De Katholieke Illustratie/Jaargang 1/Nummer 2/De wereldtentoonstelling van Parijs
← De laatste dagen van Jerusalem | De wereldtentoonstelling van Parijs (1867) door onbekend auteur
De Katholieke Illustratie, jrg. 1, nr. 2 (1867), p. 12-14. |
Het feestvierende Rome → |
Uitgegeven in 's-Hertogenbosch door Administratie van de Katholieke Illustratie (uitg. door Henri Bogaerts). |
DE WERELDTENTOONSTELLING TE PARIS.
Reizen…. ziedaar een woord, dat menigeen die het hoort, van verlangen doet opspringen, en met een hunkrend gemoed uitzien naar afgelegene gewesten en het schoone en merkwaardige, dat zij in zich bevatten. Verdringen niet oogenblikkelijk bezigheden of verschillende beslommeringen dat ter loops opgevangen woord, anders gezegd, wordt den geest tijd gegund zich bezig te houden met de gedachten, er door opgewekt, dan verschijnen aanstonds tal van beelden, het eene al aanlokkelijker dan het andere; dan verplaatst men zich naar de hemelhooge Alpen en beklimt die aan de hand van een
geoefenden geleider, of wandelt in de belommerde dalen van het liefelijk Italie en overweegt tusschen het groen der wijnbergen de dichterlijke woorden der ouden, die dat heerlijke land bezongen; dan stoomt men langs de digtbewassen boorden des Donau’s en begroet eeuwenoude steden en vorstelijke residentiën, of spoort langs de liefelijke Rijnoevers, waar half verwoeste kasteelen aan lang vervlogene tijden herinneren; dan…. maar waar zou ik eindigen, wilde ik al de gedachten vertolken, die dat enkele woord kan voor den geest halen?
Gelukkige Cresussen, gelukkige Cresuszonen, die, behalve in het bezit van hetgene uw naam aanduidt, nog eene goede gezondheid geniet en door niets teruggehouden wordt om al de genoegens te smaken, die in dat eene, dat kleine woord liggen opgesloten! Voor u schijnen die talrijke en snelle middelen van vervoer bestemd, die de laatste tijden hebben uitgevonden; voor u die snorrende spoorwegen, welke als een snelvlietende stroom door niets in hun loop worden tegengehouden; voor u die ratelende stoombooten, welke als slangen door de wateren zich kronkelend voortbewegen; voor u die groote en kleine; die hechte en ligte rijtuigen, die u de omstreken kunnen doen opnemen van de plaatsen, waar spoorwagen of stoomboot u gebragt heeft!
En gij dan, die weinig door de fortuin zijt bedeeld geworden of zoodanig door bezigheden overladen, dat zelfs de lust tot reizen door u moet onderdrukt worden; gij, nijvere landlieden, onvermoeide stedelingen, wier financieële krachten in omgekeerde reden staan tot den gezonden eetlust en de steeds toenemende behoeften van uw talrijk kroost: hoe zijt gij te moede, als men u over reizen spreekt? Altijd tevreden met uw dagelijksch brood, zoudt gij in dergelik oogenblik ook rijk willen zijn en een weinig voortmijmerende, den rijke misschien zijn rijkdom benijden, wie weet, klagen dat de Voorzienigheid u niet in staat heeft gesteld een verlangen te bevredigen, gelijk zooveel anderen dat kunnen.
Troost u, het is alles geen goud wat er blinkt; iedere zijde heeft hare schaduwzijde; zeker is het aangenaam door groene velden te sporen, maar is het ook prettig eenige uren opgepakt te zitten in een naauw compartiment met een corpulent heer, eene grommige dame, eene misnoegde koopvrouw, een al te vrolijken knaap, bij eene atmosfeer, die u bijna doet stikken, terwijl gij koude vat, zoo gij een raampje opent? ongetwijfeld is het eene uitspanning bij liefelijk weder over de blaauwe wateren te stoomen, maar hoe zijt gij gestemd ab een brutale kellner alle middelen aangrijpt om uwe beurs te plunderen en u daarenboven voor uw goed geld slechte koffij, zuur bier, flaauwen brandewijn, sterke boter bij bittere kaas en hard brood geeft? En dan als gij den wagen of de boot verlaat en geen rijtuig u wacht! dat loopen naar een station of afgelegene aanlegplaats, waar een andere trein of stoomboot u op moet nemen; dat zoeken naar een logement om onder dak te komen; die teleurstelling als de trein weg, de boot afgevaren is; die gevaren, welke slechts op u schijnen te wachten……
Platte grond der Tentoonstelling te Parijs.
