De Standaard/Jaargang 63/Nummer 19219/Roomsch-Katholieke Werkgevers
‘Roomsch-Katholieke Werkgevers. Gecombineerde vergadering te Den Haag’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit De Standaard, dinsdag 11 december 1934, p. 4. Publiek domein. |
[ 4 ]Roomsch-Katholieke
Gecombineerde vergadering te Den Haag.
In ’s Gravenhage is gisteren een gecombineerde besturenvergadering gehouden van de Alg. R.K. Werkgevers Federatie en het R.K. Verbond van Werkgevers-Vakvereenigingen.
Door den voorzitter ir. F. H. E. Guljé werd een openingsrede gehouden, waarin hij tot de grootste gevaren van dezen tijd rekende, de verdoezeling en uitwisseling van de grenzen tusschen de taak van het individu, die van de maatschappelijke organisatie, die ons van den staat en die van de internationale menschengemeenschap.
Vooral bij de crisispolitiek zal de rangorde gehandhaafd dienen te worden: wat het individu alleen tot stand kan bren[g]en moet niet aan een gemeenschap overgedragen worden en wat de maatschappelijke organisatie zich tot haar natuurlijke taak rekent, ma gde Staat niet tot zich trekken. Hetgeen nationaal bereikbaar is, mag niet in handen gelegd worden vaneen bovenstatelijke organisatie, Volkenbond, of hoe men dat noemen wil.
Het steunen op de overheid kan bij langer voortduren van den huidigen depressietoestand verslappend en verzwakkend gaan werken. Het ligt op den weg der maatschappelijke organisaties om de staatsbemoeiing te beperken en overbodig te maken door zelf de hand aan den ploeg te slaan.
Van den Staat verwachten we een subsidaire werkzaamheid van stimuleering, aanmoediging, leiding en controle. Het instituut der bindendverklaring vormt de publikrechtelijke schakel tusschen hetgeen het bedrijfsleven tot stand kan brengen en hetgeen de Overheid daarbij dient te voegen.
Spr. wees op het dwangaccoord buiten faillissement en het verplichte trustverband van particuliere obligatieschulden als voorbeelden hoe de Overheid het vruchtbaar samenwerken van haar goedwillende onderdanen ook tegen den wil van weerstrevende minderheden mogelijk maakt.
Als tweede gevaar noemde spr. de tweedracht. Betreurd is, dat de poging om de centralen der werkgevers en arbeiders actief in te schakelen in het Crisisbeleid is mislukt.
Het derde gevaar is: de druk der vaste lasten.
Zoolang de kosten van levensonderhoud niet sterk dalen, is van een bezuiniging op den factor loon in vele bedrijven niet meer te rekenen.
De landbouwsteun heeft ertoe geleid, dat uit de enorme offers, die onze volksgemeenschap zich getroost, een groot deel toevloeit aan de grondeigenaren en de hypotheekhouders.
Dit probleem zal òf welbewust moeten worden ontward òf zichzelf oplossen in den vorm van devaluatie van den gulden.
Het aanpassingsvermogen zal moeten gepaard gaan met een constructieve welvaartspolitiek. Het bewijs is reeds geleverd, dat zonder wijziging onzer handelspolitiek de industrialisatie van ons land niet mogelijk zal zijn.
Spr. besprak vervolgens de industrialisatie en de transito-han[d]el en scheepvaart.
Spr. achtte dat er op dit gebied nog geen klaarheid bestaat.
Uit de verscheidenheid der uitlatingen van de Oud, Colijn en Van Steenberghe in zake wijziging van onze handelspolitiek valt wel af te leiden, hoe zwaar het is den juisten weg te kiezen en dien te blijven volgen, zonder in het economisch l[a]byrinth af te wijken of te verdwalen.
Tot slot wees spr. op de taak van de R.K. werkgevers bij de internationale economische herstelbeweging.