worden van eene koe met krommen rug en opgeheven staart; dit dier schijnt nimmer afgewerkt te zijn, Potter heeft er zelfs gras over geschilderd.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Lormier, 1763, ’s Gravenhage, ƒ 1300.

      Kabinet van heteren.


No. 246.
De Herders met hun Vee.

H. 79. B. 95. D. Os h. 12.

      Bij hooge, sterk begroeide zandgronden zit aan den voet eens eiks eene vrouw, in een blaauw jak en eenen zwarten rok, met een kind, op eenen rooden lap, aan de borst; een sterke, zwart bruine dog zit naast haar; een man tegen den


[111]


paulus potter.
111

stam leunende, speelt op den doedelzak; zij bewaken hunne kudde. Op den voorgrond liggen twee schapen met een lam, een ram, een zwartbonte bok en een geel rood kalf. Daarbij staat een roode os met witten kop, en iets meer naar achteren een vaalgraauwe os, en een oud bruin paard, nader bij de boeren staat een ezel. Ter linkerzijde tegen den zandheuvel grazen hier en daar schapen en geiten tusschen de struiken. Boven op den heuvel groeit verschillend hout; ín den achtergrond, boven de boomen, verheft zich een ronde baksteenen toren. De lucht is met heldere, verlichte, voortdrijvende wolken bedekt.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Valkenier, 1796, Amsterdam ƒ 3025.
      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 10053.


FRANS POURBUS, DE VADER (*).

Geboren te Brugge 1540—1580 te Antwerpen overleden.

Leerling van zijnen vader pieter pourbus en frans floris.

No. 247.
Portret van Elizabeth, Koningin van Engeland.

H. 42. B. 31. P. Hoofd. h. 16.

      Borstbeeld; rijk getooid in eene blaauwe met goud geborduurde en met edelgesteenten versierde keurs, waarbij roode zijden mouwen, met armbanden van granaten omsnoerd; om den hals draagt zij eenen dunnen, kanten kraag en een paarlsnoer. Zij is met kleine krullen gekapt, en heeft eene kroon van palmbladen, met rozen en witte leliën doorvlochten, op het hoofd. Zij is in zeer jeugdigen leeftijd voorgesteld.

      Verkooping Mr. samuel van hulst, Burgemeester van ’s Gravenhage, 1737, ƒ 80.


      (*) Immerzeel.


[112]


112

ADAM PIJNACKER.

Geboren te Pijnacker (Z.-Holland) 1621—1673 overleden.

No. 248.
De Oever van een Italiaansch Meer.

H. 95. B. 84. D. op P. Fh. 13.

      Aan den oever liggen verschillende vaartuigen met goederen beladen. Op den voorgrond zit eene vrouw met haar kind met eenen jongeling te spreken. Meer naar voren bij struiken en gewassen, die den geheelen voorgrond bedekken, staat een bruine os tegen eenen ezel te stooten; regts staan opgaande eikenboomen. Het meer is door hooge, met bosch begroeide bergen omgeven.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, te Rotterdam, ƒ 1800.


JULIUS QUINKHARD.

Geboren te Amsterdam 1736—1776 te Amsterdam overleden.

Leerling van zijnen vader jan maurits quinkhard.

No. 249.
De Muzijkliefhebbers.

H. 49. B. 40. P. Fh. 32.

      In eene kamer zitten twee personen muzijk te maken, de eene, in eenen blaauwen rok, licht grijze broek, zwarte kousen en zilveren gespen op de schoenen, speelt op de viool; de andere, in eenen roodbruinen rok, met eenen steekhoed op het hoofd, speelt op de fluit. Bij hen staat eene bas.

      Gemerkt:

      Gekocht A. J. Brandt, Dec. 1821, Amsterdam, ƒ 40.


[113]


113

JOHANNES VAN RAVESTEIN.

Geboren te ’s Gravenhage 1572—1657 overleden.

No. 250.
Portret van Jan Pietersen Snoek.

H. 69. B. 53. P. Fh. levensgroot.

      Ter halve lijve, in het zwart, met eenen breed geplooiden kraag. Boven aan de schilderij is het familiewapen geschilderd

      Achter op het paneel leest men:
      “Jan Pieterze Snoek getrouwt aan Margriet Goverse Bal, vader en moeder van Margriet Snoek, huijsvrouw van Dirk Bas.


No. 251.
Portret van Margriet Goverse Bal, Echtgenoot van Jan Pieterse Snoek.

H. 69. B. 53. P. Fh. levensgroot.

      Tegenhanger der vorige schilderij; ter halver lijve in het zwart, en eenen breed geplooiden kraag om.
      Bovenaan staat het familiewapen.

8      


[114]


114

TIEBOUT REGTERS.

Geboren te Dordrecht 1710—1768 te Amsterdam overleden.

Leerling van quinkhard.

No. 252.
Portret van Jan Wagenaar, Historieschrijver der stad Amsterdam.

H. 80. B. 65. P. Hoofd h. 8.

      Geheel in het zwart, met lakenschen rok, satijnen vest, zijden korte broek en kousen, zilveren kuit- en schoengespen, eene gepoederde batterijpruik en kanten lubben, zit hij aan eene tafel, met een groen lakensch kleed bedekt, waarop vele boeken, perkamenten en handschriften verspreid liggen. Op den vloer, met een Smirnasch kleed bedekt, liggen ook eenige boeken. Aan den muur hangt een platte grond van Amsterdam.

      Gemerkt:

      Gekocht van de Heer C. F. Roos Amsterdam, ƒ 150.


No. 253.
Portret van den Schilder Jan ten Compe.

H. 27. B. 23. P. Hoofd h. 5.

      Ter halverlijve, gekleed in bruinen rok, blaauw satijnen vest en eene gepoederde pruik op, zit hij voor eenen schilderezel, waarop een bijna voltooid stadsgezigt staat.

      Gemerkt:

      Verkooping B. Kley, 1781, ’s Gravenhage, ƒ 25.
      Gekocht voor ƒ 20.


[115]


115

GUIDO RENI.

Geboren te Bologne 1575—1642 te Bologne overleden.

Leerling van denis calvart en lodovico carracci (*).

No. 254.
Maria Magdalena.

H. 156. B. 162. D. Fh. levensgroot.

      Tegen eene rots leunende, zit zij met het hoofd op de regterhand en met de linker- op een doodshoofd, hare lange blonde haren bedekken schouders en boezem, verder is zij met licht roode draperie gekleed. Zij ziet ten hemel, van waar twee Engelen tot haar nederdalen. In den achtergrond ziet men een landschap en eene lucht.

      Kabinet van heteren.

JUSEPE RIBERA (SPAGNOLETTO) (†).

Geboren te Xativa, in het Kon. Valence, 1588—1656 te Napels overleden.

Leerling van francesco Ribalta, michelangiolo da caravaggio en correggio.

No. 255.
De IJdelheid.

H. 124 B. 98. D. Fh. levensgroot.

      Een oud man zit bijna naakt aan eene tafel, waarop een opengeslagen boek ligt, in zijne regterhand houdt hij eenen roemer wijn, in de andere eene lange steenen pijp, met het eenigzins opgerigt hoofd, blaast hij met kracht den rook uit.


JAN CLAASZE RIETSCHOOF.

Geboren te Hoorn 1652—1719 overleden.

Leerling van abraham liedts en lud. backhuizen.

No. 256.
Een stil Water.

H. 59. B. 80. P. Fh. 5.

      Het water is effen zonder groote golven. Bij den wind drijven eenige schepen en booten, aan de kaai ligt een


      (*) Histoire de Peintres de toutes les écoles.
      (†) Ibidem.

8*      


[116]


116
jan claasze rietschoof.

jagt, op den tweeden grond een oorlogschip, en op den voorgrond varen een paar bootjes met menschen.

      Gemerkt:


No. 257.
Een woelend Water.

H. 59. B. 79. D. Fh. 6.

      Tegenhanger van de voorgaande. Golvend water, waarin bij stijve koelte vele vaartuigen zeilen, en booten af- en aanvaren. Aan eenen steiger liggen eenige beurtschepen met fladderende zeilen en vlaggen, op den tweeden grond zeilt een oorlogschip, en op den voorgrond varen een paar booten.

      Gemerkt:


PIETER DE RING.

No. 258.
Stilleven.

H. 98. B. 83. D. levensgroot.

      Op eene tafel, met een donker blaauw fluweelen kleed gedekt, staat een mandje met wijngaardranken, trossen witte en blaauwe druiven en perziken, waarvan er eene geopend is, daarbij ligt een gekookte kreeft, een zilveren schotel met oesters, een stuk brood, een geschilde citroen, eene gekookte krab, een chinaas appel, eene tros druiven en een porceleinen bord op een komfoor, een groote gouden beker, een mes, enz. Ter linkerzijde ligt als naamcijfer een diamanten ring.

      Kabinet van heteren.


COENRAET ROEPEL.

Geboren te ’s Gravenhage 1678—1748 overleden.

Leerling van constantijn netscher.

No. 259.
Bloemen.

H. 65. B. 50. D. V. levensgroot.

      In eene nis staat eene metalen vaas met bloemen, voor-


[117]


117
coenraet roepel.

namelijk roode en witte rozen, auricula, pioenrozen, tulpen, enz.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 260.
Fruit.

H. 65. B. 51. D. Vh. levensgroot.

      Tegenhanger der vorige; in eene nis ziet men een metalen beeldje eene abrikoos dragende, daarbij liggen perziken, blaauwe en witte druiven, pruimen, eene meloen en eenige bloemen.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


WILLEM ROMIJN.

No. 261.
De Kudde in het Water.

H. 14. B. 17, P. Dh. 4.

      Op den voorgrond staan twee roode ossen en ligt een vale. Aan de overzijde eener rivier zit eene vrouw, in witte doeken gewikkeld, op eenen muilezel, terwijl een man eenen anderen ezel voortdrijft. Regts verheffen zich over het water hooge rotsen, waarop een kasteel gebouwd is. Het verschiet is bergachtig.

      Kabinet van heteren.


No. 262.
De rust bij eene Fontein.

H. 14. B. 17. P. Ezel. h. 3.

      Tegenhanger der vorige; bij eene fontein in een Italiaansch landschap, staat regts een bruin bonte os en liggen een os, een kalf, geiten en een schaap; links staat een wit


[118]


118
willem romijn.

beladen muildier, terwijl een bruin met voederzak en pluimen aan den kop zich verwijdert. Aan de andere zijde van de fontein drinken twee ossen, een man is bij hen. Het verschiet is bergachtig, op den tweeden grond met cypres- en pijnboomen begroeid.

      Kabinet van heteren.


No. 263.
De rustende Kudde.

H. 29. B. 37. P. Os h. 8.

      In een Italiaansch bergachtig landschap ziet men eenen staanden en eenen liggenden os, een kalf en eenige schapen.

      Verkooping Cremer, 1816, Rotterdam, ƒ 470.


HANS ROTTENHAMER.

Geboren te Munchen 1564—1604 te Augsburg overleden.

Leerling van donouwer.

No. 264.
Maria met het kind Jezus.

H. 35. B. 27. K. F. Cath. h. 19.

      De Maagd Maria, in een zalmkleurig kleed met donkerblaauwen mantel, zit met het kind Jezus, dat geheel naakt op haren schoot staat. Op den voorgrond ligt de Heilige Catharina geknield met eenen palmtak in de regterhand, zij draagt een geel satijnen kleed, eenen licht purperen mantel en eene kroon. Tusschen de Maagd Maria en de Heilige Catharina ligt Johannes geknield, en biedt het kind Jezus een schaaltje met druiven aan. Achter Catharina is Jozef. Het bovendeel der schilderij is vervuld door eene rij engelen, met bloemen en kransen nederdalende.


No. 265.
Mars en Venus.

H. 29. B. 37. K. Fh. 22½.

      Beide zitten op een rustbed, Mars houdt de regterhand om den schouder van Venus geslagen, en wordt door Cupido, aan zijne voeten, ontwapend; een jongentje en eene vrouw brengen ververschingen aan, terwijl twee meisjes de gordijnen schikken. In den achtergrond zijn een paar smids werkzaam in eene ruïne.


[119]


119


PETRUS PAULUS RUBENS.

Geboren te Keulen 1577—1640 te Antwerpen overleden.

Leerling van adam van Oort en otto venius.

No. 266.
De Kruisdraging.

H. 72. B. 35. P.

      Christus, in een donker grijs kleed, zijgt neder onder den last van het kruis; de H. Veronika, in het zwart, nevens hem geknield, veegt het zweet van zijn aangezigt. De maagd Maria met eenen blaauwen mantel om, door Johannes ondersteund, strekt de beide handen deelnemend naar hem uit. Achter deze beelden is eene moeder met haren zuigeling aan de borst en twee staande kinderen bij zich. Op den voorgrond ziet men, ter halverlijve, de twee moordenaars, door Romeinsche soldaten geleid, den heuvel beklimmen. Twee forsch gespierde, naakte mannen torschen het kruishout, achter hem ziet men gedeeltelijk drie vrouwen met naakte kindertjes. Naast deze groep, geleiden twee Romeinsche oversten den optogt te paard, de eene, op een wit, draagt eene kleine banier, de andere, op een licht bruin, buigt zich ter zijde, en schijnt met zijne knods Maria te willen beletten haren zoon ter hulp te snellen. Iets verder draagt een gehelmd soldaat een bleek paars vaandel, en blaast een ander met volle kracht op de bazuin. De lucht is somber en sterk bewolkt.

      Kabinet van heteren.


No. 267.
De Ouderliefde.

H. 155. B. 186. D. Fh. levensgroot.

      Twee beelden ter halver lijve. In eene gevangenis zit een oud grijs man, het bovenlijf naakt, slechts met eene groene draperie over de dijen en eene witte over den schouder, met de handen op den rug gekluisterd; hij laaft zich aan de borst zijner bij hem zittende dochter, in een ruim rood kleed gehuld, die luistert en het hoofd een weinig omwendt. In den achtergrond ziet men, door de traliën van een venster, de hoofden van twee soldaten, met helmen en borstharnassen, die hen bespieden.

      Geruild tegen andere schilderijen uit het Koninklijk Kabinet van schilderijen te ’sGravenhage.


[120]


120

      Copij naar

P. P. RUBENS.

No. 268.
De ontmoeting van Jakob en Ezau.

H. 32. B. 23. P. Fh. 16.

      Jakob, vergezeld van vrouwen, kinderen en herders, met schapen, ossen en kamelen, ontmoet Ezau, die geheel gewapend en van krijgslieden en paarden vergezeld is.

      Gemerkt:
P P R


JACOB RUISDAEL.

Geboren te Haarlem 1635—1681 te Haarlem overleden.

No. 269.
Het Kasteel van Bentheim.

H. 65. B. 52. D.

      Op den tweeden grond van een rotsachtig landschap op eene hoogte, een gedeelte van het kasteel van Bentheim; en over den heuvel, waarop het kasteel staat, geboomte en een bergachtig verschiet. Aan den voet van het kasteel, drijft een herder zijne kudde schapen voort. Naar den voorgrond vertoont zich een breede waterplas, die, tusschen rotsklompen en onder eenen omgehakten boomstam door, eenen kleinen waterval vormt, waardoor de geheele voorgrond bespoeld wordt. De lucht is met los uiteendrijvende, graauwe wolken bezet, die het zonlicht hier en daar doorlaten, waardoor het landschap, en voornamelijk het achterdeel van het kasteel en de rotsbrokken op den voorgrond, ongelijk verlicht worden.

      Gemerkt:

      Verkooping G. G. Baron Taets van Amerongen, 1805, ƒ 750.
      Verkooping De Smeth, 1810, Amsterdam, ƒ 710.


No. 270.
Een Waterval.

H. 110. B. 99. D.

      Eene rotsachtige vallei in een boschrijk oord, de bergen gedeeltelijk met hout begroeid; aan beide zijden verheft zich


[121]


121
jacob ruisdael.

een kasteel op de toppen der rotsen. In het midden stroomt eene rivier; aan den oever, ter linkerzijde, groeijen zware eikenboomen. Naar den voorgrond verbreidt zich het water tot over de geheele schilderij, en vormt eenen, over rotsbrokken nederstortenden waterval, door andere steenen gebroken; geheel op den voorgrond, gedeeltelijk door schuim bespat, liggen omgehakte eikenstammen tusschen de rotsen; op de heuvels ziet men herders met schapen.

      Gemerkt:


J. DE RUITER.

No. 271.
De Keukenmeid.

H. 36. B. 29. D. Hoofd. h. 5.

      Door eene nis ziet men een meisje, in geel wollen borstrok, rooden doek en wit mutsje op, met eene moot zalm in de hand; bij haar liggen eenig keukengereedschap, groenten en een doode eendvogel.

      Gemerkt:


RACHEL RUYSCH.

Geboren te Amsterdam 1664—1750 overleden.

Leerling van willem van aalst.

No. 972.
De Ruiker.

H. 68. B. 52. D. V. levensgroot.

      In eene kristallen vaas, op eene marmeren plint, staat een bloemruiker, bestaande uit witte en roode rozen, auricula, tulpen, anemonen, hiacinten, convolvulus, en meer andere bloemen.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Boreel, 1814, Amsterdam ƒ 570.


[122]


122

DAVID RIJCKAERT.

Geboren te Antwerpen 1613—1677 te Antwerpen overleden.

Leerling van zijnen vader marten rijckaert.

No. 273.
Eene Schoenmakers werkplaats.

H. 50. B. 66. P. Fh. 29.

      In zijne werkplaats zit een oude schoenmaker met kaal hoofd en grijzen baard, eenen rooden baaijen borstrok aan en een schootsvel voor, te werken, aan de andere zijde van eene tafel met gereedschap, zit zijne vrouw in een zwart jak, eenen lichtblaauwen boezelaar, en wit mutsje op, te spinnen. Links, achter hen, is een jongeling aan het werk; regts, in den achtergrond, spelen eenige lieden kaart. Aan den muur hangt een geteekend portret; geheel achterin staat de deur open. Voor op den grond ligt eene geel lederen laars, met rood gevoerd.


REMBRANDT VAN RIJN.

Geboren te Leiden 1608—1669 te Amsterdam overleden (*).

Leerling van jacob isaakszoon van swanenburg, pieter lastman en jacob pinas.

No. 274.
De Staalmeesters.

