De Gooi- en Eemlander/Jaargang 22/Nummer 43/Maandagavond trad in het Concertgebouw op

‘Hilversum, 28 October 1893. Maandagavond trad in het Concertgebouw alhier de jeugdige viool-virtuoos Bronislaw Hubermann […] op. […]’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Gooi- en Eemlander, zaterdag 28 oktober 1893, [p. 1]. Publiek domein.

[ 1 ] — Maandagavond trad in het Concertgebouw alhier de jeugdige viool-virtuoos Bronislaw Hubermann voor een talrijk publiek waaronder velen uit de naburige gemeenten, op. De faam van een wonderkind te zijn, was hem vooruitgevlogen, en men verwachtte dus wel iets buitengewoons, maar toch zal bij menigeen die verwachting gemengd zijn geweest met eenig vermoeden of eenige vrees, dat ook hier de reclame met hare gewone overdrijving niet buiten spel zou zijn gebleven. Ongetwijfeld zag men dan ook met eenig ongeduld de verschijning van den knaap te gemoet, nadat mej. Dyna van der Hoeven (optredende in plaats van mevr. Mossel, die door ongesteldheid verhinderd was) niet onverdienstelijk eene Nocturne van Chopin en Novellette E-dur van Schumann op den klankrijken vleugel had voorgedragen.
 Daar trad de knaap op: eenvoudig, zonder eenige pretentie, maar ook zonder eenige bedeesdheid, met eene min of meer onbeholpen, of althans weinig afgemeten buiging, zoo als jongens het doen. En nu kreeg men aldra het zware vioolconcert van Mendelssohn te hooren, voorgedragen met zooveel meesterschap over het instrument, zoodanig schoonen toon en zoo veel expressie, dat de aanwezigen, zoowel van verbazing als onder den indruk van het schoone, in roerlooze aandacht luisterden naar den knaap, die, schijnbaar zonder eenige inspanning, en terwijl zijn sprekende oogen nu en dan als achteloos over het publiek dwaalden, deze heerlijke muziek weergaf.
 Jammer, dat de jeugdige virtuoos niet, gelijk in Amsterdam, geaccompagneerd werd door een pianist van erkende bekwaamheid, maar door iemand, die tegen deze moeielijke taak niet was opgewassen.
 In het tweede gedeelte stonden voor den jongen kunstenaar op het programma: „Elegie” van Ernst en „Ballade et Polonaise” van Vieuxtemps. In beide toonde hij opnieuw eene virtuositeit, die niet alleen bewondering afdwong, maar — welk genot is onvermengd? — tot zekeren weemoed stemde, bij het bedenken, hoe velen de beste jaren van hun leven in ijzeren studie moeten doorbrengen, om in de kunst tot eene hoogte te geraken als waartoe deze knaap op eens en als onbewust schijnt opgeheven te zijn. Hem gehoord te hebben, gelijkt — naar de goede uitdrukking van een der aanwezigen — op een droom: men gelooft ternauwernood aan de werkelijkheid.
 Na de Elégie gaf hij, op de langdurige toejuichingen, eene evenzeer kunstvolle toegift, en eenige kunstvrienden vereerden hem een fraai bloemstuk, dat hij blijkbaar met welgevallen in ontvangst nam.
 Zij, die het initiatief namen om hier den jongen Hubermann te doen optreden, verdienen den dank van het kunstminnend publiek.
 Behalve te Hilversum laat de jonge vioolvirtuoos zich in ons land op slechts drie plaatsen hooren.
 Het zou onbillijk zijn, den heer Mossel onvermeld te laten, die met zijn voordrachten op de violoncel zoo waardig het programma hielp voltooien. Heerlijk, afgerond en zuiver is zijn toon, en „Traumerei” van Schumann van hem te hooren was een waar genot, ook het moeielijke „Papillon” van Popper.