Darwin - Het ontstaan der soorten (1860)/Register

Hoofdstuk 7 Het ontstaan der soorten door Charles Darwin

Register (eerste stuk)

Hoofdstuk 8


[ 257 ]
 

 REGISTER.

 

 ————————

 

 A.

Aalstreep, blz. 177.
Aardbezie, 52.
Aardhommel, 84, 85, 107, 241.
Agassiz, over Amblyopsis, 153.
Akber Khan, 39.
Alca, 198.
Alcedo, 197.
Alk, 198.
Anas brachyptera van Eyton, 148, 195.
Anconaschaap, 41.
Anomma, 252.
Anser leucopterus, 199.
Antirrhinum, 175.
Aphidae, 225.
Aptenodytes, 195.
Apteryx, 195.
Arbeid (Physiologische verdeeling van den), 106.
Armpootigen , 57.
Artisjok, 75.
Asclepias, 208.
Ateuchus, 149.
Audubon, over een zwemmenden fregatvogel, 199.
  over vogelnesten, 227.
Azaba, over verwilderde dieren, 83.


 B.

Babington, over engelsche planten, 69.
Balanus, 189.
Banden (Eijerhoudende), 206.
Basterden, blz. 37.
Bentham, over engelsche planten, 59.
Bellis perennis, 159.
Bladluis, 225.
Blatta germanica, 87.
  orientalis, 87.
Bloedzuigers (Rassen van), 87.
Bloemen (Zamengestelde), 159.
Blyth, over hoenders, 29.
  over de runderen van Indie, 29.
  strepen bij paarden, 177.
Bombus terrestris, 84, 107, 241.
Boomklever, 198.
Boomkruipertje, 197.
Borrow, over den patrijshond, 47
Brachiopoden, 57.
Brak, 27.
Brent, over tuimelaars, 229.
Brewer, over den koekoek, 232.
Buckman, over den invloed van uitwendige voorwaarden, 20.
Buideldieren van Nieuw Holland, 129.
Bijen bijten gaatjes in bloemen, 106.


 C.

Candolle (Alph. de), over bergplanten, 188.
   over de mededinging, 72.
    inheemsche planten, 128.
    rassen van planten, 64.
    zaadkorrels, 160.
    gevleugelde zaden, 161.
[ 258 ] Carduus, blz. 75.
Cassini, over zaadkorrels, 159.
Certhia, 197.
Cinclus aquaticus, 199.
Cirripeden, 162.
Cirripedia, 113.
Cobitis fossilis, 204.
Coccus, 57.
Coelospermae, 160.
Coleoptera, 66, 150.
Columba intermedia van Strickland, 35.
  livia, 33.
  oenas, 34.
  palumbus, 34.
Compositae, 159.
Condor, 76.
Crex pratensis, 199,
Crustacea, 196.
Cryptocerus, 250.
Ctenomys magellanicus, 151.
Curculio, 96.
Cuvier (Fred.), over het instinkt, 223.
Cynara cardunculus, 75.


 D.

Dahlia, 47.
Dana, over grotdieren, 153.
Deelen ten nadeele van anderen, 215.
  (Homologe), 157.
  (Rudimentaire), 164.
  (Veranderingen van belangrijke), 57.
  (Verband der), 157.
Dennen op de heide, 82.
Dieren in holen, 152.
  (Instinkt van tamme), 229.
  (Krulharige), 21.
  (Langharige), 21.
  (Uitgezochte), 47.
  in Paraguay, (Wilde), 83.
Dipsacus fullonum , 41.
 »  sylvestris, 41.
Distel, 75.
Dog, 27, 30.
Donderaal, 204.
Doperwten, 87.
Downing, over de kleur van het vruchtvleesch, 96.
Duif (Afkomst der tamme), 35.
   (Rassen van de tamme), 31.
   (Verschillen in de rassen der tamme), 32.
Duif (Wilde), blz. 33.
  (Kenmerken van de wilde), 173.
Duiven met bevederde pooten, 22.
    korte bekken, 22.
    lange bekken, 22.
  (Vlies tusschen de teenen bij), 158.
Dziggetai, 177.


 E.

Eciton, 250.
Edwards (Milne), over volbloedpaarden, 178.
  over de werktuigen des diers, 129.
Eekhoorn, 193.
  (Vliegende), 193.
Eend (Vleugels en pooten van de wilde), 20.
Eendemossel, 166.
Eenden, 29.
Equus hemionus, 177.
Eik (Soorten of rassen van den), 61.
Ekster in Noorwegen, 227.
Elliot (W.), 31.
Embryo (Veranderingen in het), 21.
Embryoos (Kieuwen van), 205.
Engidae, 171.
Epidemiën, 80.
Erfelijkheid, 22.
  (Wetten der), 23.
Eijerlegger, 172.
Ezel, 28.