H. 185. B. 274. D. Fh. levensgroot.

      De Regenten of Overlieden van het oude Staalhof te Amsterdam, vijf in getal, allen in zwart laken gekleed, met hooge breed gerande hoeden op en witte platte kragen om, zien den toeschouwer aan. Vier van hen zitten aan eene tafel met een rood Smirnasch tapijt met breede franje bedekt, terwijl de vijfde, met een klein boekje in de hand, op de tafel steunt; ter linkerzijde zit een van hen op eenen leuningstoel, hij wordt van ter zijde gezien, achter hem is hij, die staat, geplaatst, luisterend naar den daarop volgenden, midden achter de tafel gezeten, met een opengeslagen boek voor zich, blijkbaar over den voor hem staanden aanschouwer sprekend. Naast hem zit een vierde Regent, iets voorover gebogen; hij houdt met de hand een blad van het genoemde boek; de vijfde figuur leunt met den linkerarm op den rug van zijnen stoel, en houdt zijne handschoenen in de hand.


      (*) Dr. P. Scheltema, Rembrand. P. N. van Kampen, 1853.


[123]


123
rembrandt van rijn.

Achter de twee zittende beelden, midden in het tafereel, staat een bediende blootshoofds, in het zwart gekleed. De achtergrond vertoont aan de regterzijde eenen schoorsteen, gesteund door twee koppen, en van eenen schoorsteenval voorzien; daarboven is eene schilderij, in het houtwerk van den schoorsteenmantel aangebragt; gelijk met den bovenrand van dien mantel loopt eene lambriseering door de geheele schilderij, verder een gewitte muur.

      Gemerkt:

      Geëtst door de Frey.
      Gegraveerd door Houston.
      Gegraveerd door J. W. Kaiser, naar de teekening van H. W. Couwenberg, uitgegeven door Frans Buffa & Zonen.

      Dit stuk was vroeger geplaatst in de vergaderkamer der Waardijns van Lakenen in het Staalhof in de Staalstraat.

      Eigendom der stad Amsterdam.


No. 275.
De Nachtwacht.

H. 359. B. 435. D. Fh. levensgroot.

      Deze schilderij, waaraan wij den algemeen aangenomen naam van de Nachtwacht blijven geven, stelt blijkbaar een schuttersfeest voor, waarvan de aanleiding echter, ondanks vele gissingen, in het onzekere ligt.
      In het midden, geheel op den voorgrond, treedt de Kapitein, Frans Banning Cock, Heer van Purmerland en Ilpendam, in het zwart gekleed, eene zwarten hoed op, eenen breeden, plat geplooiden kraag om, eene breede roodzijden sjerp over den regterschouder, en den handschoen aan de regterhand, waarin hij eenen wandelstok en den handschoen der linkerhand houdt; met de ontbloote linkerhand maakt hij eene beweging, in verband met hetgeen hij tot zijnen Luitenant zegt. Deze, Willem van Ruijtenberg, Heer van Vlaardingen, aan zijne linkerzijde gaande, en aandachtig op zijne woorden lettende, heeft een geel kamizool aan, rijk met gouden borduursel omzet, eenen grijzen hoed met witte vederen op, eenen ijzeren kraag om, eene witte sjerp als gordel om de middel, gele laarzen met sporen aan de voeten, de kappen onder de kuit neêrgeslagen, waaruit witte beenbekleedsels tot boven de knie reiken; zijne regterhand leunt in de zijde, terwijl zijne linker-


[124]


124
rembrandt van rijn.

eene rijk versierde piek draagt. Deze beide figuren zijn in het volle heldere zonnelicht geplaatst, zoodat de schaduw van de hand des Kapiteins duidelijk op den Luitenant valt. Achter den Kapitein ziet men eenen schutter, wiens helm met groen versierd is, en die zijn geweer dwars door de schilderij afschiet. Achter dezen bespeurt men weder in een zeer sterk licht, twee jeugdige meisjes, in levendigen, vluggen gang; de voorste en meest zigtbare is versierd met paarlen in het schoone blonde haar; zij draagt eene rijke kleeding van licht geel satijn, en aan haren gordel hangt een doode witte vogel, een pistooltje en eene tasch. Daarop volgt een schutter, meer naar voren geplaatst, in half licht, wiens geheele kleeding, zelfs zijn hoed, rood is; hij laadt zijn geweer uit eene der houten bussen, aan eenen riem over den schouder gedragen. In den hoek van het tafereel naast hem loopt een jongen haastig weg, eenen hoogen manshelm op het hoofd, en eenen grooten kruidhoorn in de hand dragende. Achter en boven hem zit een helbaardier op een muurtje; daarbij ziet men eenige hoofden van schutters, en boven het reeds genoemde meisje, op de trappen, die onder eene gewelfde poort uitkomen, den Vaandrig Jan Visser Cornelissen; hij heeft eenen hoed met pluimen op, en eene breede sjerp over den linker schouder, en zwaait met krachtige hand het vaandel, waarin het stedewapen prijkt. Verder bij hem op de trappen en lager tusschen den Kapitein en den Luitenant, zijn verscheidene schutters met helmen en hoeden op het hoofd, en met lansen en pieken gewapend; de onderste ontwijkt het schot van den vroeger genoemden versierden schutter. Achter den Luitenant, aan de andere zijde van het tafereel, ziet men eenen voorover gebogenen schutter, met den helm op het hoofd, de lont van zijn geweer aanblazen. Daarop volgen waarschijnlijk de Serjanten Rombout Kemp en Reinier Engel, beiden in het zwart, hoeden met hooge vederbossen op het hoofd en hellebaarden in de handen hebbende, de een heeft eenen ijzeren kraag om, en de andere, met eenen breed geplooiden linnen kraag, wijst met de hand naar de figuren op den trap, en spreekt tot eenen soldaat, met eenen helm op, naast hem. Voor dezen is de Tamboer, Jan van Kampoort, half zigtbaar; hij roert de trom en keert het, met eene breede platte muts bedekte hoofd naar den aanschouwer; aan zijne voeten blaft een hondje. Achter de beide serjanten zijn vele schutters bijeen, wier hoofden en pieken zigtbaar zijn. Tegen eene kolom in den achtergrond, naast de poort waaruit de schutters komen, hangt, in eene ovale gebeeldhouwde lijst, een bord, waarop de volgende namen staan geschreven:


[125]


125
rembrandt van rijn.
Frans Banning Coux, Ridder, Heer van Purmerland en Ilpendam, Kapiteijn.
Willem van Ruijtenberg van Vlaerdingen, Heer van Vlaerdingen, Luijtenant.
Jan Visser Cornelisse, Vaendrick.
Rombout Kemp Sergeanten.  
Reinier Engelen
Barent Harmansen. Jacob Dirksen de Boog.
Jan Adriaen Keijzer. Jan van der Hard.
Elbert Willemsen. Johan Schellinger.
Jan Clasen Leijdeckers. Jan Bringman.
Jan Ockersen. Jan van Krampoort, tam-
Jan Metterssen Bronckhorst. boer.
Harmsen Jacob Verraken.  
      Gemerkt:

      Gegraveerd door L. A. Claessens.
      Gelithographieerd door A. Mouilleron. Uitgegeven door Frans Buffa & Zonen.

      Dit stuk was vroeger in de kleine Krijgs-Raadkamer van het Stadhuis, thans het Paleis, geplaatst.

      Eigendom der Stad Amsterdam.

      Bij gelegenheid eener herstelling is gebleken, dat de geruchten, als of van deze schilderij aan beide de zijden ongeveer de breedte van eenen voet zou zijn afgenomen, onwaar zijn. Tot dit valsche gerucht schijnt eene schets van Rembrandt zelven aanleiding te hebben gegeven; deze schets wordt door J. van Dijk genoemd, en gezegd in handen te zijn van den Heer Boendermaker (zie van Dijk, Kunst- en Historie-kundige Beschrijving, enz., blz. 61). De graveur Claessens heeft in die dwaling gedeeld en haar door zijne gravure krachtig helpen verspreiden.


PIETER SAENREDAM.

Geboren te Assendelft 1597—1666 te Haarlem overleden.

Leerling van frans pietersz de grerber.

No. 276.
De Groote Kerk te Haarlem.

H. 46. B. 42. D. Fh. 5.

      Men ziet van het orgel naar het koor, over de banken, door het ledige schip der kerk. Op den voorgrond is een man, eene vrouw met een kind, en een jongen met eenen hond, behalve eenige figuren op verderen afstand.


[126]


126
pieter saenredam.
No. 277.
Eene gothische Kerk.

H. 92. B. 54. P. Fh. zit. 10.

      Men ziet naar het orgel. Op den voorgrond zit eene vrouw met een paar kinderen, op den tweeden grond kijkt een Heer, in eenen grijzen mantel gewikkeld, naar boven.

      Gemerkt:


HERMAN SAFTLEVEN.

Geboren te Rotterdam 1609—1685 te Utrecht overleden.

Leerling van jan van Goien.

No. 278.
Een Rivier-gezigt.

H. 18. B. 23. P. Fh. 1.

      Vele schepen liggen aan den oever en enkele varen, met figuren bemand. Het verschiet is bergachtig, en draagt het karakter van den Rijn.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 66.


No. 279.
Een Rijngezigt.

H. 27. B. 37. P. Fh. 5.

      Vele schepen en schuiten, met eene menigte figuurtjes, varen en liggen aan den oever. In den achtergrond vertoont zich hoog gebergte.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 280.
Een Dorp aan eene Rivier.

H. 30. B. 45. P. Fh. 3.

      De huizen en de toren van een dorp liggen tusschen geboomte aan eene rivier. Op het water zijn vaartuigen met figuren. Aan de overzijde der rivier ziet men vrij hooge en begroeide bergen.

      Kabinet van heteren.


[127]


127

JACOB SANDRART.

1606—1683.

No. 281.
Portret van Pieter Cornelisz Hooft, Drossaart van Muiden.

H. 26. B. 21½. P. Hoofd. h. 6.

      Ten halverlijve, in staande houding. In het zwart gekleed met eenen mantel, en eenen platten geschulpten kraag om, eenen gelen handschoen met kanten handlubben aan de linkerhand, rust de andere op eene tafel, waarop eenige boeken en eene aardglobe geplaatst zijn.

      Gekocht voor ƒ 14.


GODFRIED SCHALCKEN.

Geboren te Dordrecht 1643—1706 te ’s Gravenhage overleden.

Leerling van samuel van hoogstraten en gerard dou.

No. 282.
Portret van Willem III, Koning van Engeland.

H. 74. B. 62. D. Fh. levensgroot.

      In stalen harnas, eenen blaauwen met hermelijn gevoerden mantel over de schouders en kanten kraag om den hals, en door eene groote kaars op eenen kandelaar verlicht. In het verschiet ziet men eene brandende burgt.

      Gegraveerd door J. W. Kaiser, uitgegeven door Frans Buffa en Zonen.


No. 283.
De Tabaksrooker.

H. 45. B. 37. D. Hoofd. h. 8.

      Een jongman in eenen bruinen kamerrok, en zwart fluweelen muts op het hoofd, zit bij eene tafel met eene steenen pijp in de hand; een ander, in het groen, met roode voering, staat achter de tafel, met eene tinnen bierkan in de eene, en eene brandende kaars, die hij op eenen, op de tafel staanden blaker schijnt te willen zetten, in de andere hand. Deze kaars verlicht de beide figuren.

      Verkooping Caudri, 1809, Amsterdam.
      Kabinet van heteren.


[128]


128
godfried schalcken.
No. 284.
Het Vuur en het Licht.

H. 45. B. 37. D. Hoofd. h. 8.

      Tegenhanger van de vorige. Een jong bevallig meisje, in een rood jakje, schijnt met de linkerhand eene brandende kaars te willen plaatsen in de lantaarn, die zij in de regterhand houdt. Bij haar staat een jongeling, in een bruin vest, op eene test met vuur te blazen. Op de tafel staat een koperen stoof en een blaker.

      Kabinet van heteren.


No. 285.
Het Verschil van Smaak.

H. 41. B. 31. D. Hoofd Jongeling 8.

      Een jongman in een blaauw fluweelen buis, met eene zwarte muts op, ontsteekt zijn pijpje aan eene kaars, die hij in de hand houdt, langzaam den rook uitblazende; over eene tafel, waarop een tinnen kannetje en een koperen blaker staat, ligt een rood kleed; deze figuur is tevens door daglicht verlicht. Op den tweeden grond aan den haard zitten een jongeling en een meisje met elkander te vrijen, men ziet beiden in profil, en door het vuur verlicht.

      Kabinet van heteren.


No. 286.
Elk zijn meug.

H. 41. B. 31. P. Hoofd Grijz. h. 8.

      Schalcken heeft zelf het bovenstaande motto in het Engelsch op deze schilderij geplaatst. Een jongen, in licht blaauw fluweel, zwarte muts met roode doffen en vaalblaauwen morsdoek om, eet een zachtgekookt ei uit de hand, terwijl hij spottende op zijnen makker wijst, die uit een pannetje pap eet. Achter dezen laatsten slaat een oud man met breeden grijzen baard, en eene witte slaapmuts op, de jongens met genoegen gade; links ziet men gedeeltelijk het hoofd van een meisje. In den achtergrond vertoont zich door een geopend venster een verschiet, op een papier aan de muur leest men:

Every one his fancy.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


[129]


129

JOAN SCHOORL.

Geboren te Schoorl, in N.-Holland, 1495—1562 te Utrecht overleden.

Leerling van willem Cornelisz, jacob cornelisz, johannes mabuse en albert durer.

No. 287.
De dochter Sions.

H. 65. B. 74. P. Hoofd. h. 12.

      Eene jeugdige vrouw zit op eenen heuvel in een rots- en bergachtig landschap. Zij is in zwarte zijde gekleed, de lange mouwen met paarlen omsnoerd, even als de hals; boven om den rand van haar kleed zijn Hebreeuwsche letters gestikt. Het haar is los afhangend en met eenen doek bedekt. Met de beide handen houdt zij een vaasje, dat op eenen, over haren schoot liggenden, gestreepten doek geplaatst is. In den achtergrond waadt een oud man, op eenen staf leunende, door eenen waterplas.


JACOBUS VAN SCHUPPEN.

Geboren 1623.

No. 288.
Portret van François Eugenius, Prins van Savoijen.

H. 143. B. 117. D. Fh. levensgroot.

      In bruine kleeding over een borstharnas, de Orde van het Gulden Vlies om, eene hooge, groote, gepoederde pruik op, en den bevelhebbersstaf in de linkerhand, wijst hij met de regter naar een slagveld in den achtergrond, waar men een ruitergevecht bij eenige vestingwerken en tegen een bergachtig verschiet afgebeeld ziet.


KAKEL SLABBAERT.

No. 289.
Het gebed voor den Maaltijd.

H. 68. B. 54. P. Kind. h. 25.

      In een voorportaal met eenen steenen trap, zit eene bejaarde vrouw, brood snijdende voor twee kinderen die voor haar staan, schijnbaar gereed naar school te gaan; de vrouw is gekleed in eenen rood lakenschen rok, waarover zij eenen paarsen mantel, met groene taf gevoerd, draagt; om het hoofd heeft zij eenen bonten doek geknoopt. Het meisje bidt, zij is blootshoofds, heeft een groen jakje met bruine mou-

9      


[130]


130
karel slabbaert.

wen, een roodbruin glanzig rokje aan, en draagt een stoofje aan haren arm; de jongen houdt eenen grijzen hoed, met eene roode veer versierd, in de beide handen. Op eene tafel staat eene ham, een schapebout, brood, kaas, enz.

      Verkooping Baronnesse van Leijde van Warmond, 1816, Leiden ƒ 841.


PIETER VAN SLINGELAND.

Geboren te Leiden 1640—1691 te Leiden overleden.

Leerling van gerard dou.

No. 290.
De rijke Heer.

H. 25. B. 20. P.

      Een deftig, bejaard man, in eenen paars gebloemden huisjapon, den arm op een Smirnasch tapijt geleund, zit, met een horologie in de hand, voor eene nis. Op de plint is, in bas-relief, een Bacchusfeest voorgesteld; boven in de nis hangt eene donker blaauwe gordijn. In den achtergrond ziet men eene buitenplaats met terras en spring-fontein.

      Verkooping Johan van der Marck, 1773.
      Kabinet van heteren.


No. 291.
De Zangoefening.

H. 25. B. 19. P. Hoofd. f. 4.

      In eene boeren keuken zit een man, in het zwart gekleed, met eene zwarte muts op het hoofd en eene tasch aan zijne regterzijde, op de viool te spelen, hierbij zingt een boeren jongen, luidkeels schreeuwende, en met beide handen een blad papier houdende; hij draagt een licht geel buisje, eenen witten boezelaar, en heeft aan zijne bloote voeten neêrgehakte schoenen, terwijl hij knorrig ziet naar eenen anderen jongen, die hem uitlacht, deze heeft eene roodaarde bierkan in de hand, een groen buis aan, grijzen breedgeranden hoed op en lange wollen kousen aan. Bij den speelman staat eene vrouw, in een grijs jakje met witte muts en voorschoot, aan eenen driepoot groenten te hakken. Achter deze groep staat een man, in het bruin, met eene bierkan in de eene hand en de andere opgeheven om de maat te slaan, terwijl hij vrolijk medezingt. Er is verder op deze schilderij zeer veel huisraad, groenten, visch, turf bij den haard, enz.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


[131]


131

FRANÇOIS SNIJDERS.

Geboren te Antwerpen 1579—1657 te Brussel overleden.

Leerling van hendrik van balen.

No. 292.
Vruchten en dood Wild.

H. 55. B. 86. P. W. levensgroot.

      Eene sierlijk vergulde schaal met trossen druiven, perziken, appelen en pruimen, eenen dooden haas en patrijs, en ander gevogelte. Daarbij ligt eenige groente en eene blaauwporseleinen schaal met aardbeziën; alles staat op eene tafel met een dofrood, lakensch kleed bedekt.

      Kabinet van heteren.


No. 293.
Dood Wild en Groenten.

H. 117. B. 172. D. W. levensgroot.

      Eene geopende doode ree hangt aan den poot, steunende met het voorste gedeelte van het ligchaam op eene tafel, waarop een groote wilde zwijnskop ligt, daarbij zijn nog een gekookte zeekreeft, artisjokken, spersie en andere groenten, benevens eene mand met vruchten. Op eene plank staan eenige porseleinen schotels, kruiken en vazen. In eene nis ziet men eenen bloemruiker.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam.

JOHAN ADRIAAN VAN STAVEREN.

