De Génestet/Aan een Hollandschen knaap
← In de huiskamer | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Paradox → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
LVIII.
AAN EEN HOLLANDSCHEN KNAAP.
Jongen, reeds met tintlend oog
Ziet gij smachtend op,
Naar dien preekstoel, steil en hoog,
Uwer wenschen top?
Ziet gij smachtend op,
Naar dien preekstoel, steil en hoog,
Uwer wenschen top?
Lacht u 't zalig denkbeeld aan,
Ook eena deftig dáár
Hoog en gansch alleen te staan
Neerziende op de achaar?
Ook eena deftig dáár
Hoog en gansch alleen te staan
Neerziende op de achaar?
Op de schare saamgestroomd,
Zeker, aan uw voet;
Want van leege kerken droomt
Nooit een vroom gemoed!
Zeker, aan uw voet;
Want van leege kerken droomt
Nooit een vroom gemoed!
Kleuter van een Redenaar,
Oefent ge u misschien
Reeds in 't plechtig handgebaar,
Ginder afgezien?
Oefent ge u misschien
Reeds in 't plechtig handgebaar,
Ginder afgezien?
Doet ge al soms tot eigen schaê,
Jeugdige alias,
[ 340 ]Uw geliefden Preeker na
Voor het spiegelglas?
Jeugdige alias,
[ 340 ]Uw geliefden Preeker na
Voor het spiegelglas?
Kweekt gij reeds dien preektoon, die,
Eenig in zijn soort,
Vaderlandsche oratorie
Kenmerkt en — vermoordt?
Eenig in zijn soort,
Vaderlandsche oratorie
Kenmerkt en — vermoordt?
En verkondt je moeder al
Met een lach, vol vree,
Wat er van u worden zal,
Zegge: een Dominé.... —
Met een lach, vol vree,
Wat er van u worden zal,
Zegge: een Dominé.... —
Hoor dan, kind, en overleg
Eens dit hartig woord:
Op een gansch verkeerden weg
Dwaalt ge: ga niet voort!
Eens dit hartig woord:
Op een gansch verkeerden weg
Dwaalt ge: ga niet voort!
Weet het: Eerzucht, IJdelheid
Lokte al meer dan een,
– Dikwijls werd de fout beschreid!
Naar dien preekstoel heen.
Lokte al meer dan een,
– Dikwijls werd de fout beschreid!
Naar dien preekstoel heen.
IJdelheid, door ouderzwak
Roekloos aangespoord;
(Schoon de zoon in vaders vak
Meer had thuis gehoord!)
Roekloos aangespoord;
(Schoon de zoon in vaders vak
Meer had thuis gehoord!)
Eerzucht, die het moeilijkst ambt, —
Bron van strijd en leed
Voor wie de echte kroon bekampt! —
Licht hem tellen deed!
Bron van strijd en leed
Voor wie de echte kroon bekampt! —
Licht hem tellen deed!
IJdelheid, die schittren wou,
Met.... „een mooie preek,"
Zwaaien met een priestermouw,
Heerschen met — een steek!
Met.... „een mooie preek,"
Zwaaien met een priestermouw,
Heerschen met — een steek!
Zeg mij, jongen, gul en goed,
Wat is 't dat uw oog
Van verlangen schittren doet,
Opziend naar zoo hoog?
Wat is 't dat uw oog
Van verlangen schittren doet,
Opziend naar zoo hoog?
En — mistrouw mij dat gevaart',
Die verhevenheid!
Die 't eenvoudig hart bezwaart,
De' ootmoed strikken spreidt!
Die verhevenheid!
Die 't eenvoudig hart bezwaart,
De' ootmoed strikken spreidt!
Weet het, nergens dreigt gevaar,
De' arme sterveling,
Als juist op die hoogte daar!
In dien tooverkring!
De' arme sterveling,
Als juist op die hoogte daar!
In dien tooverkring!
Ach, zoo licht, wat vrome zin
Ook zijn hart behoed',
Sluipt er mee de Satan in,
Die hem Rabbi" groet!
Ook zijn hart behoed',
Sluipt er mee de Satan in,
Die hem Rabbi" groet!
Die, terwijl hij de' ootmoed preekt,
— IJdel Adamskind!
In zijn ziel de hoogmoed kweekt
En — zijn oog verblindt!
— IJdel Adamskind!
In zijn ziel de hoogmoed kweekt
En — zijn oog verblindt!
Die, mijn jongen, licht ook nu
Reeds uw hart belaagt,
Waar hij, in uw droomen, u
Op die hoogte draagt....
Reeds uw hart belaagt,
Waar hij, in uw droomen, u
Op die hoogte draagt....
Ken n-zelf dan, ken uw waan,
En wat groot u schijn',
Weet, dat wie zoo hoog zal staan
Meer dan kleen moet zijn!
En wat groot u schijn',
Weet, dat wie zoo hoog zal staan
Meer dan kleen moet zijn!