 F.

Fabre, over Trachites nigra, 234.
Falco tinnunculus, 197.
Falconer, over planten in Indie, 75.
Forbes, over schelpen, 146.
   zeedieren, 188.
Formica flava, 251.
  fusca, 235, 236, 237.
  rufescens, 235, 237.
  sanguinea, 235, 236.
Fregata, 199.
Fregatvogel, 199.
Fries, over planten, 67, 68.
Fulica, 199.
Fuut, 198, 199.
[ 259 ]  G.

Galeopithecus, blz. 194.
Gallinula chloropus, 199.
Gallus bankiva, 29.
Ganoiden, 120.
Gärtner, over sleutelbloemen, 61.
    stuifmeel, 110.
Gebruik en het onbruik (Het), 148.
Geschiktheid (Wederkeerige), 71.
Geslachten (Veelvormige), 57.
Geslachtkenmerken, 169.
Gewoonte, 156.
  (Invloed der), 53.
Gewoonten (Veranderde), 199.
Gezigtzenuw bij gelede dieren, 200.
Gib, 35.
Gier (Kop van den), 212.
Giraffe (Staart van de), 209.
Goethe, over het evenwigt, 161.
Gosse, over muildieren met strepen, 178.
Gould, over de kleur der vogels, 146.
Grallatoren, 199.
Gray (Asa), over eenen basterd-hemionus, 179.
  over boomen van Amerika, 113.
  over inheemsche planten, 128.
  strepen bij den koeagga, 177.
  over den koekoek, 232.
Groepen ondergeschikt aan groepen, 69.


 H.

Haan (Haarbos op de borst van den kalkoenschen), 102.
  (Kop van den kalkoenschen), 212.
Harddravers, 25.
Hazewind, 27, 30.
Hearne, over een zwemmenden beer, 198.
Heek (Oswald), over de flora van Madeira, 120.
Herbert (W.), over de mededinging, 72.
Herhaling (Vegetatieve), 163.
Herten met een half gewei, 158.
Heusinger, over vergiften, 21.
Hieracium, 57.
Hilaire (Isodore Geoffrey Sr.), over de betrekkingen der deelen tot elkander, blz. 21
  over het evenwigt, 161.
     monsters, 17, 158.
     veranderlijke deelen, 163.
     verschillende werktuigen, 169.
Hippobosca, 76.
Hoen (Wilde indische), 29.
Hoenders met kuiven, 161.
  worden nooit broedsch, (Sommige), 41.
Holzadigen, 160.
Hond (Afkomst van den), 29.
  (King Charles), 46.
  (Staart van den), 210.
Honden (Haar en tanden van), 158.
  (Jonge), 228, 231.
  (Kaalhuidige), 21.
  (Kruisingen van), 30, 229.
  (Staande), 230.
Honigbij (Angel van de), 216.
  (Cellenbouwen der), 240.
Hooker, over boomen van Nieuw Zeeland, 112.
   over dennen uit zaad, 155.
     zaadkorrels, 159.
Horner, over Egypte, 28.
Houtduif (Kleine), 34.
Huber (Pierre), over het instinkt, 223.
  over Melipona domestica, 242,
  over mieren, 235, 237.
Huisdieren bij Wilden, 45.
  (Mannetjes der), 23.
Hulst, 105.
Hunter, over bijkomende sexuele kenmerken, 165.
Huxley, over de voortteling, 113.
Hydra, 204.
Hydrophylus, 88.
Hymenoptera, 172.


 I.

Ichneumon, 215.
Ibla, 162.
Ilex, 105.
Incarnaatklaver, 106.
Insekten van Madeira, 60.
    Noord Amerika, 59.
  (Geslachtlooze), 247.
[ 260 ] Insekten (Kaken van), blz. 98.
  (Onvruchtbare), 247.
  (Onzijdige), 207.
Instinkt en gewoonte, 223.
  (Graden in het), 225.
  (Wijzigingen van het), 224.


 K.

