Het is onze gewoonte niet tijdens den vastentijd vermakelijkheden te bezoeken. Deze „vermakelijkheid”, die zich aandient als een ernstige poging tot kunstverbetering, wilden wij echter niet verzuimen. Bovendien .. de politiemacht bleek versterkt.. je kunt nooit weten.
De avond is echter criant vervelend verloopen, en niemand gevoelde lust de dadaïstische „vermakelijkheid” verder voort te zetten.
Zooals men alreeds van elders heeft kunnen lezen traden op de heeren Theo van Doesburg met een inleiding, Kurt Schwitters met allerlei dadaïstische voordrachten en mevr. Petro Doesburg als pianiste. Een velletje papier, waarop letlers in de dolste wanorde (prijs 25 ct.) vermeldt wat dada is: „Dada is dood. Dada is idioot. Leve dada!” De heele wereld is dada, alleen de Dadaïsten zijn niet dada, want anders waren zij geen Dadaïsten, aldus Theo van Doesburg, met z’n zwarte overhemd en witte das.
En hij heeft groot gelijk.
Zet het publiek iets moois en iets geestigs voor — het blijft weg en de loges gapen van leegheid. Zeg tot de menschen, dat ze allemaal „mesjogge” zijn, draai met een rateltje, zing valsch, trommel met je vuisten op het tafeltje, maak gedichten als 1.2.3.4.5.6.7.7.7.7...7.. 6.5.4.3.2.1.1/2.1/4.1/8.28.28.28.28.28.32, flap allerlei nonsens eruit, doe gekker dan de gekste gek uit ’n gekkenhuis... en de menschen komen bij massa’s, betalen grif de dure Schouwburgplaatsen.
Is het publiek dada, of niet? Is het idioot of niet?
Maar de dadaïsten zijn niet dada, zij strijken de centen binnen en gaan heen. Wuif dan maar met je handje en zeg maar: da da.
Doch de room schijnt spoedig van de dadaïstische melk af te zijn. Er bleken althans in Leiden niet zooveel aanbidders van den onzin te zijn, dat zij den Schouwburg ook maar voor een vierde of vijfde gedeelte konden vullen. Het meeerendeel werd gevormd door studenten en lui die wel eens van ’n beetje „keet” hielden.’t Viel echter niet mee. Wel werden de onmogelijkste infernale en bestiale geluiden losgelaten, — en daarin heeft voor het grootste deel het amusement van den avond bestaan — doch je kunt jezelve niet 2½ uur lang wijsmaken, dat je daarom lachen moet.
Ook de nonsens der Dadaïsten bereikte de hoogte van het geestige niet.
Wilt u een paar voorbeelden?
De liefde is een put op een kathedraal. [...] knoopsgat gestoken (zeer waar).
O meisje, groen ondier, ik hou van jou, jij, mij, ik, gij, wij; blauw zijn je gele haren, je draagt je hoed aan je voeten en op je handen loop je.
Ja, dada laat zich moeilijk begrijpen. Er werd met boekjes gecolporteerd om dada te doen doordringen in onze stompe hersenen. Men doet het beste deze te lezen na middernacht bij het licht van een uitgeblazen nachtpitje.
Na de pauze werd een nieuwbakken dadaïstische ster ontdekt in de badkuipen alias baignoires.
Een artillerist, die ontzettend tof uit was, kreeg een dadaïstische bevlieging en amuseerde per slot van rekening „das verehrte Publikum” beter dan de dadaïsten op het tooneel. Theo van Doesburg deed hem het vriendelijk verzoek, of hij niet zoo goed wilde zijn, naar Endegeest te repatrieeren.
De favoriet van den avond was echter Kurt Schwitters, die den zieligen indruk maakt van een te hard uit de kuilen geschoten jongeling. „Lieber Kurt, sing noch einmal”, werd herhaaldelijk geroepen. Over het spel van mevr. van Doesburg zat men gewoon perplex. en wel voornamelijk hierom, dat er niet bij gelachen kon worden.
Toen Kurt Schwitters tegen half elf met een allerbeminnelijkst gezicht (arme kerel) kwam mededeelen: „Meine Herrschaften, es ist abgeloopen”, verlangden de Herrschaften nog een muzieknummertje van mevr. Doesburg. Onder dit pianoratelvuur was het stil, absoluut stil
En dit feit was het merkwaardigste van den geheelen avond.
Tot slot dit: Zoudt u wel willen gelooven dat er in de zaal ook nog ’n paar menschen waren, die iets moois zochten tusschen deze rommel? Toch was het zoo
Ze doken diep naar den verzonken parel, doch konden hem niet vinden. Als probaat middel wordt aan de hand gedaan elkaar een tijd lang afschuwelijk scheel aankijken.
Het resultaat moet verbluffend zijn, je bereikt een ongekende dadaïstische hoogte[.] Wie wil het probeeren?
|