De Roermondenaar, Nieuws- en advertentieblad voor stad en land/Jaargang 1/Nummer 4/Op het oogenblik dat men aan Vrede begon te wanhopen

Op het oogenblik dat men aan Vrede begon te wanhopen [...]
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 26 januari 1856
Titel Op het oogenblik dat men aan Vrede begon te wanhopen [...]
Krant De Roermondenaar
Jg, nr [1], 4
Editie, pg [Dag], [1]
Brontaal Nederlands
Bron roermond.x-cago.com
Auteursrecht Publiek domein

      Op het oogenblik dat men aan Vrede begon te wanhopen en schier aller gemoed door de ontzaggelijke toebereidselen van eenen naderenden bloedigen oorlog, met schrik en huivering vervuld was, werd op het onverwachts de heugelijke tijding aangebragt, dat Rusland, aan zijne oorlogzuchtige hartstogten vaarwel had toegestameld, en het verlangen had geuit, mede te werken tot den alom zoo vurig gewenschten vrede, waarvan wij de noodzakelijkheid gedurende drie jaren, hoe langer hoe meer hebben ingezien.
      Ruslands toomelooze driften, waarmede het sedert het begin des oorlogs is bezield geweest, schijnen nu eensklaps uitgedoofd te zijn, en voor de zucht naar vrede plaats gemaakt te hebben; waaraan die plotselinge, edoch hoogstgelukkige verandering moet toegeschreven worden . is moeijelijk te doorgronden.- Is dezelve haren oorsprong verschuldigd door zijne geledene nederlagen, door de gedeeltelijke vernietiging zijner vloot, welke verliezen het nog voor grootere onheilen deden duchten, en waarbij het ten overvloede de overtuiging verkreeg, dat zijne gewaande onbegrensde magt en zijne onoverwinnelijke krachten werden uitgeput?- Heeft de aanneming der gestelde vredes - voorwaarden haar bestaan te danken, aan de ernstige en krachtdadige tusschenkomst van Oostenrijk, zoo loffelijk door de welmeenende raadgevingen van andere onzijdig geblevene Staten, ondersteund? - of voedde Keizer Nicolaas eenige vrees, dat zijne onderdanen, door eenen alles vernielenden oorlog zoo zeer geteisterd, hem met gevaar bedreigden, welk hem tot een val moest leiden, waaruit hij bezwaarlijk zich zou kunnen redden?
      Zonder onderzoek in te stellen naar de reden, welke Ruslands vorst bewogen hebben, van zijn eenmaal opgevat denkbeeld terug te keeren, en zijne dwalingen in te zien, aarzelen wij geen oogenblik, hem openlijk hulde en dankbetuigingen toetezwaaijen, waarop hij overigens door zijne inwilliging tot herstel van den vrede met alle regt mag aanspraak maken.- Ieder ware voorstander van vrede en eensgezindheid, zal, wij zijn er van overtuigd, al weldra het gewigtige van den door Rusland gedanen stap beseffen en waarderen, en zich volkomen met het door ons geuitte gevoelen weten te vereenigen.—
      Eene vraag nogthans die niet geheel van gewigt ontbloot is, blijft nog steeds bij de vredelievende vooruitzigten heerschende. — Zullen thans bij de nader te houden onderhandelingen, geene eischen van dien aard worden voorgesteld, welke wederom voor het herstel van den vrede doen duchten?- Alhoewel die vraag tegenwoordig nog voor geene juiste oplossing vatbaar is, bestaan er evenwel genoegzame redenen, om te mogen veronderstellen, dat de oorlogvoerende mogendheden door hunne tegenwoordige houding meer dan ooit aantoonen dat zij hoogst genegen zijn, om het einde van eenen nu bijna driejarigen oorlog te bespoedigen, terwijl men ook mag aannemen, dat bij het te houden Congres, die hinderpalen zullen worden uitgeroeid, welke door de eene of andere nog oorlogsgezinde mogendheid zouden kunnen opgeworpen worden, en het ook wel te voorzien is, dat men bij tegenkantingen, niets onbeproefd zal laten om in dit gunstig oogenblik, alles aan te wenden wat tot de bereiking van het zoo lang beöogde doelwit kan strekken.
      Zien wij ons in die streelende vooruitzigten niet te leur gesteld, dan zullen, hoe zwaar ook het verledene op menigeen moge drukken, allengskens de onberekenbare gevolgen van eenen hardnekkig gevoerden strijd verdwijnen, en ook dan eerst zal men alle gegronde hoop mogen koesteren dat door eenen duurzamen, en voor een ieder eervollen vrede, het toppunt van welvaart en bloei wederom zal worden bereikt.