Geachte Redaktie!
In het B. W. van 31 Aug. l.l. komt een artikel voor getiteld „Glas in lood van Theo van Doesburg" ingezonden door den Heer J. J. P. Oud. Eenige ontwerpen van den Heer v. D. zijn daarbij gevoegd.
Na aandachtig lezen van dat artikel en het eveneens aandachtig bekijken van de voorgevoerde ontwerpen, kreeg ik het gevoel over me, dat eens de bekende os gehad moet hebben die in den bijbel wilde lezen. Ik herlas het artikel, bestudeerde nogmaals de ontwerpen, maar niets mocht baten, het beeld van den os nam steeds grootere afmetingen aan, naarmate ik mij meer in het artikel verdiepte. Ten slotte begon ik aan mijn bovenkamer te twijfelen en vroeg bescheiden en eenigszins aarzelend om voorlichting aan eenige kollega’s, allen leden van de M. B. V. A., dus krachtens dat lidmaatschap geacht kunnende worden, niet te behooren tot de ossen-familie. Alles is vergeefs, de bijbel bleef voor ons liggen en ik zag naar de verbijsterende gezichten van de kollega’s dat de gedachte aan het in dezen vleeschloozen tijd niet te versmaden rundvee, ook bij hen op onrustbarende wijze begon veld te winnen. — In dat kritieke moment nam ik een kloek besluit. In aanmerking nemende dat ons B. W. toen ook dient om elkaar wijzer te maken, besloot ik, op gevaar af om in veler oogen als heel dom uitgekreten te worden, om onzen toestand in een ingezonden stuk aan uw blad kenbaar te maken.
Het begin van het artikel is voor ons tamelijk begrijpelijk doch zoodra het spreekt over de opvattingen van den Heer v. D. dan begint het ons te schemeren en verdwalen we in een labyrint van hoogere-sfeer-achtige-onbegrijpelijkheden.
Wat is in glas in lood eene verhouding der twee voornaamste architektonische elementen van gesloten (aardsch) en open (hemelsch)? Wat is eene verstrakking, eene klimmende idem en eene uiterste idem? Wat beteekent „Dans I”; is dit misschien de wedergave van plotselinge verstarring van denkbeeldig dansende glasscherven? En het motief „Vrouwenkop”, waar is de vrouwenkop te vinden, die de naam aan deze kompositie gaf? En de rythmische opgaande beweging der zeebranding van Kompositie II, benevens het schoonrijden van idem III? Wij kunnen met den besten wil noch zee, noch branding, noch een paard of een ezel in deze stukken ontdekken. En wat beteekent de verinnerlijking van het rythme door overheersching van het staande harmonische element, in Komp. V? En wat is eene musivische techniek, waardoor het den Heer v. D. niettegenstaande gelukt is, nieuwe wegen te openen?
Indien de heer Oud zich de moeite wil geven, niet in „De Stijl”-stijl, maar in gewoon eenvoudig hollandsch zijne bewondering voor de scheppingen van den Heer v. D. ook aan vele anderen deelachtig te maken, dan zal hij ondergeteekende zeer verplichten, afgescheiden nog daarvan dat hij hem dan tevens af zal helpen van de in hem (ondergeteekende) opkomende idee, dat hij en vele kollega’s met hem, rijp zijn geworden voor inschrijving in het algemeen rundvee-stamboek.
Met dank voor de plaatsing,
|