De Tijd/Jaargang 97/Nummer 31991/Avondblad/Onze plaats in de geschiedenis

Onze plaats in de geschiedenis
Auteur(s) Anoniem
Datum Donderdag 18 september 1941
Titel Onze plaats in de geschiedenis
Krant De Tijd
Jg, nr 97, 31991
Editie, pg Avondblad, 4
Brontaal Nederlands
Bron kranten.delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

Limburgsche kroniek

ONZE PLAATS IN DE GESCHIEDENIS

Beteekenis onzer Maaslanden

(Van onzen Limburgschen correspondent)

      We zullen blijven „postelen” als het moet, want nog steeds worden, naar onze meening, de nu Limburgsche Maaslanden door de Nederlandsche historici onvoldoende gekend en niet juist gewaardeerd. Men gaat, benoorden de groote rivieren, te zeer van Holland uit, terwijl de politieke en cultureele geschiedenis van de Nsderlanden in ons Zuiden begint. Men pleegt toch aan te vangen met het begin.

      Omtrent den mensch uit de oudste steenperiode, het palaeolithicum, kan men van meening verschillen. Waar vertoonde zich die het eerst? In het Oosten of in het Zuiden des lands? De vondsten in het Oosten schijnen ouder te wezen, tot nogtoe. De eerste nederzetting uit de praehistorie, die een georganiseerd karakter vertoont, een zeer groote nederzetting, moet men evenwel in de omgeving van Stein—Elsloo zoeken. Verder mogen niet onvermeld blijven ’t neolithische dorp bij Caberg en de vuursteenwerkplaatsen met vuursteenmijntje te Ryckholt, die wellicht diep in het palaeolithicum hun oorsprong vinden.
      Het hindert ons, dat men de geschiedenis van Nederland gewoonlijk laat aanvangen met de Batavieren, alsof op Nederlandschen bodem de Eburonen niet hebben geleefd. Een eeuw vóór Claudius Civilis zijn grooten strijd tegen de Romeinsche overheerschers begon, stond Ambiorix tegen de vreemdelingen op. Hij bracht de bezetting van Aduatuca een zware nederlaag toe, welke overwinning door Caesar in ’t jaar 53 v. Chr. gewroken werd met de uitroeiing of tenminste verspreiding der Eburonen.

De Tongeren

      Dat men in onze vaderlandsche geschiedenissen zelden iets leest van de Sunici is tot daaraan toe, we weten er zelf ook niet veel van, doch dat men de Tungri vergeet, kunnen we niet meer goedpraten. Dit is een belangrijke Germaansche volksgroep geweest, wier hoofdstad Tongeren in Belgisch Limburg lag. En, om nog even op de Batavieren terug te komen, waarom niet wat meer licht geworpen op het treffen van Claudius Civilis en Labeo op de Pons Mosae, vermoedelijk den Maasovergang bij Maastricht?

      Het reeds genoemde Tongeren, op 17 km. van Maastricht gelegen, is niet alleen een der voornaamste steden van Neder-Germanië geweest, doch zeker de eerste beduidende stad der Nederlanden. Van hieruit begint de verkondiging van het Christendom in de Zuidelijke Nederlanden, de nu Limburgsche Maaslanden.
      Eerst door Maternus, later en vooral door Servatius, werd de kerstening dezer streken doorgevoerd. Dit gebeurde in de vierde eeuw. Later, vóór Willebrordus, zijn Amandus en Lambertus, opvolgers van Servatius, geloofsverkondigers in de Zuidelijke Nederlanden.

      Wanneer, omtrent 400, de glorie van Tongeren taant, is Maastricht de voornaamste stad der Nederlanden, voornaamste geestelijk centrum daarvan, tot het andere Trajectum (Utrecht) van beteekenis wordt. In den tijd der Merovingers was de tegenwoordige hoofdstad van Nederlandsch Limburg zelfs iets als een residentie. Centra van Christelijke cultuur worden voorts St. Truiden, Wintershoven, Bilsen en Aldeneyck (Belg. Limburg), evenals Susteren en St. Odiliënberg. In de Karolingische periode wordt Meerssen (Marsana) van wereldhistorische beteekenis; daar komen in 847 en 851 de zonen van den grooten keizer van het Westen samen om de verdeeling van het rijk te regelen en plannen te beramen tegen de Noormannen. In 870 had in de omgeving van Eysden, oord tusschen Herstal en Meerssen aan de Maas, een soortgelijke samenkomst plaats. Dan wordt wereldpolitiek bedreven in ons huidige Limburg.
      Van eenzelfde grootheid zijn ook nog wel de gebeurtenissen waarin de Noormannen de leidende rol spelen. We bedoelen de vestiging der Vikingen te Hasloa (Elsloo óf Asselt, Elsloo èn Asselt?) en den slag aan de Geul tegen de troepen van Arnulf van Karinthië.