Ongetwijfeld hebt gij in den loop van dit jaar menigmaal het woord reizen hooren verbinden met die andere woorden, welke de wereld en welligt ook een weinig uwe hersenen in rep en roer gebragt hebben, namelijk: Wereldtentoonstelling van Parijs. Hebt gij het ooit betreurd, dat uw geldzak niet veel zwaarder was dan de vezels, waaruit hij is vervaardigd, zeker was het, toen gij vrienden en bekenden naar de wereldstad zaagt trekken, om zich eenige dagen in eene wereld van wonderen te gaan Verlustigen. Maar zeiden die vrienden bij hunne terugkomst niet, dat zij blijde waren weder te huis te zijn? Dan hebben zij hunne volle overtuiging niet uitgesproken, want zij verlangden reeds te huis te zijn, toen zij nog te Parijs waren, waar zij het zoo heerlijk, zoo onbeschrijfelijk, zoo tooverachtig vonden. En dit kan niet anders, want het genot wordt duur, zeer duur gekocht. Te Parijs aangekomen, zoekt gij het eerst een verblijf, zoo gij het nog niet per brief — besproken hebt, in welk geval gij u vele onaangenaamheden bespaardet; na met uw gastheer kennis gemaakt en een weinig gerust te hebben, drijft uw verlangen u naar het Paleis, en gij begeeft er u heen te voet of per omnibus. In een oogwenk en vóór gij er op bedacht zijt, bevindt gij u te midden van eene menschenmassa waarvan gij u nimmer een denkbeeld hebt kunnen vormen en van een drom van equipages, omnibussen, rijtuigen, wagens, groente- en andere karren, welker verrenigd geratel en geraas u hooren en zien doen vergaan. Spoedig schemert het u voor de oogen; alles wordt blaauw en bont; de menschen dansen te midden der dikke stofwolken; de paarden rennen tegen elkander in en dreigen elkaar te verscheuren; het is een chaos, waarvan gij het middelpunt zijt.
Eindelijk zijt gij aan de brug van Jena gekomen en bevindt u regt voor de groote poort, voor den hoofdingang. Het rijtuig verlatende, maakt gij een deel uit van de elegante en niet elegante massa, die zich op de Seinekade beweegt; aanstonds zoekt uw oog het prachtige paleis der Tentoonstelling; gij tuurt te vergeefs; die ijzeren massa, welke zich ginds tusschen de wapperende vlaggen en wimpels verheft, schijnt slechts een reusachtige gashouder, door een excentriek Amerikaan of Engelschman geëxposeerd; het glas er aan is welligt een nieuwe uitvinding; uw teleurgestelde blik trekt zich terug en wandelt op de microscopische hoedjes, de bol- en ellipsvormige chignons en de vreemdsoortige toiletten der dames, en terwijl uwe gedachten eenige voeten boven den grond zweven, komt uw voet in aanraking met den sleep van de japon eener Parisienne, die het hoofd omwendt en u met haren nijdigen oogslag doorboort; verschrikt treedt gij achteruit en werpt een wagen bijna omver; de schok doet een dozijn appelen op de grond rollen, en aanstonds bukt zich de parijsche jeugd om de gouden vruchten meester te worden; op eens ontstaat er een vreeselijk rumoer, waarin de gillende appelvrouw een voorname rol speelt; ijzeren vuisten, wandelstokken, parapluies yerheffen zich; policieagenten komen als uit den grond op, en ijlings het hazenpad kiezende, komt gij doodsbleek en hijgende aan de groote poort, geeft haastig een vijffranc en gaat door het tourniquet; gij wacht om geld terug te ontvangen, want de entree is slechts een of twee francs, maar aan het tourniquet wordt niet gewisseld; gij hebt naauwelijks den tijd u te beklagen, want van alle kanten roepen de ambtenaren; „poussez, poussez, s'il vous plait!” en gij zijt genoodzaakt [ 13 ]u aan te sluiten bij de massa, die de Grande Avenue instroomt. Gelukkig zoo gij om u het behoud uwer beurs te verzekeren uw jas digtgeknoopt en ter voorkoming van ongelukken uw hoed vast op het hoofd gedrukt en uw wandelstok of parapluie om de hand gebonden hebt, als de ruiter zijn karabijn.
