Da Costa/Aan mevrouw de douarière van Weede van Dijkveld, geb. Van Lennep

AAN MEVROUW DE DOUAIRIÈRE
VAN WEEDE VAN DIJKVELD, GEB. VAN LENNEP,
IN ANTWOORD OP EEN GESCHENK VAN BLOEMEN.


Schoon zijn, o Meer- en Bosch! uw mild gekweekte rozen!
haar edelaartig bleek, haar zacht aanspraakloos blozen;
zoo lieflijk voor het oog haar saam gehuwde kleur
als voor den ademtocht uw versche lindengeur!
Die kleur, — niet voor altoos blijft zy een lust der oogen.
Die geur, — hy is weldra tot enkel niet vervlogen!
maar wat tot hart en geest de bloemschakeering zegt,
door zusterlijke hand in Ruimzicht neergelegd,
verschiet niet noch vervliegt, — ’t blad en bloem van vruchten
by ’t ruischen van Gods Woord gekweekt voor hooger luchten.

      1847.