No. 294.
De biddende Grijsaard.

H. 32. B. 26. P. Fh. 14.

      In eene ruïne zit een biddende grijsaard, met een boek op de knieën en zaâmgevouwene handen, aan den voet van eenen ouden, dooden boom.

      Gemerkt:


[132]


132

JAN STEEN.

Geboren te Iieiden 1626—1679 te Leiden overleden (*).

Leerling van nicolaas knuffer, adriaan van ostade en jan van goien.

No. 295.
Portret van Jan Steen.

H. 71. B. 60. D. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld; in losse, gemakkelijke houding, met de beide handen over den rug van eenen voor hem staanden stoel geleund. Hij draagt een donker zwartachtig grijs kleed met eenen vierkanten linnen kraag, waarop zijne losse, bruine lokken nederhangen en heeft dunne knevels. De uitdrukking is ernstig en bedaard.

      Gemerkt:

      Verkooping Johann van der Mark, 1773.
      Gekocht van den Heer Hodges, Amsterdam,
ƒ 150.


No. 296.
De Schuurster.

H. 23. B. 19. P. Hoofd h. 4.

      Eene boerin, gekleed in eenen blaauwen rok en eene roode keurs met witte hemdsmouwen, schuurt, op eene omgekeerde ton, eene tinnen kan; bij haar, op eene tafel, staan eene koperen lantaarn, een tinnen bord en eenige lepels.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 255.


No. 297.
Het vrolijk huiswaartskeeren.

H. 66. B. 97. D. Fh. 27.

      Een vrolijk boerengezelschap keert, na een afgelegd be-


      (*) Jan Steen, Etude sur l’art en Hollande, par T. van Westrheenen, Wz. La Haye, Martinus Nyhoff, 1856.


[133]


133
jan steen.

zoek, in eene schuit naar huis. Eene jeugdige vrouw met een kind aan de borst, de schipper in eenen rooden borstrok, een in het water morsend meisje en een jongen in een paars buisje, eenen hoed met veeren op, bruine kousen aan, op de plecht te paard zittende, en op de fluit spelende, zijn reeds in de schuit. Op den wal wordt een dronken boer, door eenen man en eene vrouw, van wie hij teeder afscheid neemt, naar de schuit geleid; hij groet op vrolijke manier de, in de schuit zittende, vrouw; een meisje met een molentje loopt achter de vrouw aan den wal. In den achtergrond ziet men twee boeren en eene boerin, voor een huis, een jongen houdt de schuit vast.

      Gemerkt:

      Verkooping Gerrit Braamcamp, 31 Julij 1771, ƒ 860.


No. 298.
De bakker Oostwaard.

H. 37. B. 31. P. Hoofd. Bakker 6.

      De bakker, het bovenlijf in een enkel hemd, verder eene graauwe broek aan, en eene witte muts op het blonde sluike haar, komt de deur zijner woning uit, eenen houten schop met twee tarwebrooden in de hand houdende. Achter hem staat een jongen, in het bruin met een zwart mutsje, op eenen ossenhoorn te blazen, ten teeken, dat het brood uit den oven komt. Naast de deur, uit een geopend venster, vertoont zich de bakkerin, in het donker graauw met een zwart kapje op, zij houdt eenen beschuitbolder of zottinnekoek, waarmede zij de klanten schijnt uit te lokken, in de vingers; voor het venster op een pothuis staan beschuiten en broodjes uitgestald, en aan een stokje hangen krakelingen. De gevel van het huis is van boven gedeeltelijk met wijngaardranken begroeid.


      Achter op het paneel staat:

      “Dit is een familiestukje, de bakker is ’t portret van Arent Oostwaard, de vrou Catarina Keyzerswaard, de jonge is gedaan naar een jonge van Jan Steen. Deze bakker met zijne vrou hebben gewoond op den Rhijn, 3 a 4 huyzen van Vrouwebrugg, tussen Vrouwesteegh en Gast-


[134]


134
jan steen

“huys, binnen Leyden, is nu Januarij 1738, ruim 79 jaren geleden, geschilderdt.”

      Gemerkt:

      Er bestaat eene onafgewerkte ets van deze schilderij, de maker is onbekend.

      Verkooping Wierman, 18 Augustus, 1763, Amsterdam ƒ 160.
      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 750.


No. 299.
De Kwakzalver.

H. 35. B. 49. P. F. h. 18.

      Deftig in het zwart, staat hij, met een klein rond voorwerp in de hand, op zijn theater, tegen het volk te spreken, naast hem wordt een op eene bank gebonden boer door eene oude vrouw aan den hals gesneden; hij schreeuwt luidkeels en wordt door Paljas, die eene geopende schaar op den mantel, en eene roode muts op het hoofd heeft, vastgehouden; daarbij staan allerlei fleschjes, en ligt een diploma met een groot zegel uitgestald; een aap zit op eenen stok eene pijp te rooken. Een groote boom overschaduwt deze groep. Daar voor is eene menigte volks bij een, om naar den kwakzalver te hooren, onder anderen: een jongen op eenen ezel, een meisje met een pannetje met vischjes, een dik, deftig heer, een monnik, een boer en eene oude vrouw, iets verder een paar mannen en een kind. Op den voorgrond wordt een dronken boer, met beker en kan in de handen, door zijne vrouw naar huis gekrooijen; daarbij is een zwarte hond. In het verschiet ziet men de huizen en den toren van een dorp.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Lormier, 1763, ’s Gravenhage, ƒ 420.


No. 300.
De Papegaai’s-kooi.

H. 49. B. 39. D. Fh. 23.

      Bijna in het midden van deze schilderij staat eene jeugdige vrouw, met den rug naar den aanschouwer, bloots-


[135]


135
jan steen.

hoofds, het haar in ronde vlechten opgestoken, een licht paars, zijden, lang jak, en groenen weêrschijnenden zijden rok aan en eenen witten opgestoken boezelaar op de regterheup; hare geheele kleeding is los en gemakkelijk, zij houdt een wit kannetje in de linkerhand, met de regter reikt zij iets aan eenen papegaai in eene kooi hangende. Naast haar op den grond voert een jongen op eene stoof een katje met een lepeltje, hij zit voor een steenen fornuis, onder eenen schoorsteenmantel geplaatst; eene oude vrouw, met een zwart Spaansch kapje op en rood jak aan, is daar bezig oesters te braden. Aan de regterzijde van de staande vrouw spelen drie jonge lieden, met hoeden op, op een verkeerbord; de een, een krijgsman, zit met de hand onder de kin en is gereed eene schijf aan te vatten; zijne tegenpartij, in het zwart gekleed, leunt met eene hand op de tafel; de derde rookt uit eene lange steenen pijp; de tafel is met een Smirnasch kleed met franje bedekt; achter deze beelden staat een, met donker groen behangen, ledikant tegen den muur, daar naast is eene geopende deur, waardoor men in een portaal ziet. Op den voorgrond staat een leuningstoel, waarover een mantel hangt. In den linkerhoek is een vat met oesters, waarin een mes steekt en eene tinnen schotel, waarop eene geopende oester ligt.

      Gemerkt:

      Gegraveerd door Johannes de Mare.

      Verkooping Mevrouw Lormier, 1763, ’s Gravenhage, ƒ 540.
      Kabinet van heteren.


No. 301.
De Boerenbruiloft.

H. 37. B. 48. P. Fh. 18.

      De bruid en bruidegom, met kroontjes op, zitten op de eereplaats aan den disch, voor eenen schoorsteen met een tapijt behangen, en onder eene aan de zolder hangende feestkroon. De gasten zijn vrolijk en lustig, een van hen, een aardig, jong mensch, met den hoed op het oor, maakt een kompliment aan de bruid, waarover zij verlegen de oogen nederslaat, terwijl de bruidegom niet zeer op zijn gemak schijnt, en twee bejaarde lieden, waarschijnlijk de ouders der bruid, een ernstig gezigt zetten; een lustige drinker laat zich nog eens inschenken; daar naast zit er een grappen te vertellen aan zijne buurvrouw, met een zwart kapje op, die


[136]


136
jan steen.

zich houdt alsof zij hem niet begrijpt. Meer op den voorgrond, voor de tafel, noodigt een bejaard man in een bruin buis met grijs en zwart gestreepte mouwen, eenen geplooiden kraag om, en een wit schortje voor, eene jonge vrouw, in zwart fluweel jak, bruinen rok, rooden doek en witten boezelaar ten dans. De speelman met eene viool spoort hen hiertoe aan, terwijl een ander op de violoneel speelt; links op den voorgrond staat reeds een paar op hen te wachten, de vrouw gekleed in een paars zijden kleed, met zwarten rok, de rok van voren opgenomen, waaronder een roode onderrok en kousen te zien zijn, de man heeft den hoed op het hoofd en eene bruine, met roode linten afgezette kleeding aan. Achter hen, bij eene trap, roept een jongen de meid na, die met huisraad in de hand naar boven gaat. Op den voorgrond staat eene aarden kruik, met eene liggende tinnen bierkan er bij, en regts een tinnen schotel.

      Gemerkt:

      Verkooping van J. Hoogenbergh, 1743, Amsterdam, ƒ 81.


No. 302.
Het St. Nicolaasfeest.

H. 80. B. 68. D. Fh. 28.

      Ter regterzijde zit de grootmoeder, gekleed in een wijd, donkergroen fluweelen jak met wit bont afgezet, eenen bruinen rok met witten ter zijde geschoven boezelaar, en eenen doek om het hoofd geknoopt; voorovergebogen, met de handen uitgestrekt, lacht zij gul en hartelijk een jong meisje toe, dat, beladen met speelgoed en een emmertje met lekkernij, juist hare armen schijnt te verlaten en vergenoegd en blijde daarhenen loopt. Tusschen het meisje en de vrouw staat een jongetje in een grijs, lang jasje, met een kolfje in de hand, schalk lagchende wijst hij op eenen grooteren jongen, in een bruin grijs buis en wijde broek gekleed, met den hoed op het hoofd, die huilt en met de hand zijne tranen afveegt, terwijl een jeugdig meisje in een ligt rood jakje, met witte muts, en borstlap en zwarten boezelaar gekleed, hem spottend eenen schoen aanbiedt, waarin eene roede steekt. Achter deze groep zit de grootvader met genoegen naar de kinderen te zien, daarneven opent eene bejaarde vrouw de gordijnen van een ledikant, terwijl zij den teleurgestelden jongen roept, haar gelaat toont, dat zij hem eene


[137]


157
jan steen.

aangename verrassing heeft voorbereid. Onder den schoorsteen, achter de moeder staan twee jongens, waarvan de grootste een klein meisje op den arm draagt, te zingen. Door een hoog kruisvenster in den achtergrond ziet men dat het buiten winter is. Op den voorgrond in eene mand en op eene bank ligt eene menigte snoep- en suikergoed, koek in verschillende vormen, een ledige schoen en een lederen bal.

      Gemerkt:

      Gegraveerd door Johannes de Mare, 1819.
      Verkooping Seger Tierens, 1743, ’s Gravenhage,
ƒ 695.

      Kabinet van heteren.


ABRAHAM VAN STRIJ.

Geboren te Dordrecht 1753—1826 overleden te Dordrecht.

No. 303.
De Teekenles.

H. 24. B. 19. P. Hoofd leerling 4.

      Aan eene tafel zit een jongeling, met een groen buis aan, naar een pleisterbeeldje te teekenen, onderwezen door den teekenmeester achter hem, gekleed in het paars, met eene roode wijde muts op.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


DAVID TENIERS (de jonge).

Geboren te Antwerpen 1610—1690 te Antwerpen overleden, of 1694 te Brussel.

Leerling van zijnen vader david teniers, adriaan brouwer en petrus paulus rubens.

No. 304.
De Boerenherberg.

H. 34. B. 32. P. Hoofd h. 4.

      Een bejaard landman, met eenen grijzen baard, zit aan een tafeltje, waarop eene bierkan staat, die hij met de linkerhand aanvat, in de andere hand heeft hij zijn pijpje;


[138]


138
david teniers.

hij is geheel in licht bruin gekleed, met een zwart kalotje; bij hem op eene bank ligt een graauwe mantel en een hoed. In den achtergrond zit een ander man met den hoed op, in een donker grijs buis bij den haard met eene pijp in de hand den rook op te blazen, een omgekeerd vat dient hem tot tafel. Boven den schoorsteen is een prentje vastgehecht. In den hoek hangen een paar kaarsen. Op een plankje aan den muur ziet men eenige potjes en een fleschje, ter zijde een geopend luikje, waarin eene aarden kruik staat.

      Gemerkt:


No. 305.
De Wachtkamer.

H. 59. B. 92. D. Fh. 25.

      In eene gewelfde wachtkamer zitten twee krijgslieden, ligt gewapend en in grijze kleeding, op houten banken aan eene tafel kaart te spelen, twee anderen zien naar het spel; de een zit, de andere, in een borstharnas, staat en steekt zijne pijp aan; verder in den achtergrond staan zeer vele krijgslieden bij het vuur bijeen, een paar zien door de geopende deur naar het landschap; links schijnt een paardenstal te zijn, men ziet daarbij een rood fluweelen zadel, pauken met blaauwe draperie, een vaandel, eenen helm, geborduurde pistooltasschen, een zwaard aan versierden bandelier, lange pistolen, verscheidene harnassen met armstukken, waarvan er een op eenen stok geplaatst is, met eenen gepluimden helm er op. Bij de soldaten staat eene bierkruik, boven hen hangt eene lantaarn. Begts in den hoek liggen karwatsen, ijzeren handschoenen, een geweer, kruidhoorn en trom, op eene bank staat een helm en aan den muur hangt een schild en zwaard.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Lormier, 1763, ’s Gravenhage, ƒ 960.

      Kabinet van heteren.


[139]


139
david teniers.
No. 306.
De rustende Werklieden.

H. 32. B. 29. P. Fh. 20.

      Aan een bankje zit een zwaarlijvig metselaar, gekleed met witte muts, geel buis, korte grijze broek en sloofje, den rook zijner pijp uit te blazen; bij hem staan twee andere werklieden, met zwarte mutsen op, insgelijks te rooken, en hem met genoegen aan te zien, een derde ligt op de hurken, op het tafeltje geleund, te rooken en den eerstgenoemden aan te zien, achter deze groep ziet men eene vrouw. Op den voorgrond staat een komfoor met vuur op een vat, daarbij beruikt een hondje eenig metselaars gereedschap. Boven de figuren is een plankje met fleschjes en potjes er op. Om den hoek van eenen gewitten muur ziet men in een achterhuis eene vrouw met eene bierpot en eenen jongen bij het vuur zitten, terwijl een man met een glas in de hand zich staat te warmen. Een boer komt de deur in.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 307.
De Verzoeking van den Heiligen Antonius.

H. 30. B. 23. P. Hoofd. Ant.

      In eene grot ligt de Heilige met langen, grijzen baard geknield; hij draagt eene zwarte pij, met eene T op den schouder geteekend, de gevouwen handen houdt hij op een boek, dat op een doodshoofd ligt. Hij wordt in zijne aandacht gestoord door satan in de gedaante van een oud man, rondom hem zijn de meest verschillende gedrogten, in de vreemdste vormen voorgesteld; eenige vliegen door de lucht en vechten, anderen zitten en kruipen op den voor hem liggenden steen, zijne waterkan en den grond, waarop eenige boeken liggen.

      Gemerkt:

      Gegraveerd door D. J. Sluijter.
      Verkooping Gerrit Braamcamp, 1771,
ƒ 255.
      Verkooping Mevrouw Bicker, 1809, Amsterdam ƒ 150.


[140]


140

GERARD TERBURG.

Geboren te Zwolle 1608—1681 te Deventer overleden.

Leerling van zijnen vader.

No. 308.
De vaderlijke Raadgeving.

H. 68. B. 71. D. Fh. 41.

      Voor op den grond staat eene jonge Dame, in wit satijnen kleeding en hoogen, zwart zijden kraag om de schouders en den hals, blootshoofds, het blonde haar met zwart fluweelen linten doorvlochten. Zij heeft den rug naar den aanschouwer gekeerd, en luistert naar eenen Heer op eenen stoel gezeten, deze heeft het regterbeen over de knie geslagen, en den hoed met blaauwe en witte vederen daar opgelegd, de uitgestrekte hand schijnt zijne woorden te bekrachtigen. Zijne kleeding bestaat in eenen geel lederen kolder, de mouwen met zilverlint overdekt en grijze hozen, met bruin lederen schoenen en eenen degen. Tusschen deze figuren zit eene bejaarde Dame, geheel in het zwart, met eenen zwarten, breeden sluijer om het hoofd, en drinkt uit eenen wijnkelk. Aan de andere zijde der eerstgenoemde figuur staat eene tafel met eenen toiletspiegel met deurtjes, eenen kandelaar, een zilver bekken, eenen haarborstel en nestels. Achter den stoel van den Heer staat een groote, bruine, kortharige hond; in den achtergrond ziet men een ledikant en eene geslotene deur, de meubelen zijn allen met hoog rood overtrokken.

      Van dezelfde zamenstelling, zonder den hond, wordt in het Museum van Berlijn eene schilderij, door Terburg, bewaard en als een meesterstuk geschat.

      Gegraveerd, doch naar de schilderij in Berlijn, door J. G. Wille.

      Verkooping Mevrouw Lormier, 1763, ’s Gravenhage. ƒ 825.

      Kabinet van heteren.


Kopie naar

GERARD TERBURG.

No. 309.
De Beëediging van den Munsterschen Vrede in 1648.

H. 42. B. 57. K. Fh. 20.

      De afgevaardigden der verschillende Staten staan rondom eene tafel, waarop gezegelde geloofsbrieven liggen, en leggen den eed op den gesloten vrede af. Zij zijn meest allen


[141]


gerard terburg.
141

in het zwart, behalve een, die eenen grooten rooden mantel omheeft; zij zijn in het midden van een groot vertrek, langs wiens muren eenige rijkgekleede personen op verhevenheden, voor getimmerde banken geplaatst zijn; in het midden van het vertrek hangt eene kamerkroon met wapens en een omstraald Maria-beeldje versierd. De koppen schijnen alle portretten te zijn.

      Geëtst en gegraveerd door Jonas Suijderhoef.

      Verkooping Mejufvrouw C. Putman, 1803, ƒ 340.


MATHEUS TERWESTEN.

Geboren te ’s Gravenhage 1670—1750 te ’s Gravenhage overleden.

Leerling van zijnen broeder augustinus terwesten, willem doudijns en daniël mijtens.