Cultureele geschiedenis

      Nu dienen we even de cultureele geschiedenis dezer Nederlanden te overschouwen. Aan de boorden onzer Maas kan men het ontluiken onzer schilderkunst waarnemen. De miniaturen in het Karolingische evangeliarium van Maeseyck dateeren uit de negende eeuw. Kan Maastricht nog bouwresten, een crypte der St. Servaaskerk, aanwijzen uit de zesde eeuw, een hoogen bloei bereikt de architectuur er in de Romaansche stijlperiode, wier schoone monumenten we nu nog te Maastricht, Susteren, Rolduc, St. Odiliënberg en Roermond bewonderen mogen.
      Ook de andere beeldende kunsten komen tot rijke ontwikkeling, als beeldhouw- en edelsmeedkunst, terwijl de schilderkunst in de twaalfde eeuw zoo vermaard raakt, dat Wolfram van Esschenbach de Trichtsche schcol op één lijn stelt met die van Keulen. Hij moet daarmee bedoelen de miniaturisten, die later naast hun kunstbroeders van Vlaandoren en Brabant een zeer eervolle plaats innemen. Jan van Eyck, geboortig van Maeseyck of van Maastricht, wordt wel de grootste glorie der Maaslandsche school van miniaturisten, die met de (bekende) namen van de H.H. Relindis en Harlindis van Aldeneyck aanvangt.
      Jan van Eyck mag men niet miskend noemen, doch met Henric van Veldeke is dit wellicht nog immer het geval. Door hoeveel litterair-historici werd de dichter der St. Servaaslegende niet doodgezwegen, omdat men traditioneel steeds met Maerlant aanving? Veldeke werd geboren in de omgeving van Hasselt (B. L.) en leefde en werkte omtrent 1170, voor hij naar Duitschland trok om daar een der eersten van zijn tijd te worden, te Maasticht. Met hem begint de Nederlandsche litteratuur. Wil men deze evenwel met de Wachtendonksche psalmen laten aanvangen of met het meer problematische spel van St. Evermarus te Rutten (bij Tongeren), dan blijft men nog in onze Maaslanden. Deze streken hebben na Henric van Veldeke nog meer voortgebracht op litterair gebied, dat onvoldoende gekend bleef.
      Mogelijk werd ook Dyonisius de Carthuiser, geboren te Ryckel in Belgisch Limburg en overleden te Roermond in 1471, te zeer vergeten. Hij was nochtans voor de Middeleeuwen een representatief genie, een mysticus en denker, die tot de allereersten van zijn tijd werd gerekend. En herinnert men zich voldoende, dat een der aanvoerders der Vlamingen in den Gulden Sporenslag was Willem van Gulik, proost van St. Servaas, een ingezetene van Maastricht dus?

      Nu we toch op militair terrein gekomen zijn, willen we nog even opmerken, dat de Tachtigjarige oorlog feitelijk in onze Maaslanden aanvangt. Men kan als begin aannemen de vermeestering van St. Truiden door Lodewijk van Nassau of zeker de krijgsbedrijven, die daarop in deze streken volgden. Zelfs de belegering van Maastricht in 1579 geniet niet steeds de aandacht die deze verdient. Het was toch een wereldschokkende gebeurtenis voor die dagen!

      Met enkele woorden schetsten we hierboven het een en ander waarmee schrijvers over de politieke of cultureele geschiedenis van ons land niet steeds voldoende rekening hielden. Niet alleen protestantsche historici, ook hun katholieke confraters verwaarloosden ons vaak. Daarom werd in ons Zuiden verlangd naar een of ander werkje, dat als pro memorie dienen kon. Wij meenen te weten, dat in deze leemte eerlang zal worden voorzien. De Limburgsche Maaslanden kunnen oude rechten laten gelden; het ware onwetenschappelijk en onvaderlandsch deze te miskennen.