Dagblad van Noord-Brabant/Jaargang 74/Nummer 14941/Bredasche Kunstkring

Bredasche Kunstkring
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 19 mei 1934
Titel Stad Breda. Bredasche Kunstkring. Officieele opening der tentoonstelling.
Krant Dagblad van Noord-Brabant
Jg, nr 74, 14941
Editie, pg [Dag], tweede blad, 6
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

STAD BREDA.

BREDASCHE KUNSTKRING

Officieele opening der tentoonstelling.

      ’n Zeer, zeer groote belangstelling, verrassend en verblijdend, èn aanmoedigend-groot! Aanwezig waren de burgemeester met zijn echtgenoote, aan wie door mej. Ria Hornix bloemen werden geboden, wethouder Brantjes, dr. Schuursma, directeur van den Warenkeuringsdienst, de heer Mijjer, commissaris van politie, overste Sneep, kolonel Carstens, de heer van Koolwijk, en een paar honderd belangstellenden die de koffiekamer geheel vulden. De voorzitter van den Kring, de heer P. A. H. Hornix, leidde de tentoonstelling in na een hartelijk woord van welkom aan den burgemeester en mevrouw van Sonsbeeck, Hij betuigde zijn dank aan Breda Vooruit, de K.J.V. Centrale voor Kath. Actie, den heer en mevrouw Mathol de Jong, dr. Hermans, de heeren L. van der Grinten, mr. Maeyer, Korteweg en Michielsen voor hun sympathie-betuigingen met den Bredaschen Kunstkring, doch die verhinderd waren de opening der tentoonstelling bij te wonen. Zijn rede hield in, ’n zeer gedegen overdenking en uiteenzetting van ’t ambachtswerk en ’t kunstwerk, het kunstwerk, dat ’n groote geestelijke waarde heeft en dus belangstelling voor den schepper opwekt. Hij sprak over den aanleg, het talent of genie in den aanvang bij den kunstenaar aanwezig en over diens ontwikkeling te midden van ’t volle. Het spreekt vanzelf dat de kunstenaars die in onze naaste omgeving wonen, die onze liefde en ons lijden in onze omgeving meermalen in kunstwerken vastleggen, zeer zeker in de eerste plaats op onze belangstelling en waardeering recht hebben. De Kunstkring wenscht nauwer contact tusschen de bevolking en haar kunstenaars.
      Na deze de kunst en den kunstenaar zoo toegewijde rede, nam de burgemeester het woord. Hij zeide de tolk te zijn van de zeer velen, die gaarne zien hoe de cultuur der ingezetenen wordt ontwikkeld. Op dit gebied valt er nog veel te wenschen. Vele takken van kunst: muziek en tooneel, genoten tot op heden de sympathie en den steun van het gemeentebestuur. Alleen de beeldende kunst bleef stiefmoederlijk misdeeld. Dat deze in Breda opleeft dankt zij aan den voorzitter, den heer Hornix, die het prachtig denkbeeld opperde ’n Kunstkring op te richten. Met dit denkbeeld wenschte hij den heer Hornix geluk. Van diens artistieke gaven heeft de gemeente prachtige effecten gezien .Hij is hier de rechte man op de goede plaats. Ook de voorspoedige ontwikkeling van het stedelijk museum is een werk van den heer Hornix. Met een gelukwensch aan den Bredaschen Kunstkring, eindigt de burgemeester, waarna hem door den voorzitter als aandenken een houtsnede van Jan Strüben wordt aangeboden. (Zulk ’n houtsnede zal aan elk nieuw kunstlievend lid, dat zich tijdens de expositie opgeeft, worden aangeboden.)

De geëxposeerde werken.      