No. 310.
Portret van Prinses Anna van Groot-Brittannië, Gemalin van Prins Willem IV.

H. 47. B. 36. P. Hoofdh. 7.

      Zij staat in wit satijn, met goud en borduursel gekleed, en draagt eenen blaauw fluweelen mantel met hermelijn gevoerd. In het haar, aan de keurs van haren hoepelrok, en tot bevestiging van haren mantel heeft zij vele en groote diamanten, en aan de mouwen vele kanten. Op eene vergulde tafel met marmeren blad ligt een kussen, waarop men oranjeappelen en eene kroon ziet.

      Gekocht, 18 Maart 1818, ƒ 30.


DOMINICUS VAN TOL.

No. 311.
De gevangene Muis.

H. 29. B. 24. P. Hoofd jongen 4.

      Voor eene nis, ten deele door een gestreept gekleurd gordijn bedekt, ziet men drie kinderen. Een jongen met lang blond haar, een paars buisje aan en platten kraag om, houdt eene kat onder den regterarm gevangen, en eene geslotene muizeval met de linkerhand opgeheven. Een meisje met een zwart jakje en wit halsdoekje wijst er lagchend naar, terwijl een jongentje daar achter staat te huilen. In den achtergrond


[142]


142
dominicus van tol.

ziet men eene keuken, voor de nis in den linkerhoek staat een pot met goudsbloemen.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Heemskerk, 1770, ’s Gravenhage, ƒ 420.
      Kabinet van heteren.


CORNELIS TROOST.

Geboren te Amsterdam 1697—1750 te Amsterdam overleden.

Leerling van arnold boonen.

No. 312.
Portret van Cornelis Troost.

H. 12. B. 10, (ovaal) P. Hoofd. h. 4.

      Gekleed in eenen grijzen weerschijnend zijden rok, de pruik met haarzak sterk gepoederd.

      Gekocht in publieke verkooping, April 1829, Amsterdam, ƒ 40.


JACOB VAN DER ULFT.

Geboren te Gorinchem 1627.

No. 313.
Een Italiaansch Havengezigt.

H. 12. B. 19. P. Fh. 1½.

      De ruïne van eenen griekschen tempel, waarbij vele figuren op den ongelijken grond en over een verwulf gaan, vooraan de linkerzijde staat een obelisk op een voetstuk. Daarachter ziet men eene haven met vaartuigen en eene steenen brug met eene poort er op, naar eenen ronden toren leidende. Het verschiet is bergachtig.

      Kabinet van heteren.


No. 314.
Een Italiaansch Stadsgezigt.

H. 12. B. 19. P. Fh. 1½.

      Tegenhanger der vorige. Een groot gebouw in Romeinschen stijl met beelden er op, waarover een hooge koepeltoren uitsteekt, regts daarvan is een oude, ronde, Romeinsche toren en een gedeelte van eenen Griekschen tempel, de basis dezer gebouwen is door hooge gronden, waarop zich vele figuren bewegen, verborgen. In het verschiet ziet men weder over andere gebouwen heen.

      Kabinet van heteren.


[143]


143

OCTAVIO VAN VEEN (otto venius).

Geboren te Leiden 1558—1634 te Brussel overleden.

Leermeester van petrus paulus Rubens.
Leerling van isaak nicolai en frederic zucchero.

reeks van voorstellingen uit de nederlandsche geschiedenis van no 315 tot 326.

No. 315.
De Gevangenneming van Claudius Civilis.

H. 30. B. 52. P. Fh. 26.
Deze maten zijn dezelfde voor de 12 bij elkander behoorende schilderijen.

      Achter op deze schilderij staat in de Latijnsche en Hollandsche talen het volgende:
      “De Bataafsche gebroeders Claudius Civilis en Julius Paulus, uit koninglijke bloede geboren, en beiden aan het hoofd van een leger hunner Landslieden staande, worden bij de Romeinen valschelijk van verraad beschuldigd, waarop Fontejus Paulus doet onthoofden, en Civilis, in ketenen geslagen, gevanglijk naar Rome voert.”
      De kleeding is die van den tijd, waarin de schilder leefde, doch eenigzins gewijzigd.


No. 316.
Claudius Civilis zet zijne Landgenooten aan zich tegen de Romeinen te verdedigen.

      Achterop staat:

      “Civilis wederom op vrije voeten gesteld, noodigt de voornaamste hoofden van zijn volk in een geheiligd Bosch ter maaltijd; beklaagd zich over de mishandelingen der Romeinen, en dat zij thans niet meer als Bondgenooten, maar als slaven gehandeld worden; dat hen echter de macht niet ontbreekt, om hen wederstand te bieden, enz. en bemerkende, dat hij van hen met genoegen wordt aangehoord, verbindt hij hen allen onderling door eenen vóórouderlijken eed.”

      Dit tafereel is bij nacht voorgesteld, zoo als de fakkels aanduiden, de algemeene toon is echter die van daglicht; aan eenen rijk gedekten disch zitten de Hoofden in middeneeuwsch kostuum te midden van een woud.


[144]


144
octavio van veen.
No. 317.
Brinio door de Kaninefaten tot Veldheer benoemd.

      Achterop staat:

      “Civilis openbaart zijn voornemen aan de Caninefaten, welke terstond Brinio naar ’s lands wijze op een schild omhoog heffen, en tot hunnen veldheer benoemen, en met hulp der Friezen twee detachementen der Romeinen overvallen, en derzelver verschansingen dreigen te vernielen; waarop de Romeinen, ziende dat zij die niet konden verdedigen, dezelve bij hunne vlucht in den brand steeken.”


No. 318.
Civilis slaat de Romeinen bij den Rijn.

      Achterop staat:

      “De Romeinen, zich niet ver van den Rijn verzameld hebbende, worden door Civilis geslagen, wijl een bende Tongren tot hem overkomt, en de Bataafsche Roeiers, die zich op de Romeinsche vloot bevonden, 24 scheepen in zijn handen leveren, door de voorvegters eerst in hunnen dienst te hinderen, en eindelijk in ’t water te werpen.”


No. 319.
Civilis sluit de Romeinen te Vetera in.

      Achterop staat:

      “De Romeinen verzamelen een veel talrijker leger, om Civilis te bevegten, doch worden door denzelven, die zijne vrouw, moeder en suster, als ook de vrouwen en kinderen van zijn volk agter het leger had geplaatst, om de strijdende aan te sporen, volkomen geslaagen, en genoodzaakt in de legerplaats Vetera hun toevlucht te zoeken.”


No. 320.
Civilis belegert Vetera.

      Achterop staat:

      “Civilis beleegerd Vetera andermaal, doch de Germanen door den wijn verhit, steeken bij den Nacht vuuren aan, en wagen een roekeloos gevecht; zij worden dus doende van de Romeijnen, die hun voordeel deeden met het afschijnsel van het vuur, met pijlen en werspietzen gedood.”

      Dit tafereel is bij nacht voorgesteld.


[145]


145
octavio van veen.
No. 321.
Vetera genomen.

      Achterop staat:

      “Vetera, ingenomen zijnde, wordt in den brand gestooken, en Civilis legt, volgens zijne geloften, zijn lang krullend haar af, dat hij seederd het opnemen der wapenen tegen de Romeinen had gedragen, wijl hij zich nu gewroken reekende, hij gaf ook zijn zoontje eenige gevangene ten besten, om dezelve met kinderlijke pijlen te doorschieten.”


No. 322.
Bijeenkomst der Galliers te Reims.

      Achterop staat:

      “Cerialis met eene menigte versche troepen langs de Alpen afkomende, houden de gezanten der Galliërs, door vrees bevangen, eene bijeenkomst te Reims. Tullius Valentinus raadt hen aldaar den oorlog aan, en stookt hen tegen de Romeijnen op, maar zij laten zich liever door den Raad van Julius Auspex, die met veel ophef van de Romeinen sprak, tot den vreede overhalen.”


No. 323.
Valentinus Krijgsgevangen.

      Achterop staat:

      “Cerialis komt bij de Treviren aan, en verslaat de Belgen, die op eenen heuvel verspreid lagen, maakt eenigen hunner opperhoofden, en onder dezelve ook Valentinus, krijgsgevangen; die vervolgens naar Romen opgezonden en aldaar ter dood veroordeeld wordt.”


No. 324.
De Avondmaaltijd.

      Deze schilderij heeft geen opschrift. Eenige personen bevinden zich in eene tent, waar een maaltijd gereed staat.


No. 325.
De Batavieren door de Romeinen geslagen.

      Achterop staat:

      “Des anderen daags valt er eene nieuwe niet min hevige bataille aan den Rhijn voor, alwaar Civilis overwinnaar

10      


[146]


146
octavio van veen.

zou geweest zijn, zo niet een overgeloopen Batavier zich bij Cerialis vervoegd en hem van de neerlaag en vlucht der vijanden had verzeekerd, indien hij alleenlijk langs den uiterste droogtens der moeras eenige ruiterij agterom wilde zenden, dit geschiedt, en de Batavieren, dus in den rug gevallen, worden verslagen, en tot in den Rhijn verdreven.”


No. 326.
Onderhandeling tusschen Civilis en Cerialis.

      Achterop staat:

      “Na eenige hierop gevolgde onderhandelingen, en den toenemenden haat des volks tegen Civilis, treeden Civilis van de eene en Cerialis van de andere zijde voorwaards, op de uiteindens van den afgebrooken brug over de Naauwaale. De eerste verontschuldigd zich weegens zijn bedrijf, en legt de eerste oorzaaken van het opvatten der wapenen bloot, waarna de Batavieren zich met de Romeinen verzoenden, en tot het vorige bondgenootschap met dezelve wederkeeren.

      Deze reeks schilderijen was voorheen geplaatst in de Treves-Kamer, of receptiezaal der Ambassadeurs, te ’s Gravenhage, zij is in 1809 in het Museum overgebragt.


DON DIEGO RODRIGUEZ DE SILVA Y VELASQUEZ.

Geboren te Sevilla 1599—1660 te Madrid overleden (*).

Leerling van herrera de oude, en f. pacheco.

No. 327.
Portret van Karel Balthazar, zoon van Philippus IV, Koning van Spanje.

H. 31. B. 24. Hoofd h. 17.

      Hij is in het zwart gekleed, met een dun staand kraagje om den hals, het haar is kort en op het voorhoofd neergekamd.

      Gekocht in publieke verkooping, 4 Aug. 1828, Amsterdam, ƒ 31.


      (*) Histoire de Peintres de toutes les écoles.


[147]


147

ESAYAS VAN DE VELDE.

Geboren te Leiden 1597—1648 te Leiden overleden.

Leerling van pieter denijn.

No. 328
De Kat de Bel aanbindende.

H. 63. B. 101. P. Fh. 25.

      Prins Maurits zit aan eene met een groen kleed gedekte tafel, eene kat bellen aan te binden; achter den Prins trekken een edelman en een monnik den pijlbundel uit elkander, terwijl een oud man de losgerukte pijlen aan een ander overgeeft. Links van hem staan eenige edellieden met verzoekschriften in de handen, zij zijn van edelknapen vergezeld; iets verder staan twee rijkgekleede Heeren, de een in het rood, de andere in het zwart, met elkander te spreken, en geheel ter zijde eenige anderen met pieken gewapend. Aan de regterzijde rukt eene gewapende bende aan, met een blaauw en een oranje vaandel, en ziet men eenige edellieden in verschillende houdingen. Het voorgestelde valt in eenen tuin met vrij groote boomen voor; links, in den achtergrond, ziet men het Binnenhof te ’s Gravenhage, waar, op een schavot, met veel volks omgeven, eene kat onthoofd wordt. Regts in een bosch worden papieren verbrand. Op den voorgrond spelen twee hondjes.

      Verkooping Mevrouw Bicker, 1809, Amsterdam, ƒ 35.


WILLEM VAN DE VELDE (de jonge).

Geboren te Amsterdam 1633—1707 te Londen overleden.

Leerling van zijnen vader willem van de velde en simon de vlieger.

No. 329.
Eene Haven.

H. 33. B. 30. P. Fh. 2½.

      Een beurtschip, een ander vaartuig en eenige booten liggen aan een havenhoofd, waar een paar schippers staan; in de vaartuigen zijn eenige varensgezellen. Op eenigen afstand ligt een oorlogschip voor anker, er varen eenige vaartuigen, onder anderen eene melkschuit. Het water is stil, de lucht met eenige zee[r] ligte wolken bezet.

      Kabinet van heteren.

10*      


[148]


148
willem van de velde.
No. 330.
Aan de Kust.

H. 41. B. 45. P. Fh. 2.

      Op den voorgrond drijven twee beurtschepen met regt nederhangende zeilen. Op den tweeden grond ziet men twee oorlogschepen en eenige kleinere vaartuigen, waarvan enkele onder zeil zijn. In het verschiet zijn de kust en de torens eener stad zigtbaar. Het water is stil en spiegelend; de hemel ligt bewolkt.

      Kabinet van heteren.


No. 331.
Buijig Weder.

H. 83. B. 113. D. Fh. 5.

      Op den voorgrond laveert een beurtschip, verder ziet men eenige zeilende en voor anker liggende vaartuigen, waaronder eene oorlogsvloot. De lucht is met wolken bedekt, eene frissche koelte doorwaait het geheel, en doet het water golven en de zeilen zwellen.

      Kabinet van heteren.


332.
De vierdaagsche Zeeslag in 1666.

H. 56. B. 79. D.

      Het Engelsche linieschip, de Royal Prince, aan den grond geraakt, genomen wordende, stijkt zijne vlag, en is omgeven door eenige kleine vaartuigen, waarin matrozen van boord klimmen; het scheepje bij den spiegel moet, volgens overlevering, dat zijn, waarmede van de Velde bij den slag rondvoer.

      Gemerkt:

      Verkooping Wierman, 1762, ƒ 600.
      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij 1808, Rotterdam ƒ 4000.


No. 333.
De veroverde Prijzen.

H. 57. B. 79. D.

      Tegenhanger der voorgaande. Voor aan ligt de zwaar geteisterde Royal Prince, omgeven door booten en vergezeld van andere schepen; links ligt een ander genomen schip;


[149]


149
willem van de velde.

voorop de zee is een roeibootje; regts zeilen en liggen meerdere schepen, waarvan er een salueert.

      Verkooping Wierman, 1762, ƒ 600.
      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 4000.


No. 334.
De Haven van Amsterdam.

H. 176. B. 311. D.

      Dit meesterstuk is tevens een monument van den handel van Amsterdam: de haven dier stad in haar geheel, met vele schepen en werven, en de meeste torens en gebouwen zijn er op afgebeeld. Op stroom in het IJ strijkt de Oostindievaarder Holland, zoo even van de reis terug gekomen, de zeilen, men ziet het schip tegen den vergulden hoogen spiegel; vele vaartuigen komen van onderscheidene zijden naar het schip roeijen, voor op is het jagt der stad Amsterdam, met eene roef gedekt en rijk versierd; aan de andere zijde van het schip zeilt en salueert een jagt; nog vele groote en kleinere vaartuigen zeilen hier en daar, regts ligt een visschers vaartuig ten anker; in de haven zijn vele koopvaardijschepen.
      De lucht is met losse, drijvende wolken bedekt; de wind doet de zeilen zwellen, de vlaggen en wimpels wapperen; het water stroomt met zachte golven.

      Gemerkt:

      Eigendom der stad Amsterdam.

      Het was vroeger in het Schippers-giid in den Schreijerstoren geplaatst (*).


ADRIAAN VAN DE VELDE.

Geboren te Amsterdam 1639—1672 overleden te Amsterdam.

Leerling van jan wijnants.

No. 335.
Het Pontenveer.

H. 32. B. 36. D. F. op E. h. 12.

      Op den voorgrond aan den oever eener rivier bij eene fon-


      (*) Volgens den Heer Dr. P. Scheltema worden de wapens der Kommissarissen over de walen, enz, die, volgens Wagenaar, Beschrijving van Amsterdam, Dl. II, blz. 54. de lijst van deze schilderij vroeger versierden, thans nog op het Archief door hem bewaard.


[150]


150
adriaan van de velde.

tein, zit een herder, met eene vacht over een rood buis en eene bruine broek gekleed, met bloote beenen, op eenen bruinen ezel, daarbij is eene herderin, met een zwart kleed met bruine mouwen aan, op een bruin vospaard; zij spreekt met eene vrouw in eenen blaauwen rok; bij hen leunt een herder, met een pak op den rug, op zijnen stok, en rondom hen zijn nog een ram, een schaap, eene zwarte koe en een hond; zij wachten op eene pont, die reeds, met rundvee beladen, op de rivier aankomt. Het verschiet is bergachtig. De lucht helder, van onderen bewolkt.

      Kabinet van heteren.


No. 336.
De Hut.

H. 74. B. 63. D. F. te P. h. 15.

      In een boomrijk landschap, aan de deur van eene bouwvallige, met stroo gedekte, hut, zit eene vrouw, het hoofd, den boezem en de voeten ontbloot, en gekleed met eenen dikken, donker blaauwen, wollen rok, geel bruine mouwen en wit hemd; zij kijkt in een mandje, terwijl een man, gekleed in een rood buis, met breeden hoed op het hoofd, bloote beenen, en gezeten op een wit paard, tot haar spreekt. Ter regterzijde achter den boer staat een roode stier en een schaap, en ligt eene vale koe. Op den voorgrond, onder eenen boom, liggen eene rood bonte koe en zeven schapen, en staat een ander schaap. De achtergrond vertoont eenen met hout bewassen heuvel, waarboven eene helder bewolkte zomerlucht drijft.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Valkenier, 1796, Amsterdam ƒ 4020.
      Verkooping Brentano, 1822, Amsterdam ƒ 8290.


[151]


151

ADRIAAN VAN DER VENNE.

Geboren te Delft 1589—1662 te ’s Gravenhage overleden (*).

Leerling van jeronimus van diest.

No. 337.
Portretten van Prins Maurits en zijnen Hofstoet te paard.

