De Graaf van Devonshire/Een hoofdstuk zonder handeling

[ 99 ]

V.
Een hoofdstuk zonder handeling.



Mijne lezers verwachten van mij, en met recht, eenig inzicht in den toestand der opgevoerde personen gedurende de nu verloopene maand. Slaan wij daartoe eerst een blik op het landverblijf van Ashridge. Wij zien daar de jeugdige prinses Elisabeth in denzelfden verlaten toestand; geen hoveling of edelman uit de hofstad had het gewaagd, of zijne vrouwelijke betrekkingen willen toestaan, de verbannen zuster der Koningin te bezoeken ook behoefde deze hen niet tot hare verstrooiing en ware het niet dat haar gekrenkt eergevoel leed onder die opzettelijke verwaarloozing, of vrees voor toekomstige vervolging haar ontrust had, dan zeker zoude zij zich, met den geheimen troost van Courtenays liefde, niet ongelukkig gevoeld hebben in deze afzondering, Zij zocht afleiding… neen! meer dan dit; met hooger, met opzettelijker doel legde zij zich toe op de beoefening van elken tak der wetenschappen en schoone kunsten. Zelfs tot de minst vrouwelijke studiën, zooals de bouwkunde, de wiskunst en de werktuigkunde, strekte zich hare zucht tot kennis uit, en in die alle slaagde zij. Soms nam zij penseel of borduurnaald ter hand, en beide behandelde zij met kieschheid en fijnheid van smaak. Eene ongewone gemakkelijkheid in het aanleeren van talen bezittende, sprak en schreef zij de meeste Europeesche talen; het Latijn verstond zij volkomen, en hoewel zij daarin zelden een geregeld gesprek voerde, bediende Zij zich toch later dikwijls in den omgang met geleerden en gemeenzame vrienden van aanhalingen uit Rome’s oude schrij[ 100 ]vers. In onze dagen zoude dit eene belachelijke pedanterie kunnen heeten, maar men bedenke dat het Latijn toenmaals de gemeenzame spraak der vorsten en grooten was. In jeugdiger leeftijd had zij zich somtijds vermaakt met het opstellen van kleine dichterlijke proeven; thans verwierp zij die oefening, nutteloos inderdaad indien het oefening zijn moet, om zich meer bepaald op staaten geschiedkunde toe te leggen.

Met zoovele en zoo uiteenloopende bezigheden bracht Elisabeth de dagen harer eenzaamheid door, slechts somtijds daarvan afgeleid door de brieven van haar geliefde. Nu had zij deze echter sinds eene week niet meer ontvangen. Met bange zorg zag zij, bij een ernstig nadenken over hun wederzijdschen toestand, de toekomst in. Zijn eerste brief, door Staunton zorgvuldig bezorgd, had haar evenwel omtrent Wyatt’s plannen gerustgesteld, daar de Graaf, hetzij uit lichtzinnige geringschatting der wezenlijke gevaren, hetzij uit zucht om voor zijne dame elk wolkje van bekommering te verwijderen, slechts van zijne goede verstandhouding met de Koningin en het hof geschreven, en alles verzwegen had wat haar zoude kunnen ontrusten. Niets verheugde de prinses zoozeer, als de hartstochtelijke genegenheid des volks voor haar Graaf; daarbij liet zij hare gloeiende verbeelding vrij spel in blijde droomen voor de toekomst. Met de onbezorgde vrijmoedigheid eener vorstin, die weet dat ze later vergelden kan, had zij Courtenays aanbod om uit zijne fondsen in hare geldmiddelen te voorzien, aangenomen, en de Graaf, eenmaal die vrijheid verkregen hebbende, voorkwam met angstvallige teederheid elke aanvrage. Zoo konde zij zich van dien kant dus meer onbelemmerd aan hare lievelings-studiën overgeven. Daarbij hield hij telkens aan, om ontheffing van zijn eed, met steeds dringender verzekering van zijn invloed en van de omzichtigheid waarmede hij handelen zou de. Tot hiertoe echter had Elisabeth met groote zelfverloochening dit altijd standvastig geweigerd en hem ernstig aangezet om zich op elke wijze in de gunst der Koningin staande te houden; vandaar dat Devonshire, hoeveel moeite het zijnen rondborstigen aard ook kostte, en hoe vaak hij eene opwellende gedachte terug. dringen moest, zich nog door geene overijlde daad verraden had. Ook is het waar, dat de ridderlijke edelman, zoo hoogst gevoe[ 101 ]lig voor de weinig verwachte gunstbewijzen zijner Koningin; hij, die meestal zonder berekening sprak en handelde naar de opwelling van zijn hart, zich ongemerkt wegsleepen liet tot kleine bewijzen van galanterie en tot hartelijke woorden van ongeveinsde dankbaarheid, waarvan hij den indruk, noch de gevolgen peilde. Maria echter, die inderdaad voor den Graaf een gloeienden hartstocht koesterde, te sterker misschien, naarmate omstandigheden, rang en eigenwaarde haar drongen dien te verbergen, werd er door in het denkbeeld gebracht, dat hij in haar de vrouw beminde, en dat het in hare macht stond om de schroomvallige hulde van den hoveling door een enkel woord in de vurige aanbidding van een gelukkigen minnaar te veranderen. Betreurenswaardige dwaling van het beminnende, vrouwelijke hart, dat maar al te licht gelooft wat het gaarne wenscht; noodlottige strik waarin de schrandere vrouw, de zelfstandige Koningin, evenzeer gevangen wordt als de lichtgeloovigste harer sekse!

