Ingezonden Stukken.
Redactie „De Opmerker”
Den WelEd.Geb. Heer P. H. Scheltema,
’s-GRAVENHAGE.
WelEd.Geb. Heer,
Zeer aangenaam zou het ons zijn, indien U onderstaand in „De Opmerker” op zoudt willen nemen. De zeer gunstige beoordeelingen, ook die der technische Bladen, willen wij U gaarne ter inzage zenden.
Hoogachtend,
J. MORKS.
In no. 36 en 37 wordt door U een artikel gewijd aan „Bouw- en Woninghygiëne” in verband met een daarover verschenen werkje van den heer J. van der Breggen c. i. Vooreerst iets over enkele opmerkingen van U. Deze zijn al zéér gezocht volgens mijne bescheiden meening. B.v. die over schoorsteenen. Als Gij goed haft willen lezen, dan hadt Gij kunnen lezen, dat de schrijver bedoelt, dat het vernauwen van de doorsnede van den schoorsteen bij uitmonding in de lucht af te keuren is. Ik geloof dat deze zienswijze volkomen juist is. Als Gij bij Uwe opmerking over het pannendak iets verder gelezen hadt, dan zoudt Gij gezien hebben, dat de schrijver van meening is, dat een pannendak zonder dakbeschot geen volkomen afsluiting geeft. Waarom nog verder te gaan? Het hygiënische gedeelte laat Gij onaangeroerd, blijkbaar was daarover niet de stof te boeken. (?) Ware Uw critiek opbouwend geweest, n.l. hadt Gij aangegeven, hoe het geheel dan wel wezen moest, dan ware er geen tegen-opmerkingen te maken geweest. Nu wel. Is het een aanloopje geweest, om geheele gedeelten uit het werkje te kunnen citeeren? Een bewijs, dat er heel wat goeds in bedoelde uitgave te vinden is. Aan U laat ik verder de beoordeeling van Uw ingenomen standpunt over.
Ten slotte merk ik op, dat mede door de technische pers het werkje zeer gunstig beoordeeld is.
J. MORKS, Uitgever.
Gaarne voldoen wij aan het verzoek van den geachten inzender, tot plaatsing van bovenstaande regelen, ofschoon het ons eenigszins vreemd voorkomt, dat de uitgever opkomt tegen onze critiek, terwijl de schrijver er zich toe bepaalt, ons een booze briefkaart te schrijven, om ons zijn ongenoegen te kennen te geven.
De heer Morks zal ons ten goede houden, dat wij niet met hem in debat treden over technische zaken als de constructie van daken en schoorsteenen.
Wil hij echter de moeite nemen onze critiek nog eens aandachtig te herlezen, dan hopen wij, dat hij gewaar zal worden, dat zij werkelijk niet zoo afbrekend is als ze hem toeschijnt. Wij meenen ook wel degelijk te hebben gewezen op het goede, dat het boekje bevat en om dit te doen waren de aanhalingen noodig (gedeeltelijk aanhalingen van aanhalingen), die in ons artikel voorkomen.
Ten slotte veroorloven wij ons, op te merken, dat wij gewoon zijn bij recensies onze eigen meening weer te geven en niet die van andere technische bladen na te praten.
Red.
|