Kaardebol (Wilde), 41.
Kakkerlak, 87.
Kalkoenen (Jonge), 231.
Kamrat, 151.
Kat (Staart van de), 215
Katten met blaauwe oogen, 21.
  van zuiver ras, 52.
  (Doove), 158.
  (Driekleurige), 158.
Kattywarpaard, 177.
Kenmerken, (Bijkomende sexuele), 165.
  (Terugkeer tot voorouderlijke), 36, 175.
  (Uiteenspreiding der), 124.
  (Uitwendige), 49.
Keus (Eene goede), 45.
  (Omstandigheden die gunstig zijn voor de), 51.
  (Onopzettelijke), 46.
  (Sexuele), 99.
Kevers (Pooten van), 171.
Kiekens (Jonge), 231.
Kirby, over de tarsi van kevers, 149.
Kiwi, 195.
Klapekster, 197.
Klaver (Roode), 84, 106.
Klawieren aan de takken, 211.
Kleuren (Veranderingen van de), 147,
Klimaat (Het gewennen aan het), 154.
  (Invloed van het), 79.
Klipduiven, 34,
Knaagdieren in holen, 151.
Knight (Andrew), over manwijven, 108.
  over het voedsel, 17.
Koekoek (Instinkt van den), 232.
Koelan, 177.
Koet, 199.
Kölreuter, over meeldraden, 110.
Konijn (Wilde), 29.
Konijnen (Jonge), 230.
Kool, 161.
  (zaailingen van), 111.
Koolmees, 197.
Koolraap, 173.
Korhoen, blz. 96.
Kraai in Egypte (Bonte), 227.
Krokodillen (Vechtende), 100.
Kropper, 32.
Kroppers (Staartpennen van), 173.
Kruising, 108.
  (Onderlinge), 116.
Kunstkeus, 40.
Kruisbessen, 44.
Kwartelkoning, 199.


 L.

Lagopus mutus, 60, 96.
  scoticus, 60, 96.
Lanius, 197.
Larven (Spieren van), 57.
Leeuw (Manen van den), 100.
Leeuwebek, 175.
Leguminosen, 104.
Leontodon taraxacum, 88
Lepidoptera 151.
Lepidosiren, 120.
Lepsius, over tamme duiven, 38.
Leven van vele wezens bij elkander, 81.
Levensvoorwaarden (Veranderingen der), 93.
Licht (Aberratie van het), 216.
Ligging (Afgezonderde), 119.
Linnaeus, over de toeneming in getal, 74.
Livingstone, over tamme rassen, 45.
Lobelia fulgens, 84, 111.
Lubbock, over de zenuwen van de schildluis, 57.
Lucas (Prosper), over erfelijke afwijkingen, 22.
Lijster (Groote), 87.
Lyell (Charles), over de mededinging, 72.


 M.

Madeliefje, 159.
Maki (Vliegende), 194.
Malthus (Leer van), 13, 74.
Marentak, 11.
Manwijven, 113.
Marshall, over de schapen in Yorkshire, 51.
Martin, over het paard, 178.
[ 261 ] Matteucei, over elektrieke werktuigen, blz. 207.
Mededinging, 89.
Meeuwtje, 32.
Melipona domestica, 242, 244.
Membrana nictitans, 151.
Mensen (Vrees voor den), 227.
Merinoschapen in Saksen, 42.
Mestkever, 149.
Middelen ter beteugeling, 85.
Mieren die bladluizen melken, 226.
  (onderscheid in onvruchtbare), 253.
  (Onzijdige), 251.
  (Slavenmakende), 235.
Miller, over het bouwen der cellen, 243.
Mollusca, 196.
Mons (van), over peren en appels, 40.
Monumenten van Egypte, 28.
Mops, 27.
Morton's (Lord) basterdkoeagga, 179.
Mosterd, 87.
Mozart (Pianospelen van), 224.
Müller, over jonge dieren, 20.
Murray (C.), 31.
Mustela viton, 193.
Myrmecocystus, 250.
Myrmica, 251.


 N.

Natura non facit saltum, 254.
Natuur (Opene plaatsen in de huishouding der), 121.
Natuurkeus, 71.
  (Gunstige omstandigheden voor de), 114.
Newman, over aardhommels, 85.
   katten, muizen en aardhommels, 85.
Neigingen (Aangeborene), 103.


 O.

Olifant (Voortplanting van den), 74.
Olm, 153.
Onderscheid tusschen rassen en soorten, 59.
Onites aplles, 149.
Onveranderlijkheid, 55.
Onveranderlijkheid (Generatieve), blz. 168.
Onvruchtbaarheid, 19.
Oog, 201.
Ooren (Hangende), 21.
Orchideën, 84.
Orchis, 208.
Orthospermae, 160.
Ossen (Hoorns van), 248.
Otis, 149.
Overeenkomst tusschen soorten en rassen, 69.
Overerving, 170.
Overgangrassen, 185.
Overgangtoestanden, 204.
Ovipositor, 172.
Owen, over de armen van den orang oetan, 164.
  over de bewerktuiging, 163.
   elektrieke visschen, 207.
   vogels, 148.
   de zwemblaas, 205.


