De Opmerker/Jaargang 45/Nummer 12/Waterleidingplannen

Waterleidingplannen [2]
Auteur(s) P.H.S. en P. Bakker Schut
Datum Zaterdag 19 maart 1910
Titel Waterleidingplannen. Slot.
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 45, 12, 90-92
Opmerkingen Vervolg van Waterleidingplannen [1]
Brontaal Nederlands
Bron [1], [2] en [3]
Auteursrecht Publiek domein

[90]


90


[...]


Waterleidingplannen.


Slot. (Zie bladz. 85.)


      Het zal niemand bevreemden, dat de voorstellen van de heeren Drost en Redelé, al werd er niet nader op ingegaan, in sommige kringen instemming hebben gevonden. Onzes inziens echter zou de verwezenlijking nogal op eenige bezwaren stuiten en blijft het vooralsnog de vraag of het gewenscht zou zijn zaken als waterleiding, verlichting, rioleering, uitbouw, stratenaanleg, enz. van kleine gemeenten tot voorwerpen van directe Staatszorg te maken, niet alleen wat ontwerp en aanleg betreft, maar zelfs de exploitatie, althans het op gang brengen daarvan.
      Wij ontveinzen ons de moeilijkheden niet, waarvoor kleine gemeenten ten opzichte van verschillende eischen van den modernen tijd komen te staan, maar zien nog niet in, dat voor de oplossing daarvan nu een uit den aard der zaak omslachtig, langzaam en duur werkend Rijksbureau ingesteld zou moeten worden.
      Veeleer komt het ons voor, dat hier een uitgebreid arbeidsveld voor onze ingenieurs min of meer braak ligt, omdat de bewerking niet zulke vruchten belooft als andere arbeid of een vaste betrekking in Rijks- of Gemeentedienst.
      Wanneer echter Rijk of Provincie willen medewerken door het verleenen van subsidies, dan behoeft dit o.i. nog niet in zich te sluiten, dat die subsidies uitsluitend verleend worden voor werken van Rijkswege ontworpen en uitgevoerd.
      Voor verscheidene particuliere bureaux zou hier voor een aantal jaren werk te vinden zijn; de Staat behoude zich alleen de contrôle daarop voor, wat betreft de degelijkheid der geleverde ontwerpen en de waarborgen voor een correcte en solide uitvoering daarvan, maar neme overigens het werk zelf den particulieren ingenieur niet uit handen. Dan bestaat er nog wel kans, voor een aantal ingenieurs, om als „consulting engineers”, zooals men het in Engeland en Amerika noemt, op het hier bedoelde gebied, zich een aangenamen werkkring te scheppen, niet een misschien, waarmede men binnen tien jaren rijk kan worden, maar een die op den duur wellicht een goed bestaan kan opleveren.
      Zij, die zich tot zulk een werkkring aangetrokken gevoelen, dienen echter te bedenken, dat het hier zaak is alleen als ontwerper, adviseerend en leidend technicus op te treden en zich niet in te laten met hetgeen in eenig opzicht zou gelijken op een commerciëele exploitatie der zaken, waarvan hier sprake is.
      De heer Bakker Schut wijst er zeer terecht op, dat zoo iets in deze aangelegenheid beschouwd moet worden, als uit den booze te zijn, gelijk uit het vervolg van zijn artikel blijkt.


[auteursrechterlijk beschermd]


[91]


91


[auteursrechterlijk beschermd]


P. BAKKER SCHUT, c. i.


      De feiten, waarop de heer Bakker Schut hier wijst, verdienen zeker alleszins overweging, maar het is gemakkelijker dergelijke feiten aan te wijzen, dan de middelen aan de hand te doen, om ze te voorkomen en een beter wijze van behandeling dezer zaken te waarborgen.
      Men kan het de actieve firma Carl Franche niet kwalijk nemen, dat zij gebruik maakt van het totaal gemis aan


[92]


92


activiteit bij Nederlandsche firma’s op het gebied van gas- en waterleidingtechniek, om er zich hier te lande overal in te werken. Wie couranten leest kan weten, dat zij evengoed als in Brabant en Zeeland, ook in Frieschland en Groningen werkzaam is. Het vraagstuk van de watervoorziening der kleinere gemeenten is niet eerst gisteren opgekomen, maar reeds een aantal jaren oud. In die jaren is er voor de Nederlandsche industrie ruimschoots tijd geweest, om er zich in te werken en er op in te richten en toch laat zij zich door de Duitsche, in eigen land, het gras voor de voeten wegmaaien.
      De oorzaak hiervan moet waarschijnlijk daarin gezocht worden, dat de zaak den Nederlandschen industriëel niet voordeelig genoeg voorkomt en daarin weinig kans op, in korten tijd te behalen, groote winsten bestaat. De Duitsche firma is waarschijnlijk met een tamelijk bescheiden winst tevreden, maar kan wellicht, bij de groote schaal, waarop zij de zaken drijft, daarmede nog goed uitkomen en bovendien scherp concurreerende aanbiedingen doen.
      Kon zij dit laatste niet, dan zou er voor haar, met onze gemeentebesturen weinig zijn uit te richten. Ligt het dus niet voor de hand, dat zij er op uit is, zich van alle voordeelen te verzekeren, die zij bedingen kan, ten einde hare positie zoo sterk mogelijk te maken? Wij geven toe, dat dit aanleiding zou kunnen geven tot misbruik maken van die positie, maar achten dit gevaar niet zoo groot, omdat dit een enkele maal [misschien zou kunnen gebeuren, maar een tweede maal] waarschijnlijk niet gelukken zou, zonder groot nadeel voor de reputatie der firma, wier belang het evengoed is, goed werk te leveren, als coulant te zijn, waar het afbreken der connectie gewenscht wordt. En zij kan dit zijn, ook al wegens de groote schaal, waarop zij de zaken drijft.
      Wij meenen, dat het zijn nut kan hebben de zaak, ook eens van deze zijde bezien, onder de aandacht onzer ingenieurs en industriëelen te brengen, want zij zijn o.i. zelf voor een deel schuld aan de door den heer B. S. in het licht gestelde toestanden.
      Wat verder betreft het optreden van de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, is zeker dat van den Secretaris van de Centralen Gezondheidsraad alles behalve correct te noemen, en dient daartegen met kracht te worden geageerd. Echter komt het ons ook bedenkelijk voor, dat de Inspecteurs der Volksgezondheid te veel als „consulting engineers” optreden. Zonder de competentie dezer ambtenaren in twijfel te willen trekken, meenen wij, dat hunne bemoeiingen zich niet zoover mogen uitstrekken, dat zij den particulieren ingenieur, specialiteit, het werk geheel uit de hand nemen.
      In elk geval zullen zij er zich toe moeten bepalen, waar dit noodig is, de zaak in het goede spoor te leiden, zooals de heer B. S. terecht opmerkt.


P. H. S.