Dames-Courant van De Gooi- en Eemlander/Jaargang 2/Nummer 2/Een groote gebeurtenis eischt een toilet in grooten stijl

‘Een groote gebeurtenis eischt een toilet in „grooten stijl”’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit de Dames-Courant van De Gooi- en Eemlander, [jrg. 2], nr. 2 (vrijdag 11 januari 1935), p. 2-3. Publiek domein.
[ 2 ]

Een groote gebeurtenis eischt een toilet in „grooten stijl”

MEN is geneigd te meenen, dat in dezen crisistijd van een „groote gebeurtenis”, in de uitgaande wereld althans, weinig of in ’t geheel geen sprake zal zijn. Doch men zou zich hierin deerlijk kunnen vergissen. Een schoonheidsspecialist moet eens gezegd hebben, dat ’t hem nooit beter ging dan in tijden van economische depressie, een uitspraak die ons aan ’t peinzen zet en ons doet vermoeden, dat de vrouw dan toch méér levenskunstenares is dan we eigenlijk van haar wel gemeend hebben. Redeneert zij dan niet: „Minder inkomsten, minder uitgaven.”? Het schijnt zoo. Háár conclusie is dan blijkbaar: „Waar we leven in een grauwe periode van moeilijkheden en zorgen, moeten we er door allerlei plezierige dingen den moed probeeren in te houden!” En zoo zien we dan, dat zij die er het geld voor bezitten, zich verdiepen in de nieuwe avondmode zoodra er een bijzonder feestconcert, een belangrijke tooneelpremière, een mondaine soiré of een andere „groote gebeurtenis” op het programma staat. Of de avondjapon van vorig jaar nog mee kan, of zij door een kleine verandering hier of daar nog heel goed presentabel is, zijn kwestie waarover niet eens gedacht wordt. Men wil van de „groote gebeurtenis” volle honderd procent genoegen beleven, en minstens vijftig procent daarvan schuilt in het uitzoeken en bepeinzen van een nieuw toilet en zijn talrijke bijkomstigheden.

La Mode Francaise

Van links naar rechts een avondmantel van satin met vossenbont; schuin daaronder een avondmantel van velours met een colsjaal en mouwbracelets van luchtig bont; daarnaast een robe van crèpe satin met incrustaties van lamé; tot slot een robe van fluweel met incrustaties van kant en garneering van bont.

Over het avondtoilet in „grooten stijl” valt heel wat te vertellen, maar één ding hebben alle robes en mantels gemeen: ze zijn betooverend en doen denken aan de duizend-en-een-nachtsprookjes. Wie dan ook wel eens een modieuse avondjapon van nabij heeft gezien, en vooral wie haar met gratie heeft zien dragen, zal er zich geenszins meer over verbazen, dat een dergelijk kleedingstuk een vrouw in een zoo verrukte stemming kan brengen, dat ze er zorgen, moeilijkheden, tegenslagen en heel dien deprimeerenden crisistijd door vergeet.
Met de jaren heeft de mode een heel ander karakter gekregen. Niet alleen vertoont zij andere lijnen, maar zij is tevens meer „voorbeeld” geworden in plaats van „dictator”, zooals zij vroeger — en niet ten onrechte! — genoemd werd. Dwingen en eischen doet zij niet meer. Zij geeft de vrouw volop gelegenheid zich op een eigen manier te kleeden, op de manier, die voor haar de beste, de voordeeligste moet blijken te zijn. Zijn de resultaten weinig bewonderenswaardig, dan ligt de schuld bij de vrouw zelf, niet meer bij de mode, terwijl de bemerking dat de mode zich alleen maar bekommert om de jeugdige en volmaakt gebouwde persoontjes ook niet meer opgaat. De mode biedt thans „voor elck wat wils”.

