De Telegraaf/Jaargang 5/Nummer 1810/Avond-editie/Uit de Zuid-Afrikaansche Republiek

‘Uit de Zuid-Afrikaansche Republiek’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Telegraaf, woensdag 15 december 1897, Avond-editie, [Eerste blad], [p. 1]. Publiek domein.
[ Eerste blad, 1 ]

UIT DE ZUID-AFRIKAANSCHE REPUBLIEK.

(Particuliere Correspondentie.)

Pretoria, 21 Nov. 1897.

Onder de indrukwekkende tonen van het Transvaalsche Volkslied, onder het bulderen van het kanon uit het Artillerie-kamp werd Maandag jl. in tegenwoordigheid van den Staatspresident, door een deputatie uit de Kamer begeleid, in tegenwoordigheid van de leden van den Uitvoerenden Raad, van de hoofden der departementen en van een groote menigte belangstellenden, de langdurige zitting van ’97, na een kort voorafgaand gebed van predikant Bosman, door den president van den Volksraad gesloten verklaard.
De taak, die bij den aanvang der zitting in Mei, toen runderpest en slapheid in de mijnindustrie zoowel op het land als in de mijndistricten verarming en ontevredenheid teweegbracht, den Volksraad op de schouders werd gelegd, was niet slechts een uiterst moeilijke maar tevens, althans voor zoover zij het tot stand brengen van hervormingen in het belang der mijninduetrie betrof, een hoogst ondankbare. Immers, men wist dat de goudwereld niet licht tevreden te stellen was; in haar oog was de Regeering de eenige schuldige, de uitsluitende oorzaak van den toestand van malaise, waarin industrie en handel verkeerden; voor eigen fouten was zij blind. Zij eischte veel; zij [e]ischte het onrechtmatige, het onmogelijke; aller belangen moesten aan de hare worden dienstbaar gemaakt, de rechten van anderen aan haar voordeel worden opgeofferd.
Geen wonder dan ook, dat in de Johannes[b]urgsche persorganen de arbeid van den Volksraad al zeer weinig waardeering vindt en de resultaten der parlementaire werkzaamheden in de afgeloopen zitting door deze onbevredigend en teleurstellend woiden genoemd. En toch, wat de Volksraad in de gegeven omstandigheden voor de mijnindustrie kon doen, heeft hij gedaan. De speciale invoerrechten op de noodzakelijke levensbehoeften zijn afgeschaft. De dynamiet-concessie kon de wetgever, al gesteld dat werkelijk termen tot vernietiging van het contract bestonden, niet zelf vernietigen, dan op gevaar van zich aan een inconstitutioneele daad schuldig te maken. Den eenigen weg, die voor hem open lag, heeft hij ingeslagen door de zaak voor advies in handen te stellen van den procureur-generaal, aan wien eenige andere recht-geleerden zijn toegevoegd, en de regeering te instrueeren om dienovereenkomstig te handelen, d. w. z. om, indien na onderzoek der stukken de adviseurs van meening zijn dat de dynamiet-maatschappij harerzijds de bepalingen van het contract heeft geschonden, de zaak ter beslissing voor het Hooggerechtshof te brengen.
Het contract tusschen de regeering en de N. Z. A. S. Mpij bestaande, geeft aan deze het onbeperkt recht van regeling harer tarieven. Dat de directie, die de belangen harer aandeelhouders heeft te behartigen, die tarieven aanneemt, waarvan zij voor hare maatschappij het grootst mogelijk voordeel kan verwachten, is haar niet kwalijk te nemen ieder man van zaken zou op gelijke wijze handelen. Of de regeering met doorzicht en [v]erstand handelde, door zich bij de verleening der concessie alzoo met handen en voeten aan de maatschappij te binden en zich niet een stem bij de regeling der tarieven voor te behouden, is een andere zaak, die echter tot het verleden behoort. Men bezat toen niet de ervaring, die men nu bezit; de thans opgedane bevat voor de regeering een les, waarmede zij in den vervolge en ook nu bij den aanleg van de spoorlijn naar het district Rustenburg haar voordeel kan doen.
Hoe ook, ten aanzien der N. Z. A. S. M. kan onder het bestaand contract verlaging der tarieven alleen geschieden met de vrije toestemming der directie.
Met eerbiediging van de rechten der maatschappij kon de Volksraad haar tot een zoodanige verlaging niet dwingen. Het eenige wat hij vermocht, was den spoorweg te naasten; en ook hierin heeft hij getoond bereid te zijn de mijnindustrie (trouwens deze niet alleen, daar de gebeele bevolking protesteerde) tegemoet te komen, door de regeering op te dragen tegen de volgende zitting hem een begrooting der onteigeningskosten voor te leggen. Of zou de mijnindustrie misschien gewild hebben, dat de Volksraad, zonder eerst rijpelijk de talrijke kwestiën, die ingeval van onteigening oprijzen, te hebben overwogen, onmiddellijk het besluit tot naasting had genomen? Het is zeer twijfelachtig, of de onteigening inderdaad zoo eenvoudig en tevens zoo voordeelig voor den Staat zou blijken te zijn, als bij de bespreking van dit punt in den Volksraad de heeren Dieperink en Loveday, de piogressieve leden voor Johannesburg en Barberton, het voorstelden. Is het bedrag van zes millioen pond sterling, waarop zij globaal de onteigeningskosten schatten, niet wat te veel in hun voordeel berekend? Is de maatstaf, volgens welken zij tot dat bedrag geraakten, n.l. voor de houders van obligatiën het twintigvoudige van de daarop betaalde interest, de juiste? Geniet de Z.-A. Republiek zooveel crediet in Europa, dat men een leening van 6,000,000 pd. st. tegen een veel lager rente dan 4 of 5 pc. zon kunnen sluiten? Zullen de zonen des lands in staat zijn de plaats der Hollanders in te nemen? Zullen de Nederlanders, in die betrekkingen, welke een uitgebreide administratieve kennis of technische ontwikkeling vereischen, bereid worden gevonden in gouvernementsdienst over te gaan?
Op al deze vragen zullen wij het antwoord van den Uitvoerenden Raad hebben af te wachten.
Met groote feestelijkheden werd in de afgeloopen week de spoorweglijn naar Buluwayo geopend: met champagne werd zij gedoopt. Niettegenstaande de duurte der levensmiddelen en de geringe comfort in de hoofdstad van Rhodesia, had men bij die gelegenheid geen kosten gespaard om het den gasten, van welke sommigen, en onder hen Stanley, uit Engeland waren overgekomen, zoo aangenaam en gemakkelijk mogelijk te maken. Ongelukkigerwijze was de held van den dag niet in staat de opening van hetgeen als zijn werk mag worden beschouwd bij te wonen! Maar in menigvuldige toasten werd hij als de vurige ijveraar voor een vereenigd Zuid-Afrika gehuldigd, en zijn naam hoog verheven. De aanleg is een financieel waagstuk; al vleien de ondernemers zich met de hoop, in Rhodesia een Engelsen Transvaal te zullen bezitten, in werkelijkheid is omtrent haar mineralen rijkdom nog zeer weinig bekend en zelfs bij de opening der lijn was de toon, die in de Engelsche bladen omtrent den goudrijkdom vaa het land werd aangeslagen, zeer gematigd. Volgens velen ligt de waarde van Rhodesia meer in hare geschiktheid voor de uitoefening van landbouw dan wel in haar mineralen rijkdom. In dien geest liet zich ook Stanley uit tegenover de dagbladreporters, die hem onmiddellijk na zijn aankomst te Johannesburg kwamen interviewen. Toen ik den beroemden ontdekkingsreiziger in het Grand National Hotel zijn breakfast zag gebruiken, was het als hoorde ik plotseling de tonen van het Brautschor uit de Lohegrin. Was het misschien, omdat ik in ’90, toen de naam van Stanley op aller lippen lag, als Leidsche groen in het café-chantant voor den inauguratieavond deel had uitgemaakt van het koor van Cupido’s die in rose tricots met witte vleugels aan de schouders Stanley bij gelegenheid van zijn huwelijk een bruidshymne hadden toe te zingen op de muziek van het Brautschor. En ook de woorden:

