De Blijde Wereld/Jaargang 13/Nummer 20/Extatische onzin
‘Extatische onzin’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit De Blijde Wereld, jaargang 13, nummer 20 (26 februari 1915), [p. 2]. Publiek domein. |
[ 2 ]
- Extatische onzin.
„Eenheid“ is een Weekblad voor Maatschappelijke en Geestelijke Stroomingen; men vindt er vooral stroomingen buiten de oevers in; het buitengewone is voor velen het aantrekkelijke, daar zoekt men de waarheid en de schoonheid. Inderdaad zijn deze niet aan de bedding van het traditioneele en conventioneele gebonden; ook het heel leelijke en dwaze is echter ongewoon. Zoo lezen we in „Eenheid“ soms beschouwingen, die frisch, origineel, wijs en schoon zijn. Maar vaak lezen we ook ontboezemingen, die ons voor de keuze stellen te twijfelen aan het eigen gezonde verstand of aan de toerekenbaarheid van den schrijver en die keuze is spoedig beslist. Zoo staat weer in het laatste nummer van dit weekblad een gemoedsuitstorting van een verliefd mensch, die de waarheid bevestigd van het oude, woord: verliefdheid is een korte razernij. Het is opgedragen aan Haar. Die kapitale letter is welsprekend en zegt meer dan het volgende. Daarin wordt Haar liefde geteekend als koninklijk, hemelsblauw, als zonlicht; zij is zoo zoet, is warm en van velerlei beweging. Zij is als wit, wanneer alle kleuren ontroerd zijn en te zamen wit licht vormen.
Wij snappen dit niet recht, maar deze taal is dan ook van ongewonen oorsprong. Een nieuw gedeelte van deze verheerlijking der liefde voor Haar begint toch met: „Ik spreek. Deze taal is gemaakt uit de levenslucht uwer liefde”. We kennen dit fabrikaat niet en zijn zeker daardoor niet in staat, om het recht te waardeeren. De schrijver verduidelijkt echter: „Dit is dan de taal, wanneer men onder puinhoopen vandaan gehaald wordt en komt in het klare hemellicht en dat dan drinkt, drinkt, drinkt....” Wanneer onze lezers onder een puinhoop mochten vandaan komen en dan nog asem genoeg hebben, om te spreken, hopen we verstaanbaarder taal te hooren; anders zouden we vreezen dat hun hersenpan onder het puin een leelijke deuk gekregen heeft. Om de stof uit de keel te verdrijven is echter wat drinken zeker niet slecht.
„En nu zeg ik tot de heele wereld: drink!”
We begrijpen er zooveel van, dat deze schrijver dronken van verliefdheid is en daarom wat bazelt. Misschien, dat zijn meisje het mooi vindt, misschien denkt ze wel: Malle jongen! Waarom moet echter deze onzin gedrukt worden? Van het verhevene tot het belachelijke is maar één stap, maar hier hebben ze elkander ontmoet en zijn ze elkander in de armen gevallen. We gelooven graag, dat deze Theo, die precies 10 Febr. in Tilburg zoo aan het raaskallen sloeg, heel veel van zijn meisje houdt, maar laat hij zijn minnebrieven toch in een gesloten enveloppe aan Haar zenden en dit plechtstatige gestamel, dezen poespas van verhevene en onsamenhangende woorden niet in de krant zetten. Glossolatie aanhooren, dat gaat nog; maar glossolalie lezen, dat wekt niets dan lachlust. „Eenheid” zal er aan winnen, wanneer het voortaan geen zielekreten, visioenen en poëtische wartaal meer opneemt.