De Génestet/De heiden-apostel
← Uit de kindschheid | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Leuze voor waarheidzoekenden → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
DE HEIDEN-APOSTEL
Paulus, waarheen? — ’k Ga de wereld bekeeren;
Liefde voortaan is het groote gebod!
— ’t Zweet dekt uw voorhoofd, Apostel des Heeren!
Rust hier een wijle, bij ’t feestljk genot....
Neen, ik moet heen, ’k ga de wereld bekeeren
Liefde voortaan is het groote gebod!
Liefde voortaan is het groote gebod!
— ’t Zweet dekt uw voorhoofd, Apostel des Heeren!
Rust hier een wijle, bij ’t feestljk genot....
Neen, ik moet heen, ’k ga de wereld bekeeren
Liefde voortaan is het groote gebod!
Paulus waarheen? — ’k Ga den volkren verkonden
Broederschap, waarheid, gerechtigheid, vreê!
— Toef! hier bij ons wordt de vrede gevonden;
Schoonheid en kunst deelt haar zegen u .......
Neen, ik moet heen, ’k ga den volkren verkonden
Broederschap, waarheid, gerechtigheid, vreê!
Broederschap, waarheid, gerechtigheid, vreê!
— Toef! hier bij ons wordt de vrede gevonden;
Schoonheid en kunst deelt haar zegen u .......
Neen, ik moet heen, ’k ga den volkren verkonden
Broederschap, waarheid, gerechtigheid, vreê!
Paulus, waarheen? — ’k Ga den stervling bereiden
’t Spoor naar den hemel, het zalige land!
-Hemelwaarts kan slechts de Roem ons geleiden,
o, Grijp de luit en zij reikt u de hand....
Neen, ik moet heen, ’k ga den stervling bereiden
’t Spoor naar den hemel, het zalige land!
’t Spoor naar den hemel, het zalige land!
-Hemelwaarts kan slechts de Roem ons geleiden,
o, Grijp de luit en zij reikt u de hand....
Neen, ik moet heen, ’k ga den stervling bereiden
’t Spoor naar den hemel, het zalige land!
Paulus, waarheen? — ’k Breng het landvolk den zegen,
Zegen van Hem Die geen kleenen veracht!
[ 290 ]— Beef! in ’t gebergt grimt de roover u tegen;
’t Woudgediert brult in den donkeren nacht....
Neen, ik moet heen, ’k breng het landvolk den zegen,
Zegen van Hem, die geen kleenen veracht!
Zegen van Hem Die geen kleenen veracht!
[ 290 ]— Beef! in ’t gebergt grimt de roover u tegen;
’t Woudgediert brult in den donkeren nacht....
Neen, ik moet heen, ’k breng het landvolk den zegen,
Zegen van Hem, die geen kleenen veracht!
Paulus, waarheen? — In de pestlucht der steden
Prediken: Reinigt de harten in God!
— o, Vrees den moedwil ontuchtiger zeden,
o, Vrees den lach vol luidruchtigen spot....
Neen, ik moet heen, in de pestlucht der steden
Prediken: Reinigt de harten in God!
Prediken: Reinigt de harten in God!
— o, Vrees den moedwil ontuchtiger zeden,
o, Vrees den lach vol luidruchtigen spot....
Neen, ik moet heen, in de pestlucht der steden
Prediken: Reinigt de harten in God!
Paulus, waarheen? — Waar ik tranen zie vlieten!
’t Zuchten der armen heeft de Almacht gehoord.
— o, Vrees den rjkaard, gestoord in ’t genieten
Vrees ook den arme, gewekt door uw woord....
Neen, ik moet heen, waar ik tranen zie vlieten!
’t Zuchten der armen heeft de Almacht gehoord.
’t Zuchten der armen heeft de Almacht gehoord.
— o, Vrees den rjkaard, gestoord in ’t genieten
Vrees ook den arme, gewekt door uw woord....
Neen, ik moet heen, waar ik tranen zie vlieten!
’t Zuchten der armen heeft de Almacht gehoord.
Paulus, waarheen? — Naar verwijderde kusten,
Sterken der vrienden bezwijkenden moed!
— Mag na den strijd dan de strijder niet rusten?
Doofden noch rampen, noch jaren uw gloed ?....
Neen, ik moet heen naar verwijderde kusten,
Sterken der vrienden bezwijkenden moed!
Sterken der vrienden bezwijkenden moed!
— Mag na den strijd dan de strijder niet rusten?
Doofden noch rampen, noch jaren uw gloed ?....
Neen, ik moet heen naar verwijderde kusten,
Sterken der vrienden bezwijkenden moed!
Paulus, waarheen? — ’k Ga tirannen braveeren,
Geesels der volkren in boeien gekneld!
— Priesteren zullen u ondergang zweren!
Sidder, het Bijgeloof heult met Geweld!.....
Neen, ik moet heen, ’k ga tirannen braveeren,
Geesels der volkren in boeien gekneld!
Geesels der volkren in boeien gekneld!
— Priesteren zullen u ondergang zweren!
Sidder, het Bijgeloof heult met Geweld!.....
Neen, ik moet heen, ’k ga tirannen braveeren,
Geesels der volkren in boeien gekneld!
Paulus, waarheen? — Van mijn Meester getuigen,
Waarheid verkonden voor richtstoel en troon!
— Zacht, voor de Wet leer u plooien en buigen;
Redenaarswijsheid bedekk’ haar den hoon!....
Neen, ik moet heen, van mijn Meester getuigen,
Waarheid verkonden voor richtstoel en troon!
[ 291 ]Waarheid verkonden voor richtstoel en troon!
— Zacht, voor de Wet leer u plooien en buigen;
Redenaarswijsheid bedekk’ haar den hoon!....
Neen, ik moet heen, van mijn Meester getuigen,
Waarheid verkonden voor richtstoel en troon!
Paulus, waarheen? — Daar gij ’t zwaard ziet geheven!
’t Zwaard mijner beulen! dáár wacht mij de Heer.
— O spreek één woord, en gered is uw leven!
O, zeg één woord, en vraag rijkdom en eer !....
Neen, ’k breng mijn hoofd, waar gij ’t zwaard ziet geheven,
’t Zwaard mijner beulen! dáár wacht mij de Heer.
’t Zwaard mijner beulen! dáár wacht mij de Heer.
— O spreek één woord, en gered is uw leven!
O, zeg één woord, en vraag rijkdom en eer !....
Neen, ’k breng mijn hoofd, waar gij ’t zwaard ziet geheven,
’t Zwaard mijner beulen! dáár wacht mij de Heer.
Paulus, waarheen? — ’k Ga den Hemel beërven:
Ginds wacht de kroon na den strijd van mijn lot!
— Vrucht draagt uw voorbeeld, uw leven, uw sterven;
Wij op uw graf knielen neêr voor uw God.
Ja, ik vaar op, ’k ga den Hemel beërven:
Ginds wacht de kroon na den strijd van mijn lot!
Ginds wacht de kroon na den strijd van mijn lot!
— Vrucht draagt uw voorbeeld, uw leven, uw sterven;
Wij op uw graf knielen neêr voor uw God.
Ja, ik vaar op, ’k ga den Hemel beërven:
Ginds wacht de kroon na den strijd van mijn lot!
(BÉRANGER.)