H. 170. B. 282. D. F. te P. h. 137.

      Een weinig ter linkerzijde, zit Prins Maurits, in een donker groen, met goud galon opgelegd kleed, met korten mantel van dezelfde kleur, en hoed met vederbos, op eenen steigerenden schimmel, naast hem Graaf Lodewijk van Nassau, met grijzen baard, verder Prins Frederik op een bruin vospaard, en Prins Philips Willem, met zwart fluweelen tabbaard over een, met bloemen geweven, vest, op een wit paard gezeten. Achter hen rijdt een stoet van edelen, waarvan men slechts de hoofden ziet; naast hen rent de Generaal Stakenbroek op een rood bont paard, allen hebben hoeden op het hoofd en breede kragen om. Ter wederzijde gaan eenige rijk gekleede edelknapen met honden.
      In den achtergrond ziet men geboomte, waarde toren van ’s Gravenhage boven uitsteekt.

      Gegraveerd door W. Delff.

      Deze schilderij is waarschijnlijk uit het Stadhouders Hof afkomstig.


ADRIAAN VAN DER VENNE en JAN BREUGEL.

No. 338.
De Zielenvisschers.

H. 90. B. 180. P. Fh. 29.

      Op eene breede, zich in de verte verwijdende, stroom varen langs de oevers een groot getal schuiten, met geestelijken van onderscheidene gezindheden er in, bezig hunne netten uit te werpen en op te halen; de beide oevers zijn bezet met eene digt op een gedrongene menigte menschen, naar hunne kleeding, grootendeels van voornamen stand. Allen schijnen portretten, velen zijn duidelijk te herkennen; regts zijn de Katholijken en links de Protestanten. De oevers zijn met geboomte begroeid, en even als het water en de lucht door Breugel geschilderd.


      (*) Immerzeel.


[152]


152
adriaan van der venne en jan breugel.

      Wanneer men de, door van der Venne geschilderde, figuren verder in oogenschouw neemt, ziet men aan beide zijden, in het midden der menigte, enkele vorstelijke personen, met gedekte hoofden, terwijl de overige blootshoofds zijn. Aan de regterzijde schijnen dit de Aartshertog Albert en zijne gemalin Isabella te zijn; men ziet aan die zelfde zijde eene processie langs den oever gaan, met den Paus aan het hoofd, gezeten onder eenen hemel, gedragen door in het rood gekleede figuren, voorafgegaan en gevolgd door vele geestelijken. Aan den oever ligt eene schuit, waarin instrumentale en orgelmuziek wordt uitgevoerd, digt bij eenen ouden, half dooden boom, met een heiligenbeeldje er ingeplaatst, waarbij kaarsen branden; aan den voet daarvan staat een oud, groot, leelijk wijf; meer naar voren zijn eenige karikaturen bij de toeschouwers geplaatst.
      De figuren in de schuiten zijn, even als die op de oevers, duidelijk door hunne kleedingen en door de voorwerpen, die zij bij zich hebben, te onderscheiden. In de eerste schuit regts ziet men eenen Bisschop met rooden mijter op het hoofd, hij heeft een klein kruisnet in de hand, waarin een kindje ligt; andere geestelijken halen een net op, waarin heilige voorwerpen geplaatst zijn, eenige figuren komen in het net zwemmen; op het roer der schuit leest men papa ivdicivm.
      In eene andere schuit, geheel op den voorgrond, meer nabij den linkeroever, zijn Protestantsche geestelijken gezeten, in het zwart gekleed; bij hen ligt een opengeslagen Bijbel waarin men leest: mat. 4. 19. mar. 1. 17. lvc. 5. 10. joa., in een tweede boek staat evangelio optio incomparabilis, en op de tweede bladzijde piscatores 1614; op het roer dezer schuit staat iehova ivdicivm; in het uitgeworpen net komen hier ook figuren zwemmen; men onderscheidt daarin papiertjes met de woorden fFides. spes en charitas.
      Aan den linker oever staat een welige boom, waaraan een papier gehecht is met Psalm 1 er op, en, meer nabij den aanschouwer, een boompje, waarom een lint, met de woorden tandem fit svcvlarvm geslingerd is.
      Aan dezelfde linkerzijde ziet men midden in de menigte, waarschijnlijk, frederik Keurvorst van de Paltz en zijne eehtgenoot, Prins maurits, Prins frederik hendrik, en vele personen uit de Nederlandsche Geschiedenis; de meeste zijn duidelijk te herkennen.
      Achter de figuren ziet men tusschen de boomen, aan beide zijden karren en reiswagens, paarden en bedienden in groote menigte; daarachter gebouwen, steden en dorpen. De ri-


[153]


153
adriaan van der venne en jan breugel.

vier verliest zich in de verte. De lucht, waarin zich een regenboog vertoont, is bewolkt.
      Op eene heldere plek in het water, links, is eene groote zwarte vlieg zoo geschilderd, alsof zij op de schilderij liep.

      Verkooping van Mauritius de Jeude, Drossard van den Hove van Holland, 1735, ƒ 760. Staande onder den naam van Fluweelen Breugel. Zie Catalogus van G. Hoet.

      Zij is van het Loo naar het Museum overgebragt.


ABRAHAM VERBOOM.

Geboren te Haarlem.

No. 339.
Een Boschgezigt.

H. 222. B. 329. D. Fh. 7.

      Langs zeer zware boomen loopt een breede rijweg. Ter linkerzijde ligt eene boerenhoeve aan een riviertje. Een herder drijft eenige ossen en geiten door het bosch, langs den weg, bereden door eenen boer, op eene kar, met gras beladen, en met eenen schimmel bespannen. De stoffaadje is geschilderd door P. G. van Os, behalve een paar visschers aan den stroom en jagers in het bosch.

      Aangekocht uit het legaat van Johanna van Rijswijk, Weduwe van den Heer Mr. Daniel Balguerie, ƒ 600.


LIEVE VERSCHUUR.

Geboren te Rotterdam.

No. 340.
Aankomst van Koning Karel II van Engeland te Rotterdam.

H. 120. B. 224. D. Fh. 12.

      Z. M. is aan boord van een met vlaggen en wimpels versierd statenjagt. Op de Maas ziet men vele jagten, boeijers en vaartuigen, met nieuwsgierigen; de kaden der stad zijn met eene groote menigte menschen bedekt.

      Gemerkt:


[154]


154
lieve verschuur.
No. 341.
Het Kielhalen.

H. 104. B. 157. P. Fh. 8.

      De misdadiger, chirurgijn op het schip van den Admiraal van Nes, hangt aan de ra, op het punt zijne straf te ondergaan. Vele vaartuigen en schuiten zijn gevuld met nieuwsgierigen; de kade is vol menschen.

      Gemerkt:


FRANÇOIS VERWILT.

Geboren te Rotterdam 1598—1655 overleden.

Leerling van c. dubois en poelenburg.

No. 342.
Portret van het Zoontje van den Luitenant-Admiraal Aart van Nes.

H. 111. B. 89. D. Fh. levensgroot.

      Op zeven- of achtjarigen leeftijd voorgesteld, staat hij in groetende houding op eenen vloer van wit en zwart marmer; gekleed in admiraalskostuum, heeft hij den breeden hoed met pluimen in de regterhand, eenen wandelstok en handschoenen in de linker. Hij draagt een zwart fluweelen kleed met gouden knoopen en franjes, over een rijk versierd zijden buis met graauw zijden rok in plaats van broek, zijne beenen met witte kousen en witte schoenen, met een zwart lint digt gebonden, komen daaronder uit. Aan eenen insgelijks witten band om het lijf draagt hij een zwaard, om den hals eenen kanten kraag, en uit den langen fluweelen overrok steekt een bundel rood, wit en blaauw lint. In den achtergrond ziet men eenen hof, waarin tuinlieden werkzaam zijn.


JOHANES VICTORS.

1600—1670.

Leerling van rembrandt van rijn.

No. 343.
Jozef, de Droomen uitleggende.

H. 119. B. 131. P. Hoofd Jozef. 13.

      Hij draagt een donker blaauw satijnen kleed, en zit op


[155]


155
johannes victors.

eenige treden bij de deur; de twee gevangenen, in bruine en graauwe kleeding, liggen, gekluisterd, op stroo.

      Gemerkt:


DAVID VINCKENBOONS (*).

Geboren te Mechelen 1578—1629 te Amsterdam overleden.

Leerling van zijnen vader philippus vinckenboons.

No. 344.
Prins Maurits, ter jagt uitrijdende.

H. 84. B. 115. D. Fh. 14.

      Prins Maurits, met zijnen hofstoet ter jagt rijdende, verlaat het Buitenhof te ’s Gravenhage. In den achtergrond ziet men het Binnenhof, het Valkenhof en den Vijverberg.


CORNELIS VISSCHER.

Geboren te Amsterdam.

Leerling van pieter soutman.

No. 345.
Portret van Prins Willem I, op zijn Paradebed.

H. 7. B. 12. K.

      Men ziet slechts het gelaat; het hoofd is met eene roode muts, waarom een kanten rand is aangebragt, bedekt; om den hals ziet men eenen geplooiden kraag, over het ligchaam ligt een rood met goud gestikt overkleed, waaraan een bruin bonten kraag is gehecht.

      Achterop leest men:

      “Prins Willem de Eerste op zijn Paradebed, Ao. 1584, geschildert door den oude Cornelis Visscher.


      (*) Immerzeel.


[156]


156

SIMON DE VLIEGER.

Geboren te Amsterdam 1612.

Leerling van willem van de velde.

No. 346.
Het Admiraalzeilen.

H. 62. B. 91. P. Fh. 5.

      Voor in het spiegelende water ziet men het Admiraaljagt, van buiten geheel met schilderwerk versierd, het salueert eenige voorname gasten, die in eene boot van boord gaan. Ter linkerzijde is eene pont met reizigers, paarden en koopgoederen beladen. Verder zijn eene menigte jagten, boeijers en pleiten, allen vol figuren, in twee rijen geschaard; de vaartuigen liggen allen onder zeil.

      Waarschijnlijk heeft dit Admiraalzeilen plaats gehad tijdens het verblijf van Czaar Peter te Amsterdam, de figuren in de boot maken dit zeer waarschijnlijk.

      Gemerkt: 1656. De naam D. Vlieger bijna onleesbaar.


HENDRIK VAN VLIET.

Leerling van zijnen vader willem van vliet en miereveld.

No. 347.
De Oude Kerk te Delft.

H. 72. B. 58. P. Fh. 13.

      Men ziet naar de zijde van het koor; vooraan staat een jongen met eenen blaauwen mantel, roode strikken aan de knie en eenen hond bij zich, daarnaast ligt een man op eene knie, die aan twee jongens prenten of papieren te koop biedt. Regts staat een oud man naar het delven van een graf te zien, verder zijn nog vele figuren in onderscheidene houdingen hier en daar verspreid. Aan de kolommen hangen eenige wapenborden.

      Gemerkt:


[157]


157

ARIE DE VOIS.

Geboren te Leiden 1641.

Leerling van knufter en abraham van den tempel.

No. 348.
De lustige Vischboer.

H. 15. B. 12. P. Hoofd. h. 6.

      Een bejaarde vischboer, lustig en opgeruimd van gelaat, het hoofd en de borst ontbloot, heeft zijnen hoed onder den linkerarm, een glas bier in de regterhand, en eenen vischkorf op zijne schouders. Hij draagt een rood baaijen buis, op de borst geopend, onder een grof linnen kleedingstuk. Zijne baard is vrij lang en grijs, zijn voorhoofd is kaal.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 349.
De vrolijke Vioolspeler.

H. 25. B. 20. P. Hoofd. h. 7.

      Een vrolijk lustig man, met eenen roemer wijn in de opgehevene regterhand, en viool en strijkstok voor hem in de linkerhand. Hij is gekleed in eene soort van zwart satijn vest met geelbruine mouwen, van voren geopend, waardoor men het hemd en de bloote borst ziet. Over den linkerschouder heeft hij eenen zwart lakenschen mantel, om den hals eenen geplooiden kraag, op het hoofd eenen lossen breeden bruinen hoed met hoogen, ingedeukten bol. Hij heeft bruin krullend haar en eenen kort gesneden baard.

      Gemerkt:

      Verkooping Baronnes van Leyden van Warmond ƒ 900.


[158]


158

RENIER VAN VRIES.

No. 350.
De Boerenwoning.

H. 61. B. 83. D. Fh. 8.

      In een boomrijk heuvelachtig landschap, aan eenen zandweg, ligt regts op eene hoogte eene boerenwoning, omgeven door opgaand geboomte, eene heining verbindt deze hoeve met eene groep eiken, midden in de schilderij. Ter linkerzijde ziet men door hooge gronden, met hout begroeid, over de vlakte. Voor op den weg rijdt een Heer, met een rood buis, op eenen schimmel, hij heeft eenen valkenier bij zich. Verder ziet men eene Dame op een paard, door eenen knecht geleid, uit een voetpad komen; in eenen hollen weg, links, eene boerin met eene mand op het hoofd, en een knaapje bij zich. Iets verder op den weg zit eene bedelares met eenen jongen, verder een jager met eenen hond; bij het huis zijn eenige lieden, en eindelijk in eenen plas in den hoek, links, twee eendvogels.

De stoffaadje is in de manier van lingelbach.

      Gemerkt:

      Verkooping P. Locquet, 1783, ƒ 280.
      Verkooping Wessels Reijers, 1814, Amsterdam, ƒ 555.


HENDRIK CORNELISZ. VROOM.

Geboren te Haarlem 1566—1640 te Haarlem overleden.

No. 351.
Het overzeilenb der Spaansche Galeijen voor Gibraltar, 1607.

H. 116. B. 145. D. Fh. 6.

      De Hollandsche vloot onder bevel van den Admiraal heemskerk, voor Gibraltar in 1607, overzeilt de Spaansche galeijen, die op den voorgrond zinken. Vele zeelieden liggen in het water.

Gemerkt:


[159]


159

JAN WEENIX.

Geboren te Amsterdam 1644—1719 te Amsterdam overleden.

Leerling van zijnen vader jan baptista weenix.

No. 352.
De Hofstede.

H. 170. B. 156. D. V. levensgroot.

      In eene hofstede, waarvan het huis, dat veel overeenkomst heeft met het huis Rijswijk, nabij ’s Gravenhage, over eenige treden tusschen twee beelden door wordt gezien, is op den voorgrond eene zeer rijke, met bas-relief versierde, vaas, waaraan twee doode hazen hangen. Op den grond ligt een doode gans, met uitgespreide vleugelen, een goudlakensche faisant, twee patrijzen, een zwarte haan met rooden kam, eene grijze hen, perziken, pruimen en hazelnoten. Achter het doode wild staat een korf met blaauwe en witte druiven, vijgen, eenen meloen, artisjok en wijngaardranken en eenen geopenden granaatappel, waaraan een aapje zit te pluizen; een wit leeuwenhondje komt ter zijde aanblaffen, en doet twee duiven boven de vaas wegvliegen. Op den voorgrond ligt een kort sterk mesje met hartshoren heft; in het verschiet ziet men de zee.

      Gemerkt:


No. 353.
Wild en Vruchten.

H. 118. B. 97. D. V. levensgroot.

      In een landschap met eenen lusthof in den achtergrond, ziet men eenen dooden haas, eenen kalkoenschen haan en een paar vruchten ter aarde liggen. Een patrijshond blaft daarbij tegen eenen aap, die zich op het voetstuk van eene steenen, met basrelief beeldhouwwerk versierde vaas bevindt. Verder liggen nog eenige vruchten, als trossen witte en blaauwe druiven, perziken, pruimen, een meloen, enz. Om de vaas slingeren zich wijngaardranken en bloemen.

      Gemerkt:

      Verkooping Johan van der Mark, 1773.
      Kabinet van heteren.


[160]


160
jan weenix.
No. 354.
Dood Wild en Jagttuig.

H. 112. B. 93. D. V. levensgroot.

      In een park staat eene, met lofwerk versierde, steenen vaas. Aan den tak van eenen boom hangt een doode haas, daarbij liggen twee patrijzen, een vink, een weitasch, een hoorn en ander jagttuig. Bij den boom ziet men eenige bloemen.

      Verkooping Herman ten Kate, 1800, ƒ 1055.
      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 2510.


ADRIAAN VAN DER WERFF.

Geboren te Kralinger-Ambacht 1651—1722 te Rotterdam overleden.

Leerling van cornelis picolett en eglon van der neer.

No. 355.
Portret van A. van der Werff.

H. 80. B. 66. P. Fh. levensgroot.

      Ter halver lijve. Het hoofd is met bruin loshangend, krullend haar gedekt. Hij is gekleed in geel satijn, waarover een los geplooide amarant fluweelen mantel is geslagen. Om den hals draagt hij eenen gouden keten, met eene medaille, waarop het portret van den Keurvorst van den Paltz staat. In zijne linkerhand houdt hij palet en penseelen, en met beide handen eene schilderij, waarop de portretten van zijne vrouw en zijn kind geschilderd zijn; de vrouw is zittende, in zeer los blaauw en wit fantaziekostuum, en met ontblooten boezem voorgesteld, het kind als genius met een palet en penseelen in de hand. Zij zijn bij een beeld onder eene draperie geplaatst.
      Achter op het paneel leest men:
      “Eigenhandig afbeeldsel van Adriaan van der Werff, geboren Kralinger ambacht 21 Januarij 1651, gehuwd met Margaretha Rees 19 Augustus 1687, door
      Johan Willem, Keurvorst van de Pals, tot de Ridderstand benevens zijne nakomelingen, verheven en in de beide geslachten veradeld 1703,
gestorven 12 November 1722.

      Gemerkt:

      Verkooping Gevers Arnoutz, 1827, Rotterdam, ƒ 6000.


[161]


161
adriaan van der werff.
No. 356.
Venus, door de Liefde gekust.

H. 23. B. 34. P. Fh. 36.

      Venus ligt geheel naakt op een bed, met den regterarm op het kussen, het hoofd achterwaarts gebogen, de linker knie een weinig opgeheven. Cupido stapt over haar heen, steunt met zijn voetje op hare regter dij, omhelst en kust haar op den mond; zij heeft hare linkerhand op zijnen rug. In den achtergrond zijn blaauwe gordijnen. De hoofden en bovendeelen der beide figuren zijn in schaduw, de borst en onderdeelen sterk verlicht.


No. 357.
De Dansles.

H. 44. B. 32. P. Fh. 23.

      In een boomrijk landschap, aan den voet van een Termbeeld, zit een man op de fluit te spelen; het linker been ligt op de bruinpaarsche draperie, waarop hij zit; naast hem danst eene jonge vrouw, in de volle kracht harer schoonheid, in bevallige houding de linkerhand over het hoofd geslagen. Beide figuren zijn geheel ontkleed. Uit het geboomte komt Cupido te voorschijn.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 358.
De heilige Familie.