Zoo klommen dan ook de macht en de invloed van onzen Graaf met iederen dag; geene gunst, door hem gevraagd, die niet toegestaan; geen voorstel, door hem gedaan, dat niet aangenomen werd. Alom klonk zijn naam als dien eens schutheers van onderdrukten en zwakken, bij volk en adel beiden; geene macht, zelfs niet die des Kanseliers, hoe uitgebreid en gevreesd ook, stond de zijne tegen. Het was alsof Gardiner volkomen instemde met alle plannen van den gunsteling; hij scheen het zich tot eene gewoonte gemaakt te hebben, den Graaf naar de oogen te zien; hij scheen zich te gewennen aan de gedachte, waaraan toen weinige Engelschen meer vreemd waren: de gedachte namelijk, dat Courtenay weldra met de hand der Koningin alle macht in den Staat aanvaarden zoude. En echter, met verder is de planeet Saturnus van de zon verwijderd, dan de Kanselier het was van dit denkbeeld, dat zoovelen als eene zekerheid beschouwden. Gelijk een schrander veldheer trok hij al zijne strijdkrachten langzaam en zonder gerucht in één brandpunt te zamen, om bij een eersten aanval, die beslissend moest zijn, onfeilbaar zeker te wezen van de overwinning. Neen hij verspilde of verzwakte zijn invloed niet in nuttelooze, kleine haakloverijen, door voet voor voet, bij niets afdoende schermutse[ 102 ]lingen zijn aangevallen gezag te betwisten, en eene aanwassende gunst, die in zich zelve de bouwstoffen harer slooping met zich droeg te verontrusten.

»Neen! niet op den persoon des Graven van Devonshire doelde hij in zijn toorn, niet tegen dezen enkelen was zijn staatkundige haat gericht; eene gansche partij, de talrijkste helft der natie, meer dan één doorluchtig hoofd moest in Courtenays val medegesleept worden; daartegen voerde hij strijd! Daarom ried hij omzichtigheid en geene overhaasting; daarom hield hij nog altijd Benefields zelfzuchtige wraakoefening terug; daarom wiegde en bedwelmde hij Darleys vurige driften door sterke beloften van aanzien en macht, en verbood vooralsnog die slang haar slachtoffer te omkronkelen.

