Da Costa/Aan jonkvrouw Hanna Belmonte
A A N J O N K V R O U W E
HANNA BELMONTE
OP HAAR VERJAARFEEST.
MET EEN AFDRUK VAN HET EERSTE DEEL MIJNER „POEZY”.
Een en twintig jaar vervlogen sints den heuglijken dag,
die uw dierbre levensloopbaan op deze aard beginnen zag!
Lieve, wier toekomstig leven zich ineensmelt met het mijn,
en wier heil voortaan en vreugde ook de mijne moeten zijn!
Kransjens, aan uw onschuld voegend, strikten zich by ieder jaar,
dat uw jonkheid kwam volmaken, heil verkondend, in uw hair!
In die lieflijke schakeering mengde een hooger noodlot thands
een welriekender, een zachter, een gewijder bloemenkrans!
’t Is de aandoenelijke bruidskroon, die uw minlijk hoofd versiert,
pand der trouw, die wy ons zwoeren, en die dra ons echtfeest viert!
Kroon, u door mijn hand gevlochten, en met wie zich heel mijn hart
aan het uw heeft toegeheiligd, tot ondeelbre vreugd en smart!
Van dat albeslissend tijdstip, van dien onvergeetbren dag
is ’t uw eigendom geworden wat dit hart omvatten mag;
en op ’t feest van uw verjaring vinde ik naauwelijks nog iets,
dat ik u op nieuw kan schenken tot verbreiding uws gebieds!
Doch kan ’t aanbod u behagen van de trouwe beeldtenis,
van datzelfde vurig harte, dat door u gekluisterd is;
beeldtnis, trouwer dan ooit schilder overbracht op zijn paneel,
door mijn eigen hand geteekend met het dichterlijk penseel?
Zoo aanvaard dit handvol verzen tot een ruiker saamgesnoerd,
en gy zult de zucht doorkennen, die mijn ziel steeds heeft vervoerd!
Lieve, ja! neem deze bladen als een klein verjaargift aan!
ding’ hun inhoud door uw harte! en gy zult het mijn verstaan.
1821.