De Katholieke Illustratie/Jaargang 1/Nummer 11/Oost-indische hoen-waaijer
← Emailleren van ijzer | Oost-indische hoen-waaijer (1867)
De Katholieke Illustratie, jrg. 1, nr. 11 (1867), p. 88. |
Vaten zonder duigen → |
Uitgegeven in 's-Hertogenbosch door Administratie van de Katholieke Illustratie (uitg. door Henri Bogaerts). |
[ 88 ] OOST-INDISCHE HOEN-WAAIJER, Men weet dat waaijers uit boombladeren, papier, vederen, taf en andere ligte stoffen vervaardigd worden, en dat het gebruik er van in het Oosten, in Indië en in China van een zeer hooge oudheid dagteekent. Met de paauwen, die in de vijfde eeuw voor Christus in Griekenland begonnen bekend te worden, kwamen tevens de waaijers paauwenvederen, een voortbrengsel der verwijfdheid en weelde van de Klein-Aziatische kustbewoners, in gebruik. Te Athene beschouwde men den waaijer als den scepter der schoonheid, en de Romeinsche dames hielden dien evenzeer in hooge achting. Italië en Spanje kenden en gebruikten den waaijer vroeger dan Frankrijk, Duitschland en Nederland, alwaar hij eerst in de 16e eeuw in zwang kwam. Ook was de waaijer niet zooals de tegenwoordige maar had toen slechts een steel, waaraan een gekleurd kaartenpapier, gewoonlijk met vederen omzet, bevestigd was. Eerst in de 17e eeuw vervaardigde men waaijers van verscheidene op een as zich bewegende staafjes van verschillende grondstoffen, volgens de Chinesche wijze. Onder Lodewijk XIV, waren zij een noodzakelijk artikel van weelde en het hout werd door perlemoer, ivoor, goud, staal en schildpad, en het gekleurde papier door allerlei beeld- en bloemwerk vervangen. Onder het schrikbewind der Fransche republiek moesten ook de aristokratische waaijers verdwijnen, die echter na dat tijdperk weder gebruikt werden, zoowel door de dochters en echtgenooten van democraten als door die van aristocraten.
Zonder het nut der waaijers te willen betwisten, als een schaduwgevend voorwerp voor de gloeijende zonnestralen of als een vuurscherm, in den winter maken wij opmerkzaam op de buitensporigheden van het weelderige en hedendaagsche grillige eener mode.
Op de Parijsche tentoonstelling bevinden zich onder de voortbrengselen der weelde uit Oost-Indië, waar de Europesche mode onder den sterken invloed van het klimaat staat, verscheidene waaijers, welke uit hoenders van de groote en donkerkleurige soorten van dat land, vervaardigd worden. Het dier, nadat men de ingewanden er uitgenomen heeft, wordt daartoe geplet, behalve de borst, hals en kop, die met kurk opgevuld zijn en boven het vlak uitsteken. De pooten zijn op een stang bevestigd, die den steel van den waaijer uitmaakt, zoodat men hem even als een parasol kan verlengen en toebuigen. In Engeland en ook hier en daar ons vaderland gebruikt men deze waaijers ook als vuurschermen, die men aan den leunstoel vastmaakt.