H. 35. B. 28. P. Hoofd. Maagd. 7.

      Het kind ligt op den grond, op eenen uitgespreiden blaauwen mantel, terwijl de maagd Maria het ondersteunt. Jozef, achter haar geplaatst, houdt een takje kersen in de hand, waarnaar het kind met beide handen grijpt. Maria heeft blond haar, waarin witte linten gestrengeld zijn, en een grijze sluijer met licht blaauwe strepen gehecht is, deze hangt over de schouders, en laat de regterborst ontbloot.

11      


[162]


162
adriaan van der werff.

Op den voorgrond liggen twee rozen en eenige losse bladen. De achtergrond vertoont een rotsachtig landschap.

      Gemerkt:

      Gegraveerd in het Kabinet van den Hertog de Choiseul, No. 89, door J, F. Rousseau.

      Verkooping Mevrouw Lormier, 1763, ’s Gravenhage, ƒ 1305.

Toen beschreven als door A. & P. van der Werff.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 5225.


PIETER VAN DER WERFF.

Geboren nabij Rotterdam 1665—1718 overleden.

Leerling van zijnen broeder adriaan van der werff.

No. 359.
De heilige Hieronymus.

H. 45. B. 34. P. Fh. 30.

      In eene grot zit de heilige Hieronymus met aandacht in een voor hem geopend boek te lezen. Hij draagt eene bruin graauwe pij en eenen dof rooden los omgeslagen mantel; om zijn gedeeltelijk kaal hoofd heeft hij eenen smallen witten band. Bij hem liggen eene rol papier, een doodshoofd, een zandlooper, eenige stukken honigraat en een paar vijgen. Bij het boek staat een inktkoker en eene schrijfpen.

      Gemerkt:

      Verkooping Johan van Schuilenburg, Burgemeester van ’sGravenhage, 1735, ƒ 265.

Kabinet van heteren.


No. 360.
Cupido versierd.

H. 37. B. 28, P. Hoofd. h. 4.

      In eene nis zijn twee bevallige meisjes bezig een beeldje van Cupido met bloemen te omkransen. De voorste is in het wit gekleed met een blaauw satijnen losse sjerp; de


[163]


163
pieter van der werff.

tweede draagt een licht roodachtig kleedje. Boven in de nis hangt eene papegaai’s kooi.

      Gemerkt:

      Verkooping Johan van Schuilenburg, Burgemeester van ’s Gravenhage, 1735, ƒ 155.

      Kabinet van heteren.


No. 361.
De Teekenles.

H. 37. B. 28. P. Hoofd. h. 4.

      Een jeugdig meisje, gekleed in een lichtbruin grieksch kleedje en rozenroode sjerp, is gereed naar een marmeren Venusbeeldje te teekenen. Achter haar staat een jongeling met eenen pleisterkop in de handen, hij is in een grijs satijnen buisje met blaauwen mantel gekleed. In den achtergrond staat het hoofd van den Laocoon; een bas relief met spelende kindertjes is onder de nis, waardoor men de groep ziet, aangebragt.

      Gemerkt:

      Verkooping Johan van Schuilenburg, Burgemeester van ’sGravenhage, 1735, ƒ 140.

      Kabinet van heteren.


EMANUEL DE WITTE.

Geboren te Alkmaar 1607—1692 te Amsterdam overleden.

Leerling van evert van aalst.

No. 362.
Eene Kerk van binnen.

H. 46. B. 36. P. Fh. 7.

      Tegen eene kolom is een klein orgel geplaatst; verder zijn er vele wapenborden. Op den voorgrond staat een Heer met den doodgraver te spreken.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808. Rotterdam.

11*      


[164]


164

BENJAMIN WOLFF.

Geboren te Dessau 1758—1825 overleden te Amsterdam.

Kopie naar titiaan.

No. 363.
Portret van François I, Koning van Frankrijk.

H. 116. B. 89. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; gekleed in geel satijnen buis en fluweelen mantel met bruin bont, handschoenen en ronden hoed met witte vederen. Om den hals heeft hij eenen gouden keten, waaraan eene gemailleerde madona medaille hangt, en in de hand eenen stok. In den achtergrond ziet men een blaauw damasten gordijn.

      Geschenk van den Schilder aan het Museum.


PHILIP WOUWERMAN.

Geboren te Haarlem 1620—1668 te Haarlem overleden.

Leerling van zijnen vader en jan wijnants.

No. 364.
Boerengevecht.

H. 63. B. 85. D. Fh. 12.

      In een heuvelachtig landschap, bij eenige boerenwoningen, heeft eene hevige vechtpartij tusschen boeren plaats, eenige vrouwen trachten hen te scheiden. Dooden en gewonden bedekken den bodem. Op den voorgrond wordt een boer door zijne vrouw en kinderen belet aan het gevecht deel te nemen; daar achter zijn een paar mannen met paarden, die zich verwijderen.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij 180S, Rotterdam, ƒ 600.


No. 365.
De Rijschool.

H. 45. B. 61. D. Fh. 9.

      Eene manege is bij eene buitenplaats aangelegd, ter regterzijde zijn de stallen. Een Heer, in blaauw fluweel gekleed, den hoed met vederen op het hoofd, zit op een bont paard en spreekt met eenen dikken Heer te voet, in eenen bruinen kol-


[165]


165
philip wouwerman.

der, met eenen paadje achter hem, voor wien door eenen stalknecht een bruin paard uit den stal wordt aangebragt. In de manège staat een grijs paard tusschen de palen, het slaat geweldig achteruit. Eene vrouw, met een kind op den arm, vliegt verschrikt heen, terwijl een jongen met eenen hoepel haar toeroept, en zij door eenen rijknecht op het gevaar opmerkzaam gemaakt wordt; een Heer staat naast het paard te kijken; een ander Heer, op den tweeden grond, stijgt te paard; daar achter ziet men de warande van een landhuis, waaronder zich twee Dames en een Heer bevinden, die over den muur zien.
      In den achtergrond zijn een paar bedelaars op eenen weg; het verschiet is bergachtig met eenige gebouwen.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 366.
De Hoefsmid.

H. 60. B. 53. D. Faard. h. 9.

      In een bergachtig landschap heeft een hoefsmid zijne werkplaats in eene rotsholte gevestigd; met een rood mutsje op, beslaat hij een bruin paard, en wordt daarin door eenen jongen geholpen. Daarbij staat een oude schimmel, met haam en zadel op den rug, bij de kar, waar beiden van afgespannen zijn, en waarop de voerman geklommen is. Op den tweeden grond is een man op een, met pakken beladen, paard gezeten; bij hem zijn een staand en een ter aarde zittend figuur en een hondje. Van de eene rots tot de andere loopt eene houten brug, waarop een vrouwtje, in doeken gewikkeld, over de leuning staat te kijken. Bij het vuur werkt een smid en zit eene vrouw met een kind te spelen. Op den voorgrond ligt een hond. Boven aan de rots ziet men struiken en een rond gebouw. De lucht is blaauw met grijze wolken aan den horizon.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 1055.


[166]


166
philip wouwerman.
No. 367.
Een Landschap.

H. 22. B. 27. P. F. h. 2.

      Aan eene rivier ligt op eenen heuvel een boerenhuis met eenen seinpaal, daarachter ontwikkelt zich een rijk verschiet. Op eenen hoogen weg rijdt een man in het rond op een wit paard; op den voorgrond zijn twee jagers, waarvan de een staat en de andere zit met eenen hond bij zich.


No. 368.
De Hertenjagt.

H. 28. B. 34. K. F. te P. h. 4.

      Op den voorgrond is eene houten brug over eenen waterval geslagen; iets verder op eene hoogte zijn eene ruïne, gebouwen en boomen. Een gezelschap jaagt een hert, dat door de honden aan den oever van den stroom gegrepen, en daar door eenen der jagers afgemaakt wordt, een andere jager, op eenen schimmel, blaast den hoorn, meerdere komen aanrijden en loopen; boeren en bedelaars staan op de brug en bij de ruïne te kijken. Het verschiet is heuvelachtig, met gebouwen tusschen het geboomte.

      Gemerkt:

      Verkooping Jacomo de Wit, 1741, ƒ 234.
      Verkooping Mevrouw Lormier, 1763, ’s Gravenhage, ƒ 1010.
      Verkooping Nicolaas Nieuhoff, 1777, ƒ 1995.

      Kabinet van heteren.


No. 369.
De Reigerjagt.

H. 25. B. 29. K. Fh. te P. 4.

      Eenige Heeren en Dames te paard zijn met valken ter reigerjagt. Regts bij eenen boom houdt eene rijk gekleede Dame haren bruinen schimmel stil, om tot eenen paadje te spreken. Een Heer, met eenen grijzen rok aan, op eenen grijzen schimmel met een rood dekje, een ander in eenen donkeren rok op een bruin paard, en de valk op de vuist, een derde, op een isabellekleurig paard, de leur slingerende om de valken te roepen, rijden op den voorgrond; geheel vooraan, in de schaduw, zit een arme man met eene vrouw, die haar kind zoogt. Honden loopen tusschen de paarden; iets verder onder den boom staat een jager te paard met den


[167]


167
philip wouwerman.

valk op de vuist, en een ander te voet; een valkenier lokt de valken, een ander rijdt weg, en in de vlakte komen velen te voet en te paard aansnellen. In het verschiet ziet men een ruim dal, waarin eene stad aan een meer ligt; hooge bergen sluiten het af. De lucht is rijk met wolken bezet, links helder, en aan de regterzijde meer bewolkt; de reiger vliegt, door de valken aangevallen, boven de hoofden der jagers.

      Gemerkt:

      Gegraveerd in het Kabinet van den Graaf de Choiseul, No. 73, door Dunker.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, te Rotterdam, ƒ 3030.


No. 370.
De Overwinning der Boeren.

H. 57. B. 76. D. Fh. 12.

      In het midden van het tafereel is een overste der krijgslieden gevangen genomen en gedeeltelijk ontkleed; de boeren bespotten hem, een hunner heeft zijnen rooden uniform aan, en maakt daarmede belagchelijke gebaren. Daarbij staat een zwart paard en een schimmel met zadel, valies en wapenen op den rug; tusschen hunne beenen en ter regterzijde op den voorgrond liggen een krijgsman, een boer en een bruin paard dood; geheel regts belaadt een boer twee bruine paarden met buit; links zijn twee krijgslieden, de een te voet, de andere te paard, in gevecht met eenige boeren. In den achtergrond bij eene hoeve worden gevangenen aan de boomen gehangen of doodgeschoten. Verder vlugten eenige ruiters. Het verschiet is bergachtig, doch door rook en stof onduidelijk; de lucht is zwaar bewolkt.

      Gemerkt:

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam ƒ 3625.


No. 371.
Het Paardenwed.

H. 34. B. 40. P. Fh. 6.

      Bij de muren eener stad, aan eene breede golvende rivier, worden eenige paarden naar het wed geleid. Een man met


[168]


168
philip wouwerman.

een blaauw fluweel vest aan en grijzen breeden hoed op, zit op een drinkend bruin vospaard en houdt eenen moorkop schimmel, die achteruit slaat, los aan den teugel; een jongen, die het met een stokje heeft geslagen, is met een rood buis, zwarte broek en grijzen hoed gekleed. Ter regterzijde in het water, sterk door de zon verlicht, zit een man op een steigerend wit paard, dat eene bruine vlek op de borst heeft; achter hem is een ander man op een bruin paard. Ter linkerzijde, aan den voet van eenen muur, zit eene vrouw met een kind op den schoot en eenen slapenden jongen bij zich, achter haar staat een man; boven op den muur, bij eenen paal, zitten drie vrouwen en twee jongens, de een met eenen hengel in de hand; van achter dezen muur komt een man op een isabellekleurig paard, dat reeds uit de rivier drinkt; daar achter is een man te voet; in het water, onder de beenen van het slaande paard door, ziet men twee badende jongens. Aan diezelfde linkerzijde verheffen zich schilderachtige oude huisjes op den rotsigen oever. Geheel regts, tegen de lijst, is aan den oever een hengelaar in het riet geplaatst. Bij veel wind is de lucht onstuimig, met losse, zware, laagdrijvende wolken, waarmede de horizon zich geheel in kleur vereenigt.


No. 372.
De slaande Schimmel.

H. 36. B. 47. P. Fh. 9.

      Onder eenen boom zit een ruiter, gekleed met geel buis, blaauwen broek, bruinen hoed en laarzen, op eenen grijzen schimmel, het paard slaat achteruit, en werpt eene vrouw met eene mand, waaruit appelen over den grond rollen, ter aarde. Een bediende houdt een los bruin schimmelpaard bij den toom, links van den eikenboom rijdt een Heer, in het blaauw, op een bruin paard in galop rond; een paar honden blaffen de paarden aan. Een Heer en eene Dame met een hondje, onder de boomen, zien naar de paarden. Op den tweeden grond wordt een isabellekleurig paard in het wed geleid; daarbij is nog een Heer op een grijs paard, en baden zich twee jongens.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Boreel, 1814, Amsterdam ƒ 2825.


[169]


169

PIETER WOUWERMAN.

Leerling van zijnen broeder philip wouwerman.

No. 373.
Het bestormen der stad Coevorden in 1672.

H. 64. B. 79. P. Fh. 8.

      Het stormenderhand innemen der vesting Coevorden, door de bezetting van Groningen, in het jaar 1672, bij winter. Op den voorgrond is het aanrukkend leger. Over de bevrozene grachten worden de buitenwerken op drie plaatsen bestormd.

      Gemerkt:


THOMAS WIJCK.

Geboren te Haarlem 1616—1686 te Londen overleden.

No. 374.
Een Boeren-binnenhuis.

H. 36. B. 35. P. Zittend Fh. 15.

      In een boerenhuis zit eene vrouw te spinnen, gekleed in een rood bruin jak. Naast haar zit een kind in eenen houten kinderstoel en speelt met eenen hond. Velerlei huisraad ligt op den grond of hangt aan den muur.

      Gemerkt:

      Gekocht van J. van Ravenzwaay, 1829, Hilversum, ƒ 350.


JAN WIJNANTS.

Geboren te Haarlem 1600—1670 overleden.

en

ADRIAAN VAN DE VELDE.

No. 375.
Duinachtig Landschap met Jagers.

H. 36. B. 33. D. Fh. 4.

      De stoffaadje, door A. van de Velde geschilderd, bestaat uit jagers met honden, zij zijn allen in het bruin gekleed,


[170]


170
jan wijnants.

één van hen, het geweer op den schouder, loopt op den weg, en spreekt tot de anderen, op een duin links, waar de honden jagen. Daarachter zijn boomen, verder een holle weg met eene drift vee, in het verschiet ligt eene buitenplaats aan den voet der duinen; de lucht is bewolkt.

      Gemerkt:

      Kabinet van heteren.


No. 376.
Landschap met Vee.

H. 26. B. 33. P. Dh. 4.

      De voorgrond is een breede landweg, waar langs eene roode koe met witten kop, eene vale koe en eene kudde schapen gedreven wordt. Midden in de schilderij staat op een laag duintje een verwaaide eik bij een hekje; daarachter vertoont zich meer geboomte; in het verschiet is eene vlakte, met boomen en woningen bedekt; zij wordt door vrij hooge duinen besloten; de lucht is buijig.

      Gemerkt:

      Verkooping G. H. Trochel, 1801, ƒ 305.


No. 377.
De Boerenwoning.

H. 29. B. 35. P. Fh. 4.

      Over de onderdeur van eene boerenwoning, gelegen aan eenen landweg, die zich tusschen opgaande boomen heenslingert, en zich in den achtergrond verliest, leunt een knaap, met een blaauw buis en eene roode muts; eene vrouw met een kind gaat over den weg. Op den voorgrond zijn eenige kippen.

      Gemerkt:

      Verkooping Mevrouw Bicker, 1809, Amsterdam, ƒ 425.


[171]


171

ONBEKENDE MEESTERS

uit de 14de en 15de eeuw.


No. 378.
Portret van Keizer Karel den Grooten.

H. 17. H. 13. P. Hoofd. h. 5.

      Borstbeeld; in eenen met goud omzoomden rooden mantel, door eenen grooten, ronden, gouden gesp op de borst bevestigd, over een donker groen kleed, met eene kroon op het hoofd met ter wederzijde afhangende linten, heft hij de twee voorste vingers der regterhand op, en draagt in de linkerhand eenen aardbol, waarop Europa, Azië en Afrika aangewezen zijn.


No. 379.
Portret van Blanche d’Arragon, Echtgenoot van Keizer Karel den Grooten.

H. 17. B. 13. P. Hoofd h. 5.

      Tegenhanger der vorige schilderij. Zij is in biddende houding, met de handen tegen elkander opgeheven. Hare kleeding bestaat in eenen groenen breeden mantel met goud omzoomd, en rijk met paarlen en edelgesteenten bezet. Op het hoofd draagt zij eene opene kroon, waaruit de lange, blonde haren los over hare schouders hangen.


No. 380.
Portret der Gravin Jakoba van Beijeren.

H. 62. B. 50. P. Hoofd. h. 6.

      Borstbeeld; zij draagt een rood geplooid overkleed, met wijd uitstaanden kraag en korte opene mouwen, waaruit de zwarte mouwen van een onderkleed steken, en heeft eene muts op het hoofd van rood laken met goud gestikt, aan de slapen van het hoofd van twee eigenaardige kussentjes voorzien; van achteren aan deze muts hangt een korte, breede, zwarte sluijer; om den hals heeft zij eenen gouden keten met een kruisje er aan. In den achtergrond is haar familiewapen aangebragt.


[172]


172
onbekende meesters, 14de en 15de eeuw.

      Daarbij leest men:


No. 381.
Portret van Frans van Borselen.

H. 62. B. 50. P. Hoofd. h. 6.

      Tegenhanger der vorige schilderij; borstbeeld; in een zwart geplooid kleed, eene roode muts met breede, aan beide zijden neerhangende, losse slippen op het hoofd, en eenen gouden keten met een kruis om den hals, houdt hij de regterhand op de borst en de linker- op eene houten tafel. Het familiewapen is boven in den achtergrond aangebragt.

      Daarbij leest men:


[173]


173
onbekend meesters, 14de en 15de eeuw.
No. 382.
Eene Gothische Kerk.