 P.

Paard (Afkomst van het), 29.
Paardebloem, 88.
Paarden en runderen in Paraguay, 83.
Paarden (Gestreepte), 176.
Paardeluis, 76.
Paarden en koeijen (Verwilderde), 75.
Paauwstaart, 32.
Paley, over werktuigen die pijn veroorzaken, 216.
Panorpa, 204.
Papilionaceën, 110.
Paradisea, 100.
Paradijsvogel, 100.
Parelhoen, 28.
Parus major, 197.
Patrijshond in Spanje, 46.
Peer (Brusselsche), 47.
Pelargonium, 160.
Pentalasmis anatifera, 166.
Peren (Kweeken van), 47.
Peulvruchten, 104.
Picus, 198.
Pierce, over wolven, 103.
Pingoein, 195.
Pinus sylvestris, 82.
Planten en dieren van Nieuw Zeeland, 216.
Planten van de Kaap de Goede Hoop, 48, 123.
  van Nieuw Holland, 48.
[ 262 ] Planten (Verloopende), blz. 146.
  (Verwoesting van jonge) door slakken en insekten, 78
  (Zoutminnende), 65.
Plinius, over de peer, 47.
  over kruisingen, 45.
  over tamme duiven, 38.
Podiceps, 198, 199.
Poedel, 27.
Polyandria, 163.
Polyerges rufescens, 235, 237.
Polymorphisch, 57.
Poole, over indische paarden, 177.
Postduif, 31.
Primula veris, 61.
  vulgaris, 61.
Procellaria, 198.
  glacialis, 76.
Proteolepas, 162.
Proteus anguineus, 153.
Provenceroos, 47.
Puffinaria berardi, 198.
Pyrgoma, 166.


 Q.

Quercus pedunculata, 61.
  robur, 61.


 R.

Raadsheer, 32.
Raap, 173.
  (Zweedsche), 173.
Raia, 207.
Rankpootigen, 113, 162.
  (Gesteelde), 206.
  (Zittende), 206.
Ras (Bepaling van het woord), 55.
Rassen zijn wordende soorten, 63.
  (Afkomst van sommige tamme), 28.
  (Geographische), 59.
  in het bezit van wilde volken (Tamme), 49.
  verschillen meer dan wilden, (Tamme), 16.
  zijn nuttig voor den mensch, (Tamme) 41.
  (Twijfelachtige), 59.
  (Verschillen in de tamme), 26.
  (Vruchtbaarheid van), 37.
Rat, 87.
Ratten en muizen, blz. 155.
Ratelslang (Gifttand van de), 215.
  (Ratel van de), 215.
Regtzadigen, 160.
Rendier, 28.
Rengger, over vliegen die zoogdieren dooden, 83.
Reptilen (Vliegende), 196.
Rhea americana, 76.
Rhea Darwini, 234.
Richardson (J.), over den eekhoorn, 193.
Ringduif, 34.
Rog, 207.
Rollin, over muildieren, 178.
Roodhoen, 96.
  (Schotsche), 60.
Rosa, 57.
Rotshaan, 100.
Roy (le), over eenen basterdwolf, 229.
Rubus, 57.
Rund (Hoorns van het), 24.
  (Kleur van het), 213.
Runderen met korte hoorns, 25.
Rupicola crocea, 100.


 S.

Sarcoramphus gryphus, 76.
Saurophagus sulphuratus, 197.
Schaaldieren, 196.
Schapen (Rassen van), 190.
  (Witte), 21.
Schedels (Naden in de), 212.
Schermdragers, 159.
Schildluis, 57.
Schildvleugeligen, 66.
  van Madura, 150.
Schiödte, over grotdieren, 152.
Schlegel, over ingewanden der slangen, 158.
Schoftkruis, 176.
Schorpioenvlieg, 204.
Schouderstreep, 176.
Schubvleugeligen, 151.
Sebright (John), over duiven, 42.
    over kruisingen,31.
Silliman, over blinde dieren, 152.
Sitta europaea, 198.
Sleutelbloem, 61.
Slink, 32.
Sluipwesp, 215.
Smith (F.), over mieren 235, 236, 251.
Smith (Hamilton), over paarden, 178.
Sneeuwhoen, 60, 96.
[ 263 ] Snuitkever, blz. 96.
Sommerville (Lord), over het fokken van schapen, 42.
Soort (Bepaling van het woord), 55.
  bepaalt de andere (de eene), 84.
  verdringt de and. (de eene), 87.
Soorten, rassen en individuele verschillen, 63.
  van groote geslachten, 65.
  van kleine geslachten, 65.
  zijn blijvende rassen, 67.
  (Heerschende), 64.
  (Naverwante), 65.
  (Twijfelachtige), 59.
  (Uitsterving der), 122.
Soortkenmerken, 169.
Spechten van la Plata, 198.
Sphegidae, 234.
Sprengel (C.C.), over bloemen, 160.
    zelfbevruchting, 111.
Sprinkhanen, 86.
Standelkruid, 208.
Steltloopers, 199.
Stormvogel, 198.
Struisvogel, 149, 195.
  (Zuid-amerikaansche), 76.
Strijd voor het bestaan , 70.
     (Noodzakelijkheid van den), 73.


