De Preanger-bode/Jaargang 15/Nummer 203/Ochtend-editie/Rembrandt en Bol
‘Rembrandt en Bol’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit De Preanger-bode, dinsdag 26 juli 1910, Ochtend-editie, [p. 2]. Publiek domein. |
Rembrandt en Bol.
Dr. Bredius probeert nog eens Max Lautner te overtuigen, dat zijn Bol manie een manie is. Wel weer een aardig document waarvan hij mededeeling doet. Dr. Bredius heeft den inventaris ontdekt van de nalatenschap van Herman Becker, een koopman, met wien Rembrandt veel relaties gehad heeft, voor wien hij schilderijen heeft gemaakt en die hem geld heeft geleend, waarvoor Rembrandt dan weer werk van hem en anderen in pand gaf. Rembrandt zou voor Becker een Juno schilderen en Becker gaf, toen Rembramdt zijn schatten terugvroeg, ten antwoord: »eerst mijn Juno af!”
Lautner zegt nu: Rembrandt heeft die Juno niet afgemaakt, zooals hij trouwens nooit iets af heeft kunnen maken. Uit den inventaris, dien dr. Bredius in de »Kunstchronik” meedeelt, volgt, dat de Juno wel is afgekomen. Immers daarin worden — bij Bol’s leven! — verschillende Rembrandt’s vermeld:
een Juno van Rembrandt van Ryn;
een Venus en Cupido van deselve;
een Venus en Cupido na Rembrandt (blijkbaar de eerste het stuk uit het Louvre. Hendrikje met een gestorven kind, dat altijd den naam Venus en Cupido heeft gedragen en, hoewel dr. Bredius dit niet zegt, de tweede een copie van dit schilderij).
Verder: een kleine manstronie nae Rembrant van Ryn (dus een kopie!);
een Vrouwtje aan de put van Rembrant van Ryn (de Samaritaansche, een onderwerp dat Rembrandt driemaal heeft geschilderd) Berlin, Sheepsbanks, 1655 (Leidsche Tentoonstelling 1906 en Petersburg).
Nog eens: een Juno, levensgroot;
een Vaendrager van Rembrandt van Ryn (de beroemde vaandrig van 1654, (nu bij Gould, New York);
Rembrandts eigen Conterfeytsel;
een Vrouwetronie van Rembrandt van Rijn;
een Manstronie van Rembrandt;
een gracutie (grisaille) van Rembrant daer Christus de voete wast;
een drie Koningen van Rembrant van Ryn (waarschijnlijk het heerlijk stuk in Buckingham Palace, 1657);
een vrouw Trony leunende met de hant op een stoel van Rembrandt van Ryn (misschien de dame bij Mr. Henderson, Londen, uit 1644?);
een Stilleven, synde een Vanitas van Rembrant Van Ryn;
een David en Jonathan van Rembrant van Ryn;
een Pallas van Rembrandt van Rijn (het prachtige stuk in Petersburg ook ongeveer 1655);
Potiphars vrouw Jozef aanklagend (misschien het berlijnsche of petersburgsche stuk van Rembrandt?).
Nog; een trony van Rembrandt.
Van Bol: een oude manstrony van Ferdinandus Boll;
een vrouwe trony van Ferdinandus Bol.
Dr. Bredius laat hierop volgen: de heer Lautner zal nu wel weer zeggen: »dat zijn allemaal ellendig croûtes geweest, die al lang niet meer bestaan”; maar is het dan niet merkwaardig, dat wij hier getuigenissen hebben juist over geteekende en gedateerde werken van Rembrandt met de genoemde onderwerpen, die de hand verraden van een kunstenaar, hoog uitstekend boven Bol’s gewone werken, ook boven die officieel als werk van zijn hand bekend staan, bijv. in het vroegere en het tegenwoordige stadhuis van Amsterdam?