Men denke toch niet, dat de staatsman middelerwijl zijne eigene ontwerpen opgaf. Rustig werkte hij voort aan de onderhandelingen met Spanje, luimde ongemerkt elken tegenstand weg, onderhield vriendschap, had samenkomsten met den gezant, en won het Parlement voor het Spaansche huwelijk. Dit alles echter niet geheel zonder voorkennis der Koningin, die zich geliet alsof zij genoegen nam in het voorstel van den Keizer, hetzij in de bewustheid dat, zelfs al ware alles geregeld, ééne enkele onvervulbare clause, door haar licht te verzinnen, het geheele contract in duigen zou kunnen werpen, hetzij om bij eigene handelingen onbelemmerd te zijn en bevrijd van lastige aanzoeken; hetzij omdat zij door de schijnbare aanstalten tot dat huwelijk den geliefde wilde dwingen, zelf tot eene verklaring te komen, die zij tot hiertoe te vergeefs had trachten uit te lokken op gezamenlijke uitstapjes naar Windsor, of bij een kort verblijf te Hampton-court, waar zij dan étiquette en hoofschen dwang verbande — doch altijd zonder gevolg. Devonshire betoonde haar hartstochtelijke trouwen ridderlijke vriendschap, maar met den eerbied van een onderdaan en de angstvallige nauwgezetheid van een hoveling. De Graaf gevoelde zich echter, hoewel de glans van rijkdom en onbetwiste macht hem omgaf, gansch niet gelukkig. De dwang, dien hij zich moest opleggen in zijne betrekking tot Elisabeth; de volstrekte onmogelijkheid waarin hij was om haar te bezoeken — want de Koningin vorderde zijn bijzijn ieder uur, en hij gevoelde te wel het gevaar, [ 103 ]dat er voor hem in lag, om op nieuw door list den argwaan op te wekken verbitterde hem elk genot. Ook de angst bij het denken aan Wyatts ontwerpen, die hij verhinderen, noch aan het licht brengen kon, was een worm die aan zijn hart knaagde, daar zijn geweten hem van halve medeplichtigheid beschuldigde bij het niet ontmaskeren van het booze. De schrik voor den verachten Benefield, wien hij vermoedde dat zijn geheim bekend was, en dien hij met geene billijke reden zonder gevaar meende te kunnen verwijderen; de zonderlinge luim zijner zuster, die al hare vroegere vroolijkheid verloren had, op eens geene bezoekers meer bij zich duldde, en hierdoor aanleiding gaf tot uitleggingen, die haar goeden naam benadeelden, want de sissende lastertongen hadden, zooals Chandos eenmaal voorspelde, dit oogenblik van verjaging afgewacht om haar als eene gevallene, verlatene coquette aan te wijzen; de koel eerbiedige afstand, waarop zich Chandos van hem hield bij elke zijner pogingen om dezen als gemeenzamen vriend te naderen dit alles ontrustte, ontstelde en verwarde zijn geest. Hij gevoelde het somtijds zelf, dat hij gelijk was aan den man, die zich op pas bevrozen water gewaagd heeft en voort moet op de gevaarlijk gladde baan, waaronder eene peillooze diepte grimt, al hoort hij ook krakend bij iedere schrede eene waarschuwende stem, die hem aan zinken herinnert. Vooral hinderde hem het gemis van Staunton, die door eene zonderlinge gunst der Koningin, waarvoor de Graaf geene reden wist te vinden, tot den ridderstand verheven was geworden en als bevelhebber een er bende boogschutters naar het Noorden had moeten vertrekken, ondanks zijne verklaring dat hij van elke eer afstand deed, die hem van zijn meester verwijderde. Dit was de oorzaak der stremming in des Graven briefwisseling, waarvan wij hier boven spraken; hij wist Elisabeth geene tijding te doen toekomen; hij zag niemand om zich, dien hij met zulk eene gewichtige taak belasten kon; In zijne verlegenheid wierp hij het oog op Darley, die met gehuichelde trouw en gehechtheid zich al meer en meer aan zijn bloedverwant vastklampte, doch de Graaf vreesde te veel de droomerige verstrooidheid, waarvan de jonkman bij zijn glurend bespieden den schijn aannam. Ook had Elisabeth, aan wie Staunton van zijn vertrek kennis had gegeven, een tweeden [ 104 ]vertrouweling stellig ontraden; en zoo geschiedde het, dat de arme Courtenay, omgeven van alles wat den levenslust prikkelen kon, doch met den dood in het hart, in eene gedwongene werkeloosheid voor zijne dierbaarste belangen, met diep verborgene bekommering afwachtte wat volgen zou. Het was een bezoek, bij zijne arme min afgelegd, dat hem toevallig gelegenheid gaf. in het huis van Bealow als reddende engel te verschijnen, en deze daad zoude in het vervolg machtig en ontzettend op zijn eigen lot terugwerken; een gevolg, waaraan hij toen evenmin dacht, als het kind dat een schoothondje bevrijdde, bij een tijger opgesloten, er acht op gaf, dat ook het wilde dier daardoor losgelaten werd.