Wat biedt de mode voor de avondkleeding? In de eerste plaats een bijzondere rijkdom van weefsels: faille, taffetas, glanzend en mat satin, effen en geïmprimeerd fluweel, kant, lamé, crèpe romain, crèpe de chine, mousseline de soie, cellophane en nog heel veel meer. De stof waarnaar in den winkel het meest de bewondering uitgaat, is nog niet „de” stof voor degeen, die haar om deze bewondering koopt. Men moet een weefsel niet beoordeelen naar het effect, dat het maakt op de hand, maar men moet zich afvragen of het wel geschikt is voor het figuur. Gepailletteerde weefsels bijvoorbeeld, evenals lamé- en brocaatstoffen, vragen een onberispelijk slank figuur omdat gepailletteerde, lamé- en brocaatstoffen nooit gedrapeerd worden, maar het lichaam vrij nauw omsluiten en de lijnen er van dus scherp accentueeren. Nemen we een ander voorbeeld: taffetas is buitengewoon mooi en maakt een vlot effect, maar alleen de groote en slanke vrouw kan zich er in kleeden omdat taffetas breed en „vol” maakt, waardoor een klein en een gezet persoontje er gedrongen in zou lijken. Hetzelfde geldt voor de kleuren. Niet wat op de hand mooi is moet den doorslag geven, maar het feit of het zich aanpast bij ons figuur en onze teint. Lichte kleuren kunnen over ’t algemeen door bijna alle vrouwen, die een goed figuur hebben, gedragen worden. Het te groote en te slanke vrouwtje, evenals de vrouw, die alle moeite doet om iets van haar gewicht kwijt te raken, dienen voorzichtiger te zijn. Zij moeten hun aandacht meer geven aan de minder opvallende kleuren, die daarom nog niet minder mooi behoeven te zijn. De allerlaatste modekleuren zijn voor haar „geknipt”. Het zijn grijs en violet in een zachte, bijna schuchtere nuance. Er is nog een belangrijk punt, waarmee men bij de keuze van een kleur rekening moet houden. Bijna alle kleuren veranderen namelijk bij kunstlicht. Denkt u er dus aan, mevrouw, om bij het koopen van stof voor een avondrobe of een avondweefsel met het weefsel niet naar de voordeur van den winkel te loopen om de kleur er van te onderzoeken bij daglicht, zooals we doen met de stoffen voor een mantelpakje of een sportjurk, maar houdt de tule, het kantweefsel of het fluweel juist onder het volle lamplicht, want bij lamplicht zal de stof gedragen worden en geen enkelen keer bij daglicht. [ 3 ]
Behalve het reeds genoemde grijs en violet scharen zich in het kleurenrijk voor de avondmode nog de volgende tinten op den voorgrond: blauw in talrijke nuances vanaf marine tot waterblauw, rose vanaf geraniumrose tot fondantrose, wit en zwart. Daarna komen nog rood, behalve echter het „knalrood”, dat schijnt te hebben afgedaan, brons en mosgroen en het nog jonge „tulipe noire”, het zeer donkere, zeer diepe bruinachtige paars.
De meeste avondrobes zijn in één kleur gehouden en zij, die niet in één tint gehouden zijn, toonen een combinatie, waarvan de volmaaktheid getuigt niet alleen van smaak, maar ook van aandachtige en nauwgezette keuze. Wit en zwart is een veel voorkomende combinatie. Een zwart fluweelen robe heeft bijvoorbeeld een pas met korte, ballonvormige mouwen van witte kant. Een andere robe van zwart satin heeft een écharpe van wit satin, aan de voorzijde van het décolleté vastgehecht met een strassornament. De uiteinden van de écharpe vallen over de schouders langs den rug en vormen een soort sleepje[.] Een robe van witte taffetas ziet er heel opmerkelijk uit met een rand van zwarte pailletten langs het bootvormige décolleté en een ceintuur van dezelfde pailletten in de taille. Zwart en zilverlamé, zwart en goudlamé, zwart en oudrose, wit en zilverlamé zijn eveneens schitterende combinaties, die de schoonheid van beide kleuren onderstrepen. Hoe staat het nu met de décollecté’s, welke aan de robe een geheel apart cachet verleenen? Meerdere malen wordt deze vraag gesteld omdat zij een intregeerend onderdeel van de moede uitmaken. Moet men nog steeds een „gebeeldhouwden” rug en mooie armen hebben om een avondjapon te kunnen dragen? Volstrekt niet. Niet langer meer behoeft een vrouw ’n absolute „schoonheid” te zijn om in avondtoilet furore te maken. Het succes van haar verschijning in avond-toilet hangt nu af van zelfkennis, die leiden zal tot de juiste keuze. Want we zeiden het immers al: een dictator is de mode thans niet meer, dwingen en eischen doet ze niet; ze stelt volop de mogelijkheid zich naar eigen inzicht en naar persoonlijke behoeften te kleeden. We zien bescheiden en simpele décolleté’s en we zien décolleté’s, die..... enfin, die er zijn mogen. En hetzelfde kan men zeggen van de armbekleeding, die soms geheel ontbreekt, soms ten deele en soms „overvloedig” aanwezig is. In verband met dit laatste wijzen we op de wijde pagodemouwen, die sinds het huwelijk van de lieftallige Marina van Griekenland, waarbij zij een bniidsjapon met pagode-mouwen droeg, heel populair zijn geworden. Een japon van zwart fluweel heeft bijvoorbeeld pagode-mouwen van zilverlamé, een robe van oud-rose satin heeft pagode-mouwen van zilverlamé.

