Dagblad van Noord-Brabant/Jaargang 74/Nummer 14938/Bredasche Kunstkring

Bredasche Kunstkring
Auteur(s) Anoniem
Datum Woensdag 16 mei 1934
Titel Stad Breda. Bredasche Kunstkring. ’n Origineele gedachte.
Krant Dagblad van Noord-Brabant
Jg, nr 74, 14938
Editie, pg [Dag], tweede blad, 6
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

STAD BREDA.

BREDASCHE KUNSTKRING.

’n Origineele gedachte.

      Láát deze dan al geboren zijn uit economische overwegingen, ze is origineel en pleit voor de ambitie der exposeerende leden. We bedoelen: de handwerk-reclame-platen die een opwekking willen zijn tot een bezoek aan de tentoonstelling van werken van de leden van dezen jeugdigen kring. Men kijkt eens goed rond in Ginneken- en Nieuwe Ginnekenstraat ,in de hall van ’t Zuid, in de kiosk op het Stationsplein, op den hoek van de Boschstraat en Catharinastraat, in de Catharinastraat zelf, enz. Ieder der ontwerpers en uitvoerders heeft in pakkende kleuren en contouren op eigen wijze iets gegeven, wat de aandacht moet trekken en ze zijn er uitstekend in geslaagd, al slaat niet elke conceptie aan. We bedoelen: al verklaart onze smaak zich niet onmiddellijk homogeen met die der scheppers en ontwerpers. Maar dat is dan ook juist de bedoeling Elk eerlijk individueel streven in de kunst, dat beoogt iets nieuws, iets schooners, te brengen dan wat tot op heden werd vervaardigd, botst op de conventie die nestelt in elke ziel. We zouden haast zeggen: die er in geroest zit. „Zóo zien zij het niet”.. dus.. en dan volgt ’n omverwerping, ’n becritiseering (Holland bezit acht millioen critici) en niet zelden een zelf-vernederende ridiculiseering. Beschouwen we dus zonder vooringenomenheid en rustig dit lijn- en kleur preludium van de aanstaande tentoonstelling. Afwachten wat de kunstenaar ons te zeggen heeft is de eerste stap naar waardeering van zijn werk. Gerrit de Morée, Windhausen, Roovers Jr., Jongeneelen, Struben, van Gils en ook de heer Hornix (maar deze laatste natuurlijk alleen in architectonischen zin) vervaardigden die reclameplaten. Elke poging, hoe en met welke midelen ook, om, in dezen vermaterialiseerden tijd, de beeldende kunst, die, dieper dan welke tak der kunst ook, in de crisis en malaise-put zit, op te heffen en onder de aandacht van ons in sport verdronken medemenschen te brengen, is lofwaardig niet alleen, maar verdient onzen daadwerkelijken èn moreelen steun. Ieder kunstzinnig mensch dient geen gelegenheid voorbij te laten gaan om in eigen en breeder kring te verkondigen, dat ’n volk zonder liefde voor de schoone kunsten, zoo niet ’n verloren maar dan toch ’n geestelijk achteruitgaand volk is. De oude Romeinen en Grieken kenden hun bloedige zwaard- en vuistgevechten, ’t Volk eischte en kreeg spelen en brood, maar.. tegelijkertijd eerde het ook zijn dichters, zijn beeldhouwers, zijn musici, wien het de lauweren om de slapen vlocht. Deze laatsten kent onze tijd niet meer. Het is de taak van de jongeren, hoe en met welke middelen dan ook, de schoone kunst terug te heffen op haar voetstuk, waarop ze tot aan het einde der dagen behoort te staan.