      ’n Kleine tachtig werken vullen de wanden en het tooneel der groote koffiekamer. Geen vierkante meter bleef onbezet. Zestien leden, bieden ons de gelegenheid het beste van hun artistiek-kunnen te bewonderen. Negen werken van beeldhouwer Douwes, welke verdeeld zijn in de hoeken der zaal en op het tooneel, staan aan het hoofd van den getypten catalogus. Het is overbodig dezen kunstenaar te introduceeren. In onze kolommen werd in den laatsten tijd breedvoerig over zijn kunst geschreven. Hij geeft het religieuse element aan deze verzameling. Bezie de teerheid van zijn Madonna, het maagdmoedertje dat schroomvallig en zorgzaam haar Kindje in de armen houdt. Zijn „Misdeelden” dat ontroert en schrijnt tegelijkertijd, Zijn kruisbeeld dat op het tooneel de gansche zaal beheerscht. In catalogusvolgorde biedt P. van Gils vier doeken ,onder welke twee aquarellen. Alle vier, maar vooral zijn „Mark b.d. Emer” en „Duinlandschap” getuigen van ernstig doordacht, scrupuleus en tegelijk vlot werken. ’n Mauve- en Maris-stemming glijdt even over 11 en 12. J. A. Hohmann zond elf doeken in. Zuid-Limburg heeft hem sterk geïnspireerd. „Onweder” is ’n prachtspecimen van zijn talent. Drie „Landschappen” zijn er, het een al blij-kleuriger en zonniger dan ’t andere. Dan komen vier — aan de Haagsche School herinnerende doeken van C. M. van Koolwijk. Twee prachtige stemmingsstukken. Heide bij Nijmegen en ’t juweeltje „Brug bij Neerbosch” en twee portretten: Mej. B. (in moeilijk te schilderen houding) en de heer B., wonder-knap en bijna solide van psychische weergave. Links, over den geheelen wand verdeeld, de elf doeken van Gerrit de Morée, den ernstigen, steeds met eigen visie worstelenden strever, die alle conventie haat en er niet tegen opziet, ’n melancholisch stuk cadettenkamp in ’n kleuren-sonate weer te geven.
      ’n Doek van dezen schilder in het publiek gebracht, draagt het stempel van eigen vol-verantwoordelijke goedkeuring. Wat niet boven de stof bij hem uit is gekomen, wordt gemakkelijk vernietigd. De Hongaar R. Peskowski te Ginneken met zijn zes frappante doeken, zijn schitterend wintergezicht, z’n jubelende, in licht schaterende, bloeiende boomen, z’n zeer gedurfd, maar eerlijk aquarel (Amsterdam), maakt de expositie rijk-verscheiden. Twee stillevens, de eene in stillen, soberen toon, de andere (met kruiken) gloriënd van licht. Peskowski is ’n schoone belofte. Men bewondere zijn schitterende batik-vlag op het tooneel. Dan is daar Dio Rovers met ’n bescheiden drie stuks. Maar zijn sneeuwlandschap is ’n pracht-ruststemming, ’n bezonken schoonheid van den eersten rang. Ook zijn portret van mej. C. N. De „Vlammende” breed, zeer breed gecreëerd, is subliem. Zijn stilleven, ’n kleurenspel van eigen genoegdoening. J. Verhagen zond één doek, ’n welgeslaagd stilleven. Dan Jan strüben, de man van

[Tekening van het Forum Romanum door Frans Mol (auteursrechtelijk beschermd).]

Een reproductie van een schets, ingezonden door
den Bredaschen architect, den heer Fr. Mol.

de houtsneden tevens, met een vijftal doeken, zeer uiteenloopend van conceptie en techniek. Zie De Dood van ’n Eenzame naast Overweg, ’n haast onbegrijpelijk verschil in compositie, maar vooral uitvoering. Er zijn drie portretten van Bart van Vegchel, van welke het zelfportret ons ’t beste voorkomt; ’t gelijkt zeer goed. Twee doeken van Mej. Thomas in zachte, verfijnde kleur: stilleven en dames-portret.
      Waanders leverde ’n straatje in Luxemburg met suggestieve sfeer. Ook zijn Esch en zijn stilleven zijn knap werk. Paul Windhausen, de ernstige, de in mineur-schilder, gaf negen doeken, ’n stevig oeuvre, waarvan vier portretstudies. In hem worden we wat zijn landschappen betreft aan de primitieven en ’n Teniers herinnerd (niet wat uitvoering), doch vlakverdeeling betreft. Wij hebben bewondering voor ’t zeer individueele, ’t pensieve, ’t donker-bekoorlijke dat uit zijn arbeid glanst. Zijn zelfportret is meesterlijk weergegeven. Jongenelen zond twee keurige geweven wandkleeden. En last, maar om de drommel niet least, de schitterende Maquette Watertoren Belcrumpolder Breda, apotheose van de architectonische utiliteitskunst van P. A. H. Hornix, den dir. van Openbare Werken, welke maquette als piece de milieu, ’n blank-schoone figuur maakt midden tusschen deze kleur-kunst.
      De architect Fr. Mol zond ’n vijftiental reisschetsen, waterverf- en krijtteekeningn, welke de hall vullen.
      De tentoonstelling wordt bij kunstlicht gehouden en kan uit den aard der zaak niet representeeren. ’t absoluut-volledig kunnen van alle, de beeldende kunstenaars in Breda woonachtig. Maar dat zal bij ’n volgende tentoonstelling wèl zoo zijn. En dan zal de behoefte aan ’n Gemeentelijk Tentoonstellingsgebouw zich spoedig doen voelen.
      Aanbeveling om deze expositie te gaan bezoeken moet elken Bredanaar overbodig schijnen. Het spreekt vanzelf dat iedereen er heen gaat.