De allée naar den hoofdingang der Parijsche Tentoonstelling.
Vooruit dus! aan beide zijden in het park trekken de wonderlijkste voorwerpen uw aandacht, maar vooruit! hier een 150 voet hooge toren, ginds een reusachtig gebouw, in de verte een tal van windmolens, die u aan uw vaderland herinneren, maar vooruit! gij moet met den stroom mede; er is geen tijd; gij kunt adem halen, zoodra gij in het paleis zijt aangekomen. Gij hebt het nog niet bereikt , en reeds verscheuren de vreemdsoortigste geluiden uwe gehoorvliezen; terwijl u voortgaat, verdringen zich allerlei zonderlinge denkbeelden in uw geest; nadat een vreeselijke schok u met de geheele massa in het gebouw heeft geworpen, bevindt gij u te midden der voorwerpen uit alle deelen der aarde bijeengebragt en wordt vergast op een duizendvoudig gebrom, gemor, gegons, gelach, gesnap, een sissen der machinen, een locomobilen, een gelui van klokken, eene muziek van de verschillendste instrumenten, alle welke geluiden geaccompagneerd worden door de toonen van een reusachtig draaiorgel. Nu betreedt gij met de menigte eene der galerijen waar het toeval u brengt; tusschen een tal van voorwerpen, is er een dat door zijn vorm, zijne kleuren, zijne reusachtige afmetingen meer bijzonder uwe aandacht trekt; gij treedt nader om het aandachtig te bezien, maar [ 14 ]er komt een menschendrom, sleept u mede en laat vijf of tien minuten verder voor voorwerpen staan, die zoozeer verschillen van het pas beschouwde, dat gij eenigen tijd noodig hebt; om uwe zinnen te verzamelen. Nog is dit niet het eenige verdriet, dat u kwelt; op uwe wandelingen zijt gij voortdurend omringd door gedienstige lieden, die u tot gids willen strekken; door commissionairs, welke u alle mogelijke diensten, waaraan gij geen behoefte hebt, willen bewijzen; wordt uwe aandacht afgetrokken door menschen uit alle oorden der aarde wier costumen eene tentoonstelling in de tentoonstelling vormen; dreigt gij nu en dan omvergeworpen te worden door rolstoelen, waarin oude en ziekelijke dames en corpulente heeren zich voor 2 franc per uur door lieden in grijze bloesen met roode opslagen door de tentoonstelling laten voorttrekken.
En zoo, lezers, gaat het iederen dag, dien gij in Parijs en in de Expositie doorbrengt; ieder bezoek schenkt u dezelfde. genoegens ten koste van hetzelfde verdriet en van dezelfde dikwijls lastige ontmoetingen. Zoo uwe beurs of drukke bezigheden u dus terug houden van eene reis naar Frankrijks hoofdstad, zijt gij wel is waar beroofd van een schouwspel, dat zich slechts zeer zelden vertoont, maar blijft ook bevrijd van al het onaangename, dat aan dergelijke reis bijna altijd verbonden is. Daarenboven kunt gij eenigzins op de hoogte komen van en met den geest een blik werpen in de verzameling van voorwerpen, die zich op het veld van Mars bevinden; van de voornaamste bijzonderheden der Parijsche tentoonstelling, willen wij in de kolommen der Katholieke Illustratie een verslag geven, en wat tekst u niet duidelijk genoeg kan maken, door gravuren aanschouwelijk voor oogen brengen. Reeds in deze aflevering ziet gij een voorstelling van het geheel, genomen in vogelvlugt, benevens van de groote poort, aan de Jena-brug. Alvorens in bijzonderheden te treden, willen wij u in korte trekken geven
EEN OVERZIGT VAN DE PARIJSCHE TENTOONSTELLING.