H. 135. B. 104. P. Fh. zittend 60.

      In het schip eener kerk zitten, in overpeinzing en hoogen ernst, vier vrouwen, twee van haar houden jonge kinderen op den schoot; zij zijn allen rijk gekleed en prachtig met edelgesteenten versierd. Die het naast aan de regterhand draagt een rood kleed met zwart fluweelen pelerine, en daaronder eenen donker rooden rok, met groote gouden arabesken doorweven, en een groot, rond, rijk versierd kapsel, door eenen witten doek bevestigd; het kind op haren schoot, in het wit en van onderen in eenen ruimen grijzen doek gewikkeld, reikt naar het andere kind. Achter haar staat eene vrouw in het zwart met een groot, rond kapsel, wit met zwart er overheen. Eene andere, daarbij gezeten en van ter zijde gezien, heeft een boek op den schoot, eenen rooden mantel om, en een groot, rond, rood kapsel op. Aan de andere zijde zit eene bejaarde vrouw in een rood kleed, met witte kap en groenen sluijer, zij houdt de handen op een, in haren schoot liggend, boek met eenen bril; bij haar staat een knaapje met eenen stok in de hand; naast haar, meer naar het midden, zit eene jeugdige vrouw in een zwart, met paarlen afgezet, kleed, met lange, losse, blonde haren; op haren schoot zit een kind, in een hemdje gekleed. Dit is waarschijnlijk Maria met het kind Jezus, de oude vrouw Anna en het andere kind Johannes.
      Achter deze vrouwen, ter linkerzijde, staan twee mannen, de oudste met witten baard en witte haren, heeft eenen rijken tulband op, eenen stok in de hand, en is in het paars gekleed. De andere in volle, mannelijke kracht, met langen bruinen baard en gelijke haren, heeft eenen schoonen, rooden mantel om en eenen lelietak in de hand.
      Op den tweeden grond, tusschen de vier vrouwen, gieten drie jongens wijn uit een vaatje in eenen kelk, een van hen houdt een groot mes met langen steel in de hand.
      In den achtergrond ziet men het koor met een altaar, waarbij eenige mannen in zeer rijk kostuum zijn, een knaap steekt de kaarsen aan; op het altaar is eene houten groep, de onthoofding van Johannes voorstellende; daarachter is het houtwerk met basreliefs versierd; de wit marmeren kapiteelen van het schip der kerk zijn uit beeldengroepen zaamgesteld, de kolommen en vloer zijn van gekleurd marmer. Door twee openingen ter zijde ziet men eenige huizen.

      Verkooping G. van der Pot, 6 Junij, 1808, Rotterdam, ƒ 210.


[174]


174
onbekende meesters, 14de en 15de eeuw.
'No. 383.
Maria met het Kind, vergezeld door vier heilige Vrouwen.

H. 119. B. 99. P. Fh. 60.

      Op eene binnenplaats, door gebouwen omgeven en door eene poort afgesloten, zit in het midden op eenen bruin marmeren vloer, de Maagd Maria, in een donker blaauw, lang en wijd geplooid kleed en eenen witten sluijer over de lange, loshangende, blonde haren, met het kind Jezus, in witte doeken gewikkeld, op den schoot. Vier rijkgekleede vrouwen vergezellen en omgeven haar; twee van haar lezen in boeken, met rood laken gebonden, de eene, links, de Heilige Cecilia, is in wit satijn damast, met groenen rok en zwarten, met goud versierden sluijer, zij draagt een goud orgeltje op de borst; de andere, regts, geheel in een rijk, geborduurd, rood gewaad, met groot rond kapsel van denzelfden aard en gelijke kleur, heeft een torentje op de borst, en houdt eenen anjelier in de hand; deze beide figuren zijn achter Maria geknield; naar de andere voor haar, links, de Heilige Catharina, reikt het kind Jezus met beide armpjes, zij draagt een zwart en goud damasten kleed, met rooden mantel en paarse mouwen en op het kale hoofd eene roode kap, met edele steenen en vederen; op de borst heeft zij een rad en een zwaard; regts, eene andere Heilige, in een groen kleed met paarsen mantel, goudlakensche keurs en mouwen met breede, bruinbonten omslagen, heeft blonde vlechten en een, geheel met goud geborduurd mutsje op, aan eenen gouden keten om den hals hangt een gouden hart met eenen langen pijl doorboord.
      Deze hoofdgroep is door eene heining omgeven, waarachter zich, regts, twee vrouwen en, links, twee mannen in middeneeuwsche kleeding bevinden. In het verschiet achter de poort ziet men boomen, eenen berg en de zee.

      Kabinet van heteren.


16de EEUW.

No. 384.
De Eijerdans.

H. 82. B. 168. P. Fh. Danzende. 62.

      Op den tweeden grond, regts, danst een jongman, in een grijs buis en enge zwarte broek, zwarte hoog opgetrokkene kousen, met de lange blonde lokken achter de ooren gestreken, en de handen in de zijden, zonder schoenen aan de voeten; voor hem op den, met roode estrikken geplaveiden


[175]


175
onbekende meesters, 16de eeuw.

vloer, is met wit krijt eenen kring getrokken, waarbij een ei en een omgekeerde houten nap liggen; verder is de geheele grond bestrooid met lange groene bladen, goudsbloemen, dubbele madelieven, mossel- en eijerschalen; geheel vooraan liggen een zwaard, eene roode, ruige, platte muts en een paar klompen. In het midden der schilderij, bij eenen vuurhaard, waar boven een helder brandend vuur een ijzeren pot hangt, zit een jongman met een rood, lang vest met zeer korte mouwen, waaruit blaauwe ondermouwen steken, eene lange graauwe broek aan, een graauw ruig hoedje op, mes en tasch aan den gordel, de ellebogen op de knieën geleund, met eenen schuimspaan in de hand op een driepootje lagchende naar den danser te kijken; achter hem zit eene oude vrouw, met witte doeken om het hoofd, zwarte huif en keurs, met roode mouwen, een bruin aarden kannetje en eenen potlepel in de regterhand, en de linker- opgeheven, met verbazing het spel te bewonderen. Achter haar zijn drie koperen ketels op eene plank tegen den muur geplaatst, ook daar ligt groen, even als boven den roodgestreepten schoorsteenval, waarbij eenige worsten hangen; aan de andere zijde van het vuur staat een bejaarde doedelzakspeler, hij ook is opgetogen over de kunst van den danser en wendt zich om, ten einde dit den aanschouwer mede te deelen. Voor hem staat eene ronde tafel, met een wit laken gedekt, en waarop zich bevinden een roodaarden schotel met twee, in papier gebakkene, koeken, twee ronde roodaarden bordjes, een paar broodjes, een mes, een tinnen zoutvaatje, met een deksel gesloten, een bierglas en een paar vierkante plankjes, met geteekende ornamenten en roode randjes versierd. Geheel op den voorgrond voor deze tafel zit, op een krukje, een vrolijk man, in een zwart lang vest met roode mouwen, lange blaauwe broek, zwart, langharig hoedje met breeden bol en rand, en een mts aan den gordel, in lustige houding half achterover, het regterbeen opgeheven, en eenen bierpot in de opgehevene regterhand, te zingen; hij leunt met zijnen linkerarm op den schouder eener jeugdige vrouw, die lager gezeten, in een rood jakje en wit mutsje, naar hem opziet en op den danser wijst, zij heeft eene mand bij zich, met eenen grijzen doek gedekt. Aan de linkerzijde ziet men door twee openstaande vensters een boomrijk verschiet, buiten het eene hangt een bruin kruikje, met lange, groene bladen er in, door het andere ziet men eene vrouw met eene toegedekte mand op het hoofd en eene andere aan den arm, gevolgd door eenen man, die eene soortgelijke mand aan twee stokken over de beide schouders draagt. Aan de regterzijde staan, voor de openstaande deur, een man met een rood buis


[176]


176
onbekende meesters, 16de eeuw.

aan, eene vrouw in donkerblaauw kleed en witten doek op het hoofd, die de onderdeur opent voor een jongentje, dat met eenen stok in de hand binnen treedt.
      Boven den schoorsteen staat het jaartal 1557.


No. 385.
Portret van Kenau Simons Hasselaer.

H. 35. B. 25. P. Hoofdh. 7.

Van boven rond, de lijst is op het paneel, en dus aan de schilderij vast.

      In vrouwelijk kostuum, doch met onderscheiden wapentuig, waaronder men een pistool en eenen kruidhoorn onderscheidt, behangen, en eene piek in de hand; aan haren linkerarm hangt een gouden penning; hare muts is met twee lange spitse punten voorzien. In den achtergrond ziet men de groote kerk te Haarlem. Boven haar hoofd leest men:

K: H
      Siet hier een vrou, genamt Kenou,
      Vroom als een man, die talder tijt
      Vromelyck bestrijt, den Spaensen tiran,

ÆTATIS. 47.                  1573.


No. 386.
De Klavecimbaalspeler.

H. 86. B. 58. P. Fh. levensgroot.

      Een deftig gekleed jongman zit voor eene klavecimbaal te spelen.


No. 387.
Portret van Gasto Foisseius.

H. 52. B. 45. P. Hoofd. h. 24.

      Een jeugdig man, met eenen stok in de hand, eene wit linnen muts op, een geel zijden kleed, aan den hals uitgesneden, over een wit hemd, dat den hals bedekt, en daarover eenen zwarten mantel.

      Men leest aan beide zijden van het hoofd:

GASTO FOISSEIUS.


[177]


177
onbekende meesters, 16de eeuw.
No. 388.
Portret van Robert Dudley, Graaf van Leicester.

H. 29. B. 23. P. Hoofd. h. 17.

      Borstbeeld, gekleed in een rijk met goud gestikt buis, waarover een mantel met bruin bont geslagen is, om den hals eenen gouden keten, op het hoofd een zwart fluweel mutsje met eene veder, door eenen gouden band, met edelgesteenten bezet, omsnoerd. Haar en baard zijn grijs.

      Men leest boven in den achtergrond:

COMTE DE
LYSESTER
.

No. 389.
Portret van Casper de Coligny, Admiraal van Frankrijk.

H. 29. B. 23. P. Hoofd. h. 17.

      Borstbeeld, in een zwart met koper ingelegd harnas, en eenen geplooiden kraag om den hals. Haar en baard zijn kort en blond.

      Men leest in den achtergrond aan beide zijden van het hoofd:

CASPAR DE ADMIRAL
  DE
COLIGNY FRANCE.
No. 390.
Portret van Philips IV, Koning van Spanje.

H. 28. B. 22. K. Hoofd. h. 10.

      Borstbeeld, gedoscht in een zeer rijk en prachtig versierd harnas, waarover hij eenen breed geplooiden kraag draagt. Om den hals draagt hij, aan een rood lint, het teeken der Orde van het Gulden Vlies. Hij is blootshoofds en in jeugdigen leeftijd.

      Gekocht van C. H. Hodges, 1829, ƒ 28.

12      


[178]


178
onbekende meesters, 16de eeuw.
No. 391.
Portret van Elisabeth van Bourbon, Gemalin van Koning Philips IV.

H. 28. B. 22. K. Hoofd h. 10.

      Tegenhanger der vorige; borstbeeld; in een rood, met goud gestikt kleed, rijk met edelgesteenten bezet, heeft zij eenen breeden, zeer dikken, geplooiden, kanten kraag om den hals en eenen diadeem van paarlen en diamanten met vederen versierd op het hoofd. Zij is in jeugdigen leeftijd.

      Gekocht van C. H. Hodges, 1829, ƒ 28.


No. 392.
Portret van Aelbert, Aartshertog van Oostenrijk.

H. 28. B. 22. K. Hoofd. h. 10.

      Tegenhanger der beide voorgaande schilderijen; borstbeeld; in een rijk en prachtig harnas, draagt hij om den linkerarm eenen rooden strik en om den hals eenen breeden fijngeplooiden kraag, met de Orde van het Gulden Vlies aan eenen keten.

      Gekocht van C. H. Hodges, 1829, ƒ 28.


No. 393.
Portret van Isabella Clara Eugenia, Gemalin van den Aartshertog Aelbert.

H. 28. B. 22. K. Hoofd. h. 10.

      Tegenhanger van het vorige; borstbeeld; zij draagt een vorstelijk kleed van witte zijde met roode en zwarte bloemen, zeer rijk met paarlen geborduurd en met edelgesteenten versierd, met eenen zeer breeden fijngeplooiden kanten kraag, en een tooisel van goud met edelgesteenten op het hoofd.

      Gekocht van C. H. Hodges, 1829, ƒ 28.


No. 394.
Christus predikt in eene Visschersschuit.

H. 29. B. 41. K. Fh. 6½.

      Op den voorgrond ontladen vele visschers hunne schuiten en brengen de visch in mandjes aan den wal, andere stallen die op den grond uit en eene menigte figuren wemelen daarbij. Op den tweeden grond, in een bootje aan strand, staat Christus te prediken; eene digt op een gehoopte me-


[179]


onbekende meesters, 16de eeuw.
179

nigte luistert naar hem. In den achtergrond op eenen heuvel ligt eene stad, door eene brug met eene hooge, steile, met gebouwen omgevene rots verbonden; daar achter, in het verschiet, breidt de stad zich over eenen hoogen berg uit; op de zee varen eenige schepen. Het tweede gedeelte van de stad is helder verlicht, het eerste komt daar donker tegen uit; de plaats waar Christus predikt is door de zon verlicht.

      Geschenk van den Baron van Spaen van Biljoen.


No. 395.
Portret van Paus Adriaan VI.

H. 77. B. 64. D. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld, in groot pontificaal, met de tiare op het hoofd. Het portret is in een ovaal geschilderd.

      Ter wederzijde in den achtergrond ziet men wapenschilden:


ITALIAANSCHE SCHOOL, 16de EEUW.

No. 396.
Maria Magdalena.

H. 133. B. 110. D. Fh. levensgroot.

      Zij zit in peinzende houding met het hoofd op de regterhand, en ziet naar een doodshoofd dat zij, in de, op hare regterdij liggende, linkerhand houdt. Haar half ontbloote boezem is door een wit linnen onderkleed bedekt, waarover zij eene bruine losse draperie over de knieën geslagen heeft. Voor haar staat, op een gesloten boek, een vaasje. Zij leunt tegen een stuk rots. In den achtergrond is een boomrijk en rotsachtig landschap met donkere lucht.


12*      


[180]


180
onbekende meesters, italiaansche school, 16de eeuw.
No. 397.
Het heilige Gezin.

H. 95. B. 133. D. Hoofd. M. h. 15.

      In het midden dezer schilderij ziet men Maria met een rood kleed aan, eenen witten doek over het hoofd en eenen donker zwartachtigen mantel om, zij houdt het kind Jezus, met de beide handen op hare knie staande. Jozef met grijs haar en grijzen baard, eenen stok in de hand, zit in een graauwgroen kleed en rooden mantel achter haar. Johannes, in kinderlijken leeftijd, kust het kleed van Maria. Ter linkerzijde zitten twee vrouwen, de eene ziet den aanschouwer aan, de andere leest in een boek. De geheele groep is in een bergachtig landschap geplaatst; in het verschiet ziet men eene stad.

      Geschenk van den Baron van Spaen van Biljoen.


No. 398.
De boetvaardige Magdalena.

H. 139 B. 95. D. Fh. levensgroot.

      Ter halverlijve; zij heft het hoofd op en weent zoo sterk, dat de tranen over hare wangen stroomen; met de regterhand vat zij hare lange blonde lokken op de borst te zamen, om die daarmede te bedekken, terwijl de linkerhand de breede plooijen van haar gestreept gewaad vasthoudt; voor haar is een geopend boek, een doodshoofd en een, reeds half gevuld tranenfleschje geplaatst. In den achtergrond ziet men een bergachtig landschap.


No. 399.
De geestelijke Echt der heilige Catharina.

H. 39. B. 31. D. Hoofd M. h. 4.

      De Maagd Maria met het kind Jezus zijn omgeven door eenen rei van Engelen. De heilige Catharina, in een wit nonnenkleed met zwarten sluijer, ligt geknield naast haar; Maria is gekleed in een paars kleed, waarover een purpere sluijer en blaauwe mantel geslagen is; Christus steekt eenen ring aan den vinger der Heilige. De geheele groep wordt door wolken gedragen.

      Afkomstig, door ruil, uit het Koninklijk Museum.


[181]


181
onbekende meesters, italiaansche school, 16de eeuw.
No. 400.
Het heilige Gezin.

H. 97. B. 75. D. Fh. 70.

      De Maagd Maria in een blaauw kleed, met grijzen sluijer, heeft het kind Jezus, met eene witte draperie om het midden, op haren schoot. Jozef biedt haar eenige bloemen aan. Ter zijde ligt eene vrouw, met blond gekapt haar, in eene donker grijze pij, met gevouwene handen in aanbidding, Jezus streelt hare kin; aan hare voeten ligt een boek, een doodshoofd en een palmtak.


SPAANSCHE SCHOOL, 17de EEUW.

No. 401.
De Verheerlijking van Maria.

H. 137. B. 112. D. Hoofd. M. h. 22.

      De Maagd, in een licht grijs kleed met donkerblaauwen mantel en eenen donkergroenen sluijer over het zwarte haar, houdt, op eenen witten doek, met beide handen het kind Jezus opgeheven, dat haar met rozen bekroond; van twee Engelen bij hen speelt de voorste, met eene roode draperie, op de bas, en de tweede, in het bruin, zingt, met een muziekboekje in de handen. De geheele groep zweeft in graauwe wolken en is door een sterk schitterend schijnsel omgeven.


HOLLANDSCHE SCHOOL, 17de EEUW.

No. 402.
Veertig portretten van Prinsen van Oranje, Graven van Nassau en andere voorname personen, afkomstig uit het huis Honselaarsdijk.

      Op eenige zijn de namen der voorgestelde personen vermeld, als volgt:
      a. Prins wilhelm van orangien, de oude, Aet. 52 tot Delft vermoord, 1584.
      b. Prins philips wilhelm van orangien, Aet. 64, obeit 1617, in Brussel.
      c. Prins mauritius van orangien, Aet. 58, obeit ’s Hage 1625.
      d. Prins frederik hendrik van orangien, Aet. 64, obeit ’s Hage 1647.
      e. Prins wilhelm van orange, Aet. 25, obeit in den Haag 1650.
      f. Prins wilhelm van orangien, Natus in den Haagh, 14 Nov. 1650.


[182]


182
onbekende meesters, holl. school, 16de en 17de eeuw.

      g. Graaf adolf van nassau, Aet. 28, gebleven bij Heiligerlee, 1568.
      h. Graaf lodewijk van nassau, Aet. 36, gebleven bij Moock, 1574.
      i. Graaf hendrik van nassau, Aet. 24, gebleven bij Moock, 1574.
      j. Graaf philips van nassau, Aet. 29; gebleven bij den Rijn, 1595.
      k. Graaf willem lodewijk van nassou, Stadhouder, Aet. 60, obijt in Leeuwarden 1604.
      l. Graaf lodewijk van nassou, Lieut. Gen. van de Ruiters, Aet. 29, obyt 1604.
      m. Graaf johan van nassou, Aet. 71, obeit Dillenburg, 1606.
      n. Graaf ernst casimir van nassou, Aet. 59, gebleven voor Roermondt, 1632.
      o. Graaf willem frederik van nassou (ges. door R. Geest), 1632.
      p. Graaf ernst van nassou.
      q. Graaf albert van nassou.
      r. Graaf hendrik van nassou.
      s. Graaf jan van nassou, door Miereveld.
      t. Graaf adolf van nassou.
      u. Graaf justinus van nassou.
      v. Graaf george frederik van nassou catzenelboogen.
      w. Graaf johan van nassou catzenelbogen.
      x. Graaf johan van nassou catzenelboogen.
      y. Graaf johan van nassou catzenelboogen.
      z. Graaf lodewijk van nassou catzenelboogen.
      aa. Graaf philip van nassou catzenelboogen.
      bb. Graaf willem van nassou catzenelboogen.
      cc. Graaf philips van holack hoohenloo, de Oude, door Ravestein.
      dd. Graaf philips ernst van holack.
      ee. Monsieur chatillon, Marechal de France.
      ff. Monsieur de hama.
      gg. Monsieur de bethune, door Miereveld.
      hh. Monsieur de hautin.
      ii. Monsieur smelsin.
      jj. Monsieur de la nove.
      kk. Monsieur viles, Maresc. Dy Camp.
      ll. Monsieur de temple.
      mm. Marquis spinola, door Miereveld.
      nn. l’Admiraut d’aragon, door Ravestein.
      oo. Coronel wijden hogen.
      pp. Coronel veer.


[183]


183
onbekende meesters, holl. school, 16de en 17de eeuw.

      qq. Coronel henderson.
      rr. Coronel brock.
      ss. Coronel de rijn graef.
      tt. de Heer kessels.


No. 403.
Portretten van de Broeders van Prins Willem I.

H. 185. B. 143. D. Fh. levensgroot.

      Ten voeten uit. Graaf Jan zit, geheel in volslagen ijzer harnas met eenen strijdhamer in de hand. Graaf Hendrik in een harnas van eene doffe blaauwe stof, met eenen lederen kolder er over, eene rol papier in de hand, op den rug gehouden, staat bij hem en wijst op eene landkaart. De andere Graven staan geharnast achter hen: Adolf met den hoed op, en Lodewijk met een geweer in de hand. In den achtergrond ziet men gebouwen en eenen toren.

      Onderaan leest men:

P. Jan Graeff Adolph v Nassau out
24
van Nassau.
Graeff Lodewyck Graeff Henderick
van Nassau out 36 j van Nassau.      
By Moock gebleue
Ao. 1574.


No. 404.
Portret van Graaf Adolf van Nassau.

H. 17. B. 14. P. Hoofd h. 5.

      In staande houding, geheel in het zwart, het kale hoofd ontbloot, de baard grijs, heeft hij eenen breed geplooiden kraag om, en houdt de regterhand op de borst, en de linker- op een boek, dat op de tafel ligt.


[184]


184
onbekende meesters, holl. school, 16de en 17de eeuw.
No. 405.
Portretten van Prins Maurits en van den Generaal Stakenbroek.

H. 84. B. 112. D. F. te p. 60.

      Beide zijn te paard, in een landschap, waar men in het verschiet een legerkamp ziet.


No. 406.
Portret van Hendrik Casimir, Graaf van Nassau.

H. 193. B. 125. D. Fh. levensgroot.

      Ten voeten uit; in een bruin kleed met witte versiersels, de borst met een harnas over eenen lederen kolder bedekt, heeft hij in de regterhand eenen rotting, om den hals een kruis, wit en zwart van kleur, en aan de voeten geel lederen hooge laarzen. Naast hem op eene tafel ligt een helm met oranje vederbos. In den achtergrond ziet men een paars gordijn en over eene balustrade een landschap.


No. 407.
Portret van Ernst Casimir, Graaf van Nassau.

H. 196. B. 126. D. Fh. levensgroot.

      Ten voeten uit; hij staat op eenen wit en zwart geruiten marmeren vloer bij eene tafel, met den bevelhebberstaf in de regterhand, de borst geharnast, over eenen geel lederen kolder, waaronder hij eene rijke, geel en zilvergestreepte kleeding draagt. Om den hals heeft hij eenen platten kanten kraag, een zwaard op zijde, grijze handschoenen aan de handen, en hooge, grijze rijlaarzen, met groote vergulde sporen, aan de voeten. Op de tafel staat een zwarte helm, met rood gevoerd en met een groote oranje vederbos er op. De achtergrond is een regt, nederhangend, rood gordijn met franje.


No. 408.
Portret van Ernst Casimir, Graaf van Nassau.

H. 65. B. 56. P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld ; geharnast, met eene oranjesjerp om den schouder, en eenen platten, met geschulpte kanten omgeven kraag om den hals.


[185]


185
onbekende meesters, holl. school, 16de en 17de eeuw.
No. 409.
Portret van Sophia Hedwig van Brunswijk, Gemalin van Graaf Ernst Casimir van Nassau.

H. 66. B. 56 P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld, tegenhanger der voorgaande; in zwart satijnen kleed met witte linten versierd, eenen wijd uitstaanden kanten kraag, op de borst door eene boot met groote granaten versierd en een snoer zeer dikke paarlen om de bloote schouders. Het hoofd met zwarte kant en paarlen gekapt.


No. 410.
Portret van Amalia van Solms, Weduwe van Prins Frederik Hendrik.

H. 72. B. 58. P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld, in zwart fluweel met breed nederhangenden kanten kraag om de schouders en een klein zwart mutsje met paarlen op het hoofd.


No. 411.
Portret van de Gravin van Solms, Weduwe van Jan Wolphaart van Brederode.

H. 73. B. 58. V. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld, in zwarte zijde, rijk met paarlen getooid, de donkere lokken, waarin paarlsnoeren gevlochten zijn, los en sierlijk over den hals, waarom zij een snoer zeer dikke paarlen draagt.


No. 412.
Portret van den Kommandant Heraugiere.

H. 70. B. 57. P. W. levensgroot.

      Borstbeeld; geharnarnast, hij heeft een zwart kalotje op het hoofd, en den gouden penning, waarop men leest:

parati . vincere / avt . mori.

hem door de Staten vereerd, om den hals. In den benedenhoek regts staat:

“Breda a            
“Servitude Hispania vindicat a. 4 Mart
1590.      


[186]


186
onbekende meesters, holl. school, 16de en 17de eeuw.
No. 413.
Portret van Kapitein Ripperda.

H. 121. B. 91. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk. Zijne kleeding is eenvoudig en bestaat in een geel satijn, eng sluitend buis, met wijde grijze broek; om den hals draagt hij eenen ijzeren kraag, onder eenen linnen wijduitstaanden platten; met de linkerhand houdt hij de greep van zijn zwaard omklemd, en in de regter, die in de zijde leunt, heeft hij zijne handschoenen. Over den regterschouder draagt hij eene oranjesjerp. Bij hem op eene tafel staat een helm.

      Achterop deze schilderij staat:

Capteyn Ripperda.


No. 414.
Portret van eenen onbekende.

H. 110. B. 92. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; de voorgestelde, waarschijnlijk een der leden van de familie van Nassau, staat, geharnast, met een lang pistool in de hand, bij eene tafel. Hij draagt eene oranjesjerp, en de helm met een oranje vederbos staat met eenen ijzeren handschoen op de tafel, met een rood kleed bedekt.

      Onderaan staat:

No. 23.


No. 415.
Portret van eenen onbekende.

H. 110. B. 92. D, Fh. levensgroot.

      Kniestuk; een zwart borstharnas over eenen geel lederen kolder, waaronder rood satijnen mouwen uitkomen, hij houdt in de regterhand een lang Spaansch pistool of karabijn. Met de regterhand grijpt hij naar eenen helm met grooten vederbos, bij hem staande op de tafel, met een ligt rood kleed bedekt. Hij heeft eenen zeer grooten oranjestrik om den linkerarm.

      Onderaan staat:

No. 23.


No. 416.
Portret van eenen onbekende.

H. 56. B. 45. P. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld; hij draagt eenen platten kraag en eene oranjesjerp over het harnas.

      Geschonken door J. L. Trip en Vrouwe A. W. Trip, geboren van Limburg Stirum in 1805, met de volgende.


[187]


187
onbekende meesters, holl. school, 16de en 17de eeuw.
No. 417.
Portret van eenen onbekende.

H. 54. B. 45. P. Fh. levensgroot.

      Tegenhanger der voorgaande, borstbeeld; geharnast, met kanten kraag om den hals en oranjesjerp over den regterschouder.
      Achter op het paneel staat:
      “Deze twee portretten zijn de Graven van Egmond en Hooren, komen van wegens J. L. Trip en Vrouwe A. W. Trip, geb. van Limburg Stirum.
      “Versonden van Breda na s’ Hage aan het nationaal Cabinet den 14 Juin 1805.”

      NB. Wij kunnen deze portretten niet voor die van Egmond en Hoorn erkennen.


No. 418.
Portret van Bernardus Prevostius, Remonstrantsch Predikant.

H. 31. B. 26. Hoofd h. 11.

      Borstbeeld in het zwart, met witten geplooiden kraag om en zwart mutsje op.


No. 419.
Portret van Hugo de Groot, op 48-jarigen leeftijd.

H. 61. B. 54. D. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld in het zwart gekleed, met breed geplooiden nederhangenden kraag om.

      In den achtergrond staat:

Ætatis 48 Ao 1631.


No. 420.
Portret van den Ontvanger Pieter van Uitdenbogaard.

H. 73. B. 59. P. Fh. levensgroot.

      Ter halver lijve; in het zwart gekleed, houdt hij met de regterhand den zoom van eenen breed geplooiden mantel vast, waarover een plat nedergeslagen linnen kraag hangt. Op het hoofd heeft hij een zwart fluweelen kapje.


No. 421.
Portret van Mr. Willem van de Velde. Sekretaris van Hugo de Groot.

H. 97. B. 73. P. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; in het zwart met een kalotje op en platten kraag om, houdt hij den fluweelen mantel voor het lijf met de linker-


[188]


188
onbekende meesters, holl. school, 16de en 17de eeuw.

hand, waaraan een zegelring is, vast, in de regter- heeft hij eenen handschoen, het gevest van eenen degen is even zigtbaar.

      In den achtergrond staat:

Ætatis 57 An 1657.

      Gekocht te Utrecht in 1825 ƒ 25.


No. 422.
Portret van Elsje van Houwening, Echtgenoot van Mr. Willem van de Velde.

H. 97. B. 73. P. Fh. levensgroot.

      Tegenhanger der voorgaande schilderij; ter halver lijve; in deftige zwart satijnen kleeding, niet een mutsje op, eenen platten kraag om en eenen gouden ring met zeer grooten steen aan hare linkerhand, staat zij bij eene tafel, waarop zij leunt, terwijl zij een zeer klein, geopend Psalmboekje in de regterhand heeft. Bij haar ligt een Bijbel.

      In den achtergrond staat:

Ætatis 56 An 1656.

      Gekocht, Utrecht, 1825, ƒ 75.


No. 423.
Een Damesportret.

H. 120. B. 104. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; staande, met de regterhand op eene tafel met een rood kleed, en in de linker een waaijer, is zij gekleed in zwarte, gebrocheerde zijde, rijk met guipure en met linten versierd. Om den hals en om de armen draagt zij eenen zeer dik geplooiden kraag en manehetten, en in het blonde, vreemd gekapte haar, snoeren dikke paarlen. De achtergrond is effen rood.


No. 424.
Portretten van den Heer de Bas en zijn Gezin.

H. 132. B. 250. D. Fh. 90.

      In het midden zit de Heer Dirk Bas en zijne vrouw Margriet Snoek hand aan hand. Hij heeft eenen grijzen baard, zwarten hoed op, breed geplooiden kraag en zwarten mantel met bonten rand om. Zij is in het zwart satijn, met zeer breeden geplooiden kraag om en een eng mutsje op. Links staat hun zoon Jacob, met de hand op den rug van zijn vaders stoel en zijnen hoed in de andere hand, in zwart satijn met breeden kanten kraag en met dik blond haar. Naast hem staat hunne dochter Magtilda met haren echtgenoot


[189]


189
onbekende meesters, holl. school, 16de en 17de eeuw.

Abraham de Visscher, beiden zijn in het zwart met breede kanten kragen, zij in het satijn met eenen zwarten pluimwaaijer in de hand, hij, met eenen mantel om en hoed op, wijst naar zijn zoontje, dat in een blaauw gestreept pakje en mutsje met veder, een bruin hoedje vasthoudende, voor hen staat. Aan den regterkant naast de moeder staat de tweede dochter Agatha, gekleed als hare zuster, met eenen gouden keten in de hand; naast haar de zoon Nicolaas, in het graauw gekleed met kanten kraag om, geel lederen hooge laarzen aan, den hoed op en eenen stok in de hand, en eindelijk, geheel regts, de derde dochter Elisabeth, even als hare beide zusters, in het zwart gekleed, eenen pluimwaaijer in de hand. De kleeding is rijk en kostbaar en in den vorm, in het tweede gedeelte van de 16de eeuw gedragen. In den achtergrond is eene deur, waardoor men eene kleine strook van een groot schilderstuk ziet.

      Boven aan de lijst staan 9 familiewapens:

1. Abraham de Visscher.
3. de Visscher.

6. Margriet Snoek.

2. Magtilda Bas.
7. Agatha Bas.
4. Jacob Bas.
8. Nicolas Bas.
5. Dirk Bas.
9. Elisabeth Bas.


[190]


190
onbekende meesters, holl. school, 16de en 17de eeuw.
No. 425.
Portret van Abraham de Visscher.

H. 125. B. 86. D. Fh. levensgroot.

      Kniestuk; geheel in het zwart gekleed, met den hoed op het hoofd, eenen platten vierkanten kraag om den hals, leunt hij met den regterarm op eene tafel, met een paars kleed gedekt; de achtergrond is rood.

      Boven in den hoek staat een familiewapen, bij de vorige schilderij vermeld.


No. 426.
Portret van Magtilda Bas, Weduwe van den Heer Abraham de Visscher.

H. 106. B. 98. P. Fh. levensgroot.

      Onafgewerkt kniestuk, in staande houding, in een zwart kleed niet wijde mouwen, witte ondermouwen en breeden platten kraag, een zwart kapje op met een punt op het voorhoofd en eenen waaijer in de hand. Achter haar staan bloemen op eene tafel, met rood laken gedekt, en hangt eene roode gordijn; in het verschiet is een landschap met boomen. Het familiewapen is boven aan geplaatst.

Achterop staat:

      “Deze Magteld Bas is afgeschilderd naar zij haar man Abraham de Visscher snagts dood naast hare zijde vondh.”


No. 427.
Portret van den Vice-Admiraal Witte Cornelisz. de With.

H. 90. B. 75. D. Fh. levensgroot.

      Borstbeeld, in volle wapenrusting met den bevelhebbersstaf in de regterhand en het teeken der Orde van St. Michiel om den hals. In den achtergrond ziet men de zee.

      Achter op het doek staat een wapenschild, waarop drie eendvogels op een veld van keel geplaatst zijn, en waarbij staat:

      “Witte Cornelisz. de With, Ridder Vice-Admiraal van Holland. Gesneuveld 1658.”

Ætatis 57. Ao 1654.


[191]


191
onbekende meesters, holl. school, 16de en 17de eeuw.
No. 428.
De Overgave van ’s Hertogenbosch in 1629.

H. 108. B. 172. D.

      Deze schilderij is geschilderd ter herinnering van de inneming der vesting ’s Hertogenbosch, in 1629, door Prins Frederik Hendrik; in den achtergrond ziet men in vogelperspectief de stad en de vestingwerken, met de belegeringswerken en inundatie; op den heuvelachtigen voorgrond trekt de Spaansche bezetting, door ruiters begeleid, uit; men ziet, voorafgegaan door eene koets, vele beladene wagens en voetgangers, verschillend van stand en kleeding, waaronder men eenige monniken onderscheidt; op eene hoogte, regts op den tweeden grond, bewaakt een piket ruiters den uittogt.


No. 429.
Eene Boerendrinkpartij.

H. 24. B. 31. P. Fh. 14.

      In eenen boerenherberg rooken en drinken eenige mannen en vrouwen in verregaande dronkenschap. Eene vrouw in eenen hoog rooden rok ligt, met een schreijend kind op haar, beschonken op den grond.

      Kabinet van heteren.


No. 430.
Eene Boerenvechtpartij.

H. 26. B. 33. P. Fh. 15.

      Voor de deur van eenen herberg zijn eenige landlieden in hevigen twist, en maken zich tot eene vechtpartij gereed, anderen zitten te drinken. Op den voorgrond trekt een jonge boer met een grijs buisje en geele broek, eene zwarte muts op een oor, zijn mes, doch wordt door eene oude vrouw, in een graauw jak en rooden rok, weêrhouden. Op den voorgrond is een varken met haar big. In den achtergrond ziet men boerenhuizen en eenige lieden.

      Kabinet van heteren.


No. 431.
De Boerenherberg.

H. 41. B. 51. P. Fh. 22.

      Voor eenen ouden herberg ziet men eenige spelende en drinkende boeren. Voor aan een luik, op een vat gelegen, zitten twee boeren kaart te spelen, de een in een licht


[192]


192
onbekende meesters, holl. school, 16de en 17de eeuw.

rood buis, de andere in een geel buis met blaauwe mouwen, zij schijnen over het spel te twisten; achter hen leunt er een op de hand; meer anderen bij hen, op den tweeden grond, zitten te drinken. Op den voorgrond is een wit hondje.

      Verkooping van Zwieten, 1731, ƒ 250.


No. 432.
Dood Wild.

H. 164. B. 151. D. Dieren levensgroot.

      Eene doode ree hangt aan den poot bij eene levende kat en eenen hond, met eenig bijwerk.