De Roermondenaar/Jaargang 1/Nummer 1/Het jaar 1855 is ten einde en het jaar 1856 is aangebroken

Het jaar 1855 is ten einde en het jaar 1856 is aangebroken. [...]
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 5 januari 1856
Titel Het jaar 1855 is ten einde en het jaar 1856 is aangebroken. [...]
Tijdschrift De Roermondenaar
Jg, nr, pg [1], 1, [1]
Brontaal Nederlands
Bron roermond.x-cago.com
Auteursrecht Publiek domein

      — Het jaar 1855 is ten einde en het jaar 1856 aangebroken. Gelijk het eene uur het andere onopgemerkt opvolgt, zoo schakelt zich het eene jaar aan het andere vast, en loopt de tijd steeds met verbazende schreden vooruit, alles met zich slepende naar eene onbekende en gevreesde toekomst.
      Gedurende dit afgeloopen jaar, troffen zware rampen bijna geheel Europa; ook ons vaderland werd door dezelve zeer geteisterd. Een winter die laat begon, en steeds toenam, eindigde met eenen verschrikkelijken watersnood; een droevige aanvang van een rampspoedig jaar; een hagelslag welke verscheidene streken en bijzonder ons Hertogdom groote schade berokkende; veel werd vergoed, veel werd geheeld, maar de toestand der Europeesche maatschappij had andere ongeneesbare kwalen voortgebragt, die niet konden verwonnen noch bedwongen worden.
      De oorlog, alhoewel zich in het oosten bepalende, deed gantsch Europa lijden, terwijl de duurte der levensmiddelen hierdoor en door eenen niet toereikenden oogst ontstaan, alsook de kwijning van een gedeelte van den handel, oorzaak waren, dat de dagloonen niet meer in evenredigheid stonden, en derhalve het aantal dergenen, welke door liefdadige middelen moesten ondersteund worden, aanmerkelijk vergrooterd werd.
      Bij deze rampen voegde zich ook nog de Asiatische Cholera, die in menige streek van ons land menigvuldige offers na zich sleepte; hetzelve bleef echter bevrijd van den geesel des oorlogs die in verscheidene rijken, millioenen schats, en duizenden menschenlevens eischte; de landbouw nam toe in bloei en de nijverheid bleef steeds in hare vooruitgaande rigting.
      De aandacht van Europa vestigde zich schier uitsluitend op den hevigen strijd, welke tuschen den Keizer van Rusland en de westersche mogendheden gevoerd werd, en welke nog steeds blijft voortduren. Belangrijke slagen werden geleverd, terwijl de overwinning immer aan de zijde der westersche mogendheden bleef; Keizer Nicolaas, welke als de aanleidende oorzaak van dezen strijd moet beschouwd worden, eindigde plotselings zijn leven, op het oogenblik dat hij weigerde aan de stem van billijkheid en menschlievendheid gehoor te geven.
      Zijn opvolger trad hem nogthans in hetzelfde spoor na, en de oorlog ging met nieuwe kracht vooraan, tot dat de val van Sebastopol, welkers inname men voor onmogelijk geacht had, aan nieuwe vredesonderhandelingen deed denken.
      In dien toestand van zaken uiten wij den wensch, dat, in den loop van het aangetreden jaar, den door een ieder zoo verlangden vrede, moge tot stand komen. De maatschappij, zoo als dezelve tegenwoordig bestaat, kan dezen onmogelijk missen. De oorlog, door zijne verbiedende wetten beneemt het evenwigt tusschen de voortbrengselen en het gebruik, onttrekt groote sommen aan den handel en nijverheid, verarmt de bevolking en verbreidt dien ten gevolge de armoede. Wij wenschen dus nogmaals dat het jaar 1856 ons den vrede, tot aller welzijn, moge terugbrengen; dat het ons eenen rijken oogst moge laten inzamelen en ons een weinig rust moge vergunnen, opdat hij, die door ziekte en door de rampen des oorlogs beproeft, in zijne krachten kunne herstellen.