„Weest welkom hier, gij jeugdig paar,
Pas in het huwelijk door Hymnen vereend”,

kwamen mij toen weder voor den geest.
Tegenover zijn interviewers toonde Stanley zich enthousiast over den aanleg der nieuwe lijn en voor zijn geest rees reeds op het grootsche denkbeeld van een onmiddellijke overlandsche verbinding tusschen Kaapstad en Caïro.
Vier duizend mijlen spoorwegaanleg zouden daarvoor noodig zijn, wilde men althans den Nijl en de meren, wier overvaart, vooral in verband met de overlading van goederen, de reis belangrijk zou vertragen, vermijden. Kwam het eens zoo ver, dan zou men althans bij het gebruik van zwaar spoorwegmateriaal, waarvoor de Afrikaansche bodem zich uitstekend leent, naar zijn berekening in negen dagen van uit Kaapstad Londen kunnen bereiken.
Vijf dagen zou de reis duren van Kaapstad daar Caïro; twee dagen had men noodig voor het oversteken naar het vasteland van Europa, terwijl van Brindisi men in twee dagen Londen zou kunnen bereiken. En het groote voordeel van een zoodanige revolutie in het verkeer voor Engeland was (en hier keerde hij weder uit de sfeer der phantasie tot het werkelijk leven terug) de versterking van het Britsch gezag over de Zuid-Afrikaansche bezittingen.
Voorloopig zal het lot een zoodanige revolutie in het verkeer nog wel niet komen.
Arme Rhodes. Nauwelijks waren de laatste feestklanken weggestorven en de gasten uit Buluwayo teruggekeerd, of het bericht kwam dat zware regens een deel van de nieuwe spoorweglijn hadden weggeslagen.
Een troost voor hem, dat hij zich door ondergane teleurstellingen niet laat ontmoedigen.