 T.

Tandon (Moquin), over strandplanten, 147.
Tarwe, 86.
Tausch, over zaadkorrels, 160.
Taxisboom, 197.
Taxus baccata, 197.
Tegetmeier, over was en honig, 244.
Tempels (Oude) in Amerika, 85.
Tetrao tetrix, 96.
Thwaites, over boomen op Ceylon, 155.
Torenvalk, 197.
Thrachites nigra, 234.
Trap, 149.
Trekossen in Zuid Afrika, 45.
Trekpaarden, 25.
Trifolium incarnatum, 107.
  pratense, 84, 106.
Troglodytes aedon, 255.
  europaeus, 255.
Tuimelaar (Kortbekkige), blz. 31.
Turdus musicus, 87.
Turdus viscivorus, 87.
Tusschenrassen, 187.


 U.

Umbelliferae, 159.
Uijers van koeijen en geiten, 21.


 V.

Vacht in de koude (Dikke), 147.
Varkens (Witte), 21.
Veldvlieger, 35.
Verander, in den tammen staat, 20.
Veranderingen van sommige deelen, 213.
Veranderlijkheid, 55.
Vermeerdering (Beletselen v. de), 77.
Verscheidenheden (Plotseling ontstaan van nuttige), 41.
Verloopers, 19.
Verschillen (Individuele), 56.
Vetgans, 195.
Viola tricolor, 84.
Viscum album, 11.
Viooltje (Bloemen van het), 44.
  (Driekleurig), 84.
Visschen (Electrieke), 207.
  (Glansschubbige), 120.
  (Vliegende), 196.
Vleermuis (Vleugel van de), 214.
Vliegenvanger (Braziliaansche), 197.
Vliesvleugeligen, 172.
Vlinderbloemen, 110.
Vogelbekdier, 120.
Vogellijm, 11, 73.
Vogels van de Galapagos-eilanden 60.
  van Noord Amerika, 59.
  (Bek van jonge), 98.
  (Bruiloftskleed der), 248.
Voortteling in den tammen staat, 18.
Voorttelingstelsel (Invloed der levensvoorwaarden op het), 53.
Vorm (Terugkeeren tot den voorouderlijken), 24.
Vormen (Belangrijke), 58.
  (Twijfelachtige), 61.
Vuurlanders, 47.

Vruchtvleesch (Kleur van het), 209.
[ 264 ]
 

 W.

Waterdieren (Staart van), blz. 210.
Waterhouse, over buideldieren, 129.
  over cellen van ogen, 241.
  over kenmerken, 165.
  over de veranderlijkheid, 164.
Waterhoen, 199.
Waterkever, 88.
Waterspreeuw, 198.
Watertorren (Vechtende), 100.
Watson, over planten van de Azoren, 155.
Weekdieren, 196.
Werktuigen van weinig belang, 209.
  (Zamengestelde), 200.
Wintereik, 61.
Westwood, over insekten, 67.
  over kevers, 171.
Weverskaarde, 41.
Winterkoningje, 255.
Wollaston, over de kleur der insekten, 146.
  over fossile slakken, 63.
    insekten, 60.
    kevers v. Madeira, 150.
Wijzigingen (Erfelijke), blz. 22.
  (Nuttige), 211.


 Y.

IJsstormvogel (Noordsche), 76.
IJsvogel, 197.
Youatt, over de kunstkeus, 42.


 Z.

Zaailingen, 19.
Zalm (Kaak van den), 248.
Zalmen (Vechtende), 100.
Zandwesp, 234.
Zanglijster, 87.
Zeepuist, 189.
Ziekten (Erfelijke), 24.
Zoetwaterplanten, 65.
Zoetwaterpolyp, 204.
Zomereik, 61.
Zoogdieren van Engeland, 30.
Zwemblaas, 204.
Zijdevrucht, 208.
Zijdeworm, 24.

 

 —————