Het paleis der tentoonstelling, geheel uit ijzer en glas opgerigt, verheft; zich als het grootste gebouw, dat ooit voor een dergelijk doel is opgetrokken op het veld van Mars, dat door de rivier de Seine van Parijs gescheiden is; het heeft een langwerpigronden vorm en beslaat eene oppervlakte van 14 bunders en 60 □ roeden, zijne grootste lengte is 482, zijne grootste breedte 370 el; wijl het Marsveld bij eene lengte van 965 en eene breedte van 472 el een oppervlakte heeft van 46 bunders en 60 □ roeden, blijft er buiten het gebouw eene ruimte van 30 bunders over, welke het park genoemd wordt, en waar men tusschen kabbelende wateren en heerlijke bloembedden een chaos van gebouwen van de verschillendste afmetingen en vormen aantreft.
Het paleis is verdeeld in zes ellipsvormige galerijen, die het middelpunt, naderende, kleiner van omtrek worden; in het midden bevindt zich een heerlijk aangelegde tuin, door een zuilengang omgeven. Twee breede straten, die elk door den tuin in twee gelijke deelen worden verdeeld en de groote en kleine as van het gebouw vormen, snijden het in vier gelijke deelen, die ieder op hunne beurt weder doorsneden worden door een 15 ellen breeden weg, welke evenwijdig loopt met de kleine as; de nu overblijvende vier nog even groote deelen worden ieder weder door twee wegen doorsneden, zoodat in het geheel 16 straten of rues van uit den centralen tuin naar de verschillende poorten loopen. Let op de verschillende landen, die hunne voorwerpen naar Parijs hebben gezonden, dan ziet men aanstonds, dat de oppervlakte zeer ongelijk verdeeld is; om den lezer daarvan een denkbeeld te geven, laten wij hier eene opgave volgen in vierkante ellen en beginnen links van de vestibule, die zich aansluit aan de groote Avenue aan den hoofdingang, om aan de regterhand terug te keeren
1. | Frankrijk | 61314 | 13. | Rusland | 2853 | |
2. | Nederland | 1897 | 14. | Italië | 3249 | |
3. | België | 6881 | 15. | Kerkelijke Staat | 554 | |
4. | Pruissen | 7880 | 16. | Vorstendommen | 554 | |
5. | Zuid-Duitschland | 7879 | 17. | Turkije | 1426 | |
6. | Oostenrijk | 7880 | 18. | Egypte | 396 | |
7. | Zwitserland | 2691 | 19. | China Japan en Siam | 792 | |
8. | Spanje | 1664 | 20. | Perzië | 713 | |
9. | Portugal | 713 | 21. | Marokko en Tunis | 1030 | |
10. | Griekenland | 713 | 22. | Vereenigde Staten | 2867 | |
11. | Denemarken | 715 | 23. | Brazilië en Amer. Repub. | 1808 | |
12. | Zweden en Noorwegen | 1823 | 24. | Groot Brittannië | 21653 | |
140184 | □ ellen. |
Men heeft met aanleggen der galerijen en rues het doel gehad den bezoeker in de gelegenheid te stellen een overzigt te nemen van het geheel, zoo volledig als in dergelijk geval slechts mogelijk is en daarenboven van wat ieder land in het bijzonder heeft ten toon gesteld; wandelt men door een der zes galerijen dan vindt men voorwerpen, die allen tot dezelfde cathegorie behooren, en daar men door verschillende landen trekt, kan men tot op zekere hoogte vergelijken; gaat men van af een der poorten door eene straat tot aan den centralen tuin, dan vindt men alle voorwerpen, die de zes klassen bevatten en van hetzelfde land afkomstig zijn. Nemen wij twee voorbeelden: als wij in de groote vestibule de zesde galerij ingaan dan zien wij de fransche machinerie ten toon gesteld, voortwandelende ziet men de machinen, die de Hollanders hebben gezonden, daarna die der Belgen enz.; wandelen wij daarentegen, van de poort Kleber door de straat van Spanje naar den centralen tuin, dan vinden wij regts de spijzen en dranken van Zwitserland, aan de linkerhand die van Spanje, vervolgens hunne machinen, hunne grondstoffen, hunne kleederdragten, hunne meubelen enz.
