KUNST EN WETENSCHAP
„Voor de Kunst” te Utrecht.
Na de expositie, welke het werk onzer voornaamste nederlandsche schilders te zien gaf, heeft de vereeniging, „Voor de Kunst“, te Utrecht, nu de tweede harer keuze-tentoonstellingen geopend, en wel van architectuur, decoratie, meubileering, aardewerk en edelmeedkunst.
De groote eenheid der vorige expositie wordt ditmaal niet bereikt. Het nogal gewone aardewerk en enkele zeer als winkelwaar uitziende voorwerpen hadden beter achterwege gehouden kunnen worden. En het groote tapijt naar het ontwerp van Johan Thorn Prikker doet met zijn harde en groote kleurvlekken werkelijk schade aan het vele goede, dat hier te zien is.
Mocht al meer dan eens beweerd zijn dat de Katholieken in de groote kunstbeweging onzer dagen achteraan komen, op het gebied der architectuur en der decoratieve kunsten blijkt op deze tentoonstelling van „Voor de Kunst“ stellig hun superioriteit.
Want juist en uitsluitend het werk van eenige bekende katholieke kunstenaars geeft aan deze tentoonstelling den ernst en de belangrijkheid, die zonder hunne medewerking niet zouden zijn verkregen.
Zeer opmerkelijk is, dat vele dezer katholieke artiesten, die toch op het gebied der kerkelijke kunst hunne sporen verdienden, hier voor den dag komen voomamelijk met werken van meer profanen aard en bestemming.
Zoo noemen wij voor de architectuur het eerst dr Cuypers, met zijne ontwerpen van de restauratieplannen voor het kasteel Haarzuylens, alle schoon en zinrijk door dien meester bedacht, maar ook met zorg en talent door R. Van de Pavert geