Boutens/Vrede
< Boutens
Vrede
Daar blijft een zegen dien de ziel
Nog maar aan levens einder ziet:
Daar zweeft een dauw die nimmer viel,
In 't avondlijk verschiet:
Vóordat de hemel guldt en roodt
Rijst uit het klare kimmediep
Het zeil van die nabije boot
Die nimmer binnenliep:
O vreê waarvan de heete dorst
Al koeler laaft dan aardschen bron,
Ik weet, gij daalt niet in mijn borst
Dan met de laatste zon.