La Mode Française

Van links naar rechts: een robe van crèpe satin met strakke ceintuur en ronde bontgarneering; daarnaast een princesserobe van fluweel met schouderlussen van satin; vervolgens een japon van crèpe de chine met gefronsde volants; tot slot een sleepende avondmantel van laken met wijde zakmouwen en groote bontcol.

Bij een avondjapon in grooten stijl behoort natuurlijk een avondmantel, die voor de japon niet onder doet. Het is allerminst een bezwaar om een chiquen bontmantel van petit gris, nerz of seal, die men ook ’s middags draagt, over een fraaie avondrobe aan te trekken, maar het moet dan ook werkelijk een chiquen mantel zijn. Ieder begrijpt wel dat een korte of driekwart bontjas met groote houten of lederen knoopen, met een ceintuur in de taille en groote zakken op de heupen, geen passend kleedingstuk is voor een avondjapon, die met zorg en toewijding gekozen is. Hetzelfde kan men zich voor gezegd houden waar het de capes en pelerines van bont betreft. Een cape van petit gris, mol, seal, nerz en dergelijke, is een waardige compagnon voor de avondrobe; de cape van astrakan of caracul moet alleen maar gehouden worden voor de robe-manteau en het wollen tailor-made.
Er zijn echter van die gelukkige stervelingen, die alles in de puntjes kunnen hebben en die even gemakkelijk een kostbaren avondmantel bij een even kostbare avondjapon koopen als de minder met aardsche goederen gezegende een paar nieuwe handschoenen bij het nieuwe completje.
De ouderwetsche lange avondmantel is weer volkomen in eere hersteld, zelfs de stoffen ervoor doen denken aan den tijd, waarin onze moeders en grootmoeders naar „groote gebeurtenissen” gingen. Mantels van ottoman en zwaar moiré zien we nu de luchtige avondjaponnen bedekken en op een modeshow zagen wij een mantel van zware, kostbare zijde, die geheel bestikt was met soutache in fraaie figuren. Het kon zóó een stuk zijn uit de antieke kamferkist van grootmama. Ook fluweel en satin en zelfs taffetas zien we tot avondmantels verwerkt en het is bijna onnoodig te zeggen, dat zij voor dezen tijd rijkelijk met bont zijn gegarneerd. Echter niet tè rijkelijk. Dat overdaad schaadt, schijnen de modescheppers zich dit seizoen vele malen te hebben voorgehouden. — Prachtig luchtig bont zien we aan de avondmantels. Hermelijn, witte, zilver- en blauwvos zijn voor de gelukkigen met een ongelimiteerd kleedgeld. Geverfd konijn zal den avondmantel moeten sieren van ’t vrouwtje, dat het bescheidener moet aanleggen. Kortere manteltjes zien we van glinsterende loovertjes, meer geschikt voor jonge, frêle meisjes, en iets geheel nieuws is de cape-sjaal van fijne wollen kant. Men beweert, dat deze nouveauté de lange avondmantels op den duur wel zal verdringen, niet omdat een avondmantel zooveel kostbaarder is, maar omdat een lange avondmantel het noodig maakt, dat de draagster zich er statig en voornaam mee beweegt, en dit zou niet erg strooken met het karakter van de moderne vrouw, aan wie alles vlot en beweeglijk is. Wat hiervan bewaarheid zal worden? Wachten wij af en houden wij ’t oog op beide kleedingstukken gericht. Thans nog een enkel woord over de „ditjes en datjes”, die het avondtoilet „af” maken. In de eerste plaats de corsages, juister gezegd de bloemen, want de corsage is niet meer de eenige plaats, waarop we een toef of een guirlande zijden of fluweelen bloem zien aangebracht. We zien ze ook in de taille, op den schouder, ja zelfs op den rok. Bloemen van zilver- en goudlamé schijnen de voorkeur te bezitten en laten zich dan ook met welhaast iedere tint combineeren.
Nog altijd vraagt de avondjapon lange handschoenen. Vooral fluweelen handschoenen staan zeer in de gunst en opvallend is de combinatie zwart fluweelen handschoenen en een witte robe. Bijoux zijn bij het avondtoilet volstrekt niet onontbeerlijk, maar soms kunnen zij toch een verschijning juist die „finishing touch” geven, waaraan deze nog juist behoefte had.