De Tijd/1854/Nummer 2129/Berlijn, 20 April
De Tijd (dinsdag 25 april 1854)
‘Berlijn, 20 April’ door een anonieme schrijver, [p. 3]. |
[ 3 ]BERLIJN, 20 April. De Tweede Kamer houdt heden hare eerste vergadering na het Paaschfeest en heeft hare werkzaamheden weder hervat. De afgevaardigde Eberhardt en andere leden der katholieke partij hebben voorgesteld, »de zaak, betreffende den toestand der evangelische en katholieke geestelijken van den linker Rijnoever aan eene andere regeling te onderwerpen.” Dat voorstel heeft tot lange debatten aanleiding gegeven tusschen de genoemde voorstellers, den Minister van Eeredienst en de afgevaardigden Reschensperger, (Geldern,) von Gerlach, von Mallincrodt en Riunde. Bij de stemopneming werd het voorstel met 99 tegen 98 stemmen aangenomen. Volgens eene mededeeling van den prezident der Tweede Kamer, den graaf von Schwerin, bij de sluiting der vergadering van heden, zal de tegenwoordige zitting der Kamers niet langer dan tot aan het einde der aanstaande week duren.
— In de Preussische Correspondenz leest men:
»Op grond van eene door den Times, medegedeelde korrespondentie uit Parijs is het berigt van een ultimatum, hetwelk de beide zee-mogendheden aan de Pruissische regering zouden gezonden hebben, algemeen verspreid geworden. Wij zijn tot de verklaring gemagtigd, dat geene nota van den bedoelden aard bij de regering ontvangen is. Even weinig zijn, naar ons verzekerd wordt, de mondelinge mededeelingen der vertegenwoordigers van Engeland en Frankrijk in den laatsten tijd van zoodanigen aard geweest, dat zij de onderstelling, waarvan dat gerucht uitgaat, zouden wettigen.”
— Het bij herhaling in omloop gebragte gerucht, als zou de onderteekening van het jongste Weener prtokol van den kant van Pruissen onder zekere beperking of voorbehoud zou hebben plaats gehad, kunnen wij, op grond van stellige mededeelingen, voor geheel ongegrond verklaren.