De Génestet/Monisme
← Dualisme | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Nimium nocet → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
XXIV.
MONISME
Driemaal heb ik ’t Boek verslonden,
Veertien dagen lang geloofd:
’t Groot Raadsel is gevonden,
Schoon ’t mij duizelde in het hoofd.
Toen – liet ik mijn vleuglen hangen,
Als een vliegje voelde ik me in
’t Onontkoombaar web gevangen
Van een ijslijk groote spin;
’k Voelde levend mij verslinden
Door dien machtigen Monist ....
En zoo ’k hier mijn heil moest vinden
Waar ’k nog liever Dualist!
Veertien dagen lang geloofd:
’t Groot Raadsel is gevonden,
Schoon ’t mij duizelde in het hoofd.
Toen – liet ik mijn vleuglen hangen,
Als een vliegje voelde ik me in
’t Onontkoombaar web gevangen
Van een ijslijk groote spin;
’k Voelde levend mij verslinden
Door dien machtigen Monist ....
En zoo ’k hier mijn heil moest vinden
Waar ’k nog liever Dualist!
Het Boek, waarvan in dit gedichtje (geen verdichtsel!) sprake is, kan natuurlijk geen ander zijn dan het zeer merkwaardig geschrift des Leidschen Meesters: De vrije wil."
Deze aanteekening is dus voor de meesten mijner lezers overbodig.
Broeder Leek, evenwel, voor wien ze niet te veel, maar te weinig zegt tot recht verstand van ons rijmpje, verg. Dr. PIERSON's opstel in de Gids, Mei 1869: „Het monisme van Prof. Scholten.”