De tentoonstelling te Seppe.
Rede Van Pater Gerlachus.
Maandagmiddag werd de kunsttentoonstelling te Seppe geopend met een rede van Pater Gerlachus, O. Cap., doctorandus in de kunstgeschiedenis over „Moderne Kunst”.
’n Kunsttentoonstelling, aldus spreker, staat niet buiten sociale studiedagen, niet buiten sociale en economische problemen. Momenteel moge het misschien den schijn hebben, dat men geen behoefte heeft aan het geestelijk goed, dat de kunstenaar biedt, omdat het volk op de eerste plaats behoefte heeft aan brood en werk. Wel leert de geschiedenis dat de betrekkingen van menschen en volkeren uiteraard uitsluitend door maatschappelijke krachten wordt bepaald. Maar zijn materiëele krachten de eenig reëele?
Wat is het te betreuren, dat geestelijke goederen niet gewaardeerd worden en dat als gevolg daarvan de kunstenaar zich vereenzaamd gevoelt. Het moge misschien schijnen, dat het geestelijk goed van den kunstenaar meer of minder onmachtig is voor de ontwikkeling van de stoffelijke wereld, maar daarom zijn ze toch niet minder waardevol.
Want ook de geestelijk rijke, de geleerde, de kunstenaar draagt het zijne bij tot de innerlijke overwinning van den wereldnood. Ja, hij draagt het meest wezenlijke en onontbeerlijke bij tot den heropbouw van geheel een menschengeluk.
Vandaar de plaats van den kunstenaar in het sociale leven, vandaar is ook een kunsttentoonstelling op sociale studiedagen ten volle verantwoord.
U verwacht van mij, zoo vervolgde de gewijde spreker, een woort over „moderne kunst”. Dat moet ik U echter schuldig blijven: mijn doel kan alleen zijn deze tentoonstelling in te leiden, want een introductie is noodig voor ’t genieten van plastische kunst zoo goed als voor literaire.
We twisten niet over „modern” en ook niet over „kunst”. We kennen het kunstwerk: de verstoffelijking van een geestelijk goed: dat bedacht en gerijpt in het menschelijk verstand voor ’t overging in de stof, waarin wij het aanschouwen. „Schoonheid” zegt Just Havelaar, „is het huwelijk van stof en geest”. Wat leefde in den kunstenaar die schiep, moet ons vertrouwd maken met hun ideeën en zoo leeren zien hoe de vorm, dien zij aan hun kunstwerk geven, als de eenig-noodzakelijke is geworden.
Van de bouwkunstenaars zijn o.a. vertegenwoordigd Berben, Hurks en Jan van Dongen Jr., die in Breda en omgeving op gebied van architectuur reeds uitstekend werk leverden.
De bouwkunstenaar heeft rekening te houden met bouwtechniek: materiaal en constructie-mogelijkheden. Bouwen is een noodzakelijkheid en daarom is de architect zoowel door constructie- als gebruikseischen gebonden. Hij dient de constructie te beheerschen en de doelmatigheid zal de schoonheid van zijn werk moeten verhoogen. De exposeerende architecten hebben niet alleen het oude tot iets nieuws herschapen, maar ook zelf iets nieuws voort gebracht, hetgeen blijkt uit hun ingezonden foto’s, teekeningen enz. Hun kunstvermogen legt ons allen een zekere verantwoordelijkheid op: wij moeten hen die kunstkracht laten ontplooien.
Schilderkunst is de kunst van de lijn, de kleur, de tonaliteit en de plastiek. We zien deze allen vertegenwoordigd in mindere of meerdere mate bij Albert Verschuuren, Paul Windhaussn, kapelaan de Poorter en Bart van Veghel. De lijn drukt op zich zelf een stemming uit: wel overwogen kan ze gezet zijn, of het gevolg van een impuls van den kunstenaar.
We meenen niet, dat elke mensch onze moderne sechilders mooi vindt. Dat verwondert ons ook niet daar men enkele eeuwen alleen „beeldschoone” menschen gewoon is. De modernen geven ons mannen met hoekige schouders, vrouwen met zwaar gebogen hoofden, die het leven hebben gedragen. Christusfiguren, Madonna’s enz... en daaromheen waait een atmosfeer van oneindigheid en bovenmenschelijken vrede.
Men ziet in de portretten van Verschuuren karakter en ziel: in de landschappen van Paul Windhausen den jongen leeraar van het R.K. Lyceum te Breda, den geest, die leeft in Gods schepping. Ook de avondstemmingen van de Poorter zijn van hooge artistieke waarde.
In de afdeeling beeldhouwkunst trekt vooral het werk van kapitein Douwes de aandacht; hij is de man die fel geslagen werd in zijn leven; ’n felle natuur komt in zijn werk tot uiting.
Aan de aankleeding van deze tentoonstelling is ondanks de beperkte middelen, zeer veel zorg besteed.
Met een woord van dank aan allen, die hadden meegewerkt om deze tentoonstelling te arrangeeren, verklaarde spreker, deze eerste expositie voor geopend.
|