De namen dier straten zijn ontleend aan de landen, wier voortbrengselen zij doorsnijden. Zoo heeft men in het fransche gedeelte de straten van Alsace, Normandië, Vlaanderen, Parijs (de helft van de kleine as tegenover de poort La Bourdonnaye) Lorraine en Provence; verder tusschen Frankrijk en Nederland de straat der Nederlanden en zoo voortgaande ontmoet men de straat van België, (die zich aansluit aan de Avenue d'Europe, welke op de militaire school uitloopt) van Pruisen, Oostenrijk, Spanje, Rusland (de helft van de kleine as tegenover de poort de Suffren) Afrika Indië en Engeland, welke twee laatsten zich bevinden tusschen de voortbrengselen van Groot-Brittannië.
Al de voorwerpen, die de Tentoonstelling bevat, zijn gebragt tot 10 groepen, die gezamenlijk 95 klassen bevatten.
Tot de eerste groep (klasse 1 - 6) behooren de voortbrengselen der beeldende kunst in den ruimsten zin genomen.
Tot de tweede groep (klasse 7 - 14) heeft men het materieël en de toepassingen der vrije kunsten gebragt.
De derde groep (klasse 15 - 27) bevat meubelen en andere voorwerpen voor de woning benoodigd.
De vierde snoep (klasse 2S - 40) stelt kleederen ten toon, benevens onderscheidene andere voorwerpen, die door den mensch gedragen worden.
In de vijfde groep (klasse 41 - 47) vindt men de ruwe en bewerkte stoffen uit het delfstoffenrijk.
In de zesde groep (klasse 48 - 66) die de zesde galerij vervult, treft men machinen aan van onderscheidene grootte en vorm.
De zevende groep (klasse 67 - 74) levert spijzen en dranken op, die versch of op verschillende wijze toebereid en gekonserveerd zijn.
De achtste groep (klasse 75 - 83) bevat voortbrengselen van den landbouw.
Tot de negende groep (klasse 84 - 89)) behooren die van den tuinbouw, met, evenals in de vorige groep, de werktuigen daartoe benoodigd. Beide groepen hebben hare plaats in het park gevonden.
Tot de tiende groep eindelijk (90 - 95) zijn die voorwerpen gebragt, welke ten doel hebben den moreelen en physieken toestand der volken te verbeteren.
Alvorens wij het paleis verlaten, om ons naar hef Park te begeven, verwijlen wij eerst eenige oogenblikken in den centralen tuin, om er de schoonheid van te bewonderen en een tal van de verschillendste planten te beschouwen, waarop marmeren beelden, uit de werkplaatsen der eerste meesters gekomen, met zwijgende aandacht staren; jammer dat vele dier beelden het zedelijk gevoel kwetsen. De centrale tuin, 166 ellen lang en 56 ellen breed, wordt door 16 regte en slingerende paden doorsneden, die hem in even zooveel ongelijke deelen verdeelen; hij wordt, gelijk wij boven zeiden, door een zuilengang omgeven en bevat een tal van bronzen, marmeren en andere kunstwerken, die bevallig uitsteken tusschen de spring-fonteinen en de bontgekleurde bloembedden. Onmogelijk is het de schoonheid van dien tuin naar waarde te schetsen; kristallen wateren ontsnappen met groot geraas uit elegante bekkens, door planten omringd, wier gepanacheerde, ligt- of donkergroene bladeren de zonderlingste vormen vertoonen. Palmen, heesters, gisteren geplant; beschaduwen frissche graszoden en doen de heerlijke kleuren der tallooze bloemen, die uit hare fijne kelken u hare balsemgeuren toezenden, te fraaijer uitkomen; tusschen de beelden hangen in kolossale lijsten teekeningen van verschillende historische monumenten, terwijl vlaggen, vaandels en wimpels geheel een betooverenden luister bijzetten. In het middelpunt van den tuin, dat ook het middelpunt; van het paleis is, vindt men eindelijk eene schoone kollektie van onderscheidene maten, munten en gewigten.
In den tuin en ook in het geheele paleis is de atmosfeer steeds minder drukkend dan in het park, van waar de wandelaars dikwerf een toevlugtsoord in het paleis komen zoeken tegen de vreeselijke hitte, die hen kwelt. Van waar dit verschijnsel?
Het kan niet ontkend worden, dat de keizerlijke kommissie een prijzenswaardigen ijver heeft aan den dag gelegd, om exposanten en bezoekers het verblijf op het, veld van Mars zoo aangenaam mogelijk te maken, en dat zij zich uitgeput heeft in het opsporen van middelen ter voorkoming van ongelukken, als door brand enz. kan worden te weeg gebragt. Onder anderen heeft zij hare aandacht gewijd aan eene behoorlijke ventilatie, en hare pogingen, ten einde die te verkrijgen in het werk gesteld, zijn met een gevolg bekroond zoo gunstig als een zoo uitgestrekt gebouw, en waar duizenden menschen zamenvloeijen, slechts kan verwachten.
Vier machinen te zamen van 100 paardenkracht brengen per uur 700.000 kub. voeten lucht uit den uitwendigen atmosfeer naar onderaardsche gangen, waar zij afgekoeld wordt; daarop wordt zij in het Paleis gevoerd waar zij door hare frischheid en vooral door hare zuiverheid den aangenaamsten indruk op de organen der bezoekers te weeg brengt. Het verschil van temperatuur dier lucht met, de buitenlucht is niet minder dan 5 graden F.; wijl nu het Paleis eene inhoud heeft van 1.400.000 kub. voeten, is na iedere twee uren de atmosfeer geheel vernieuwd.
Om bij eventueelen brand water bij de hand te hebben, is in het Park eene ontzaggelijke hoeveelheid daarvan verzameld en verborgen onder eene rots, waarop eene schilderachtige ruïne prijkt; wij zullen hierover later spreken, als wij de voorwerpen in het Park meer van nabij beschouwen.
Werpen wij thans een blik op de 30 bunders groote ruimte die het paleis der Tentoonstelling omringt en den naam van Park draagt; hij, die voor een paar jaren de uitgestrekte zandzee heeft gezien, waarop eenige duizenden soldaten, zich met militaire oefeningen bezighoudende, slechts zigtbaar waren als wolkjes aan den verren horizon, de onmetelijke vlakte grooter dan menige aanzienlijke stad, die het Marsveld genoemd wordt, moet gelooven, dat een toovenaar is bezig geweest de drooge, steenachtige woestijn in een bekoorlijken tuin te herscheppen, waarin tusschen heuvelen en dalen, zachtvlietende beken, tamelijk uitgestrekte meeren, reusachtige fonteinen hunne wateren zenden voorbij tempels, kiosken, en andere praalgebouwen; waar de wonderen der natuur, zich met die der kunst vereenigende, den mensch een denkbeeld kunnen doen maken van de natuurlijke gesteldheid van de meeste landen der aarde en van de gewoonten, zeden, gebruiken, moreele en physieke ontwikkeling van de volken, die ze bewonen. Ja, het Park is eene schitterende verzameling van de verschillendste natuurwonderen en kunstgewrochten; het is een opengeslagen boek, op welks bladzijden de bezoeker kan lezen, waartoe de mensch in staat is door het gebruik der edele ziels- en ligchaams vermogens, waarmede hem de Voorzienigheid heeft begiftigd. Reeds de eerste aanblik er van vervult den mensch met de grootste verbazing, en aan zijne opgewekte nieuwsgierigheid toegevende, werpt hij zich aanstonds in de eindelooze slingerpaden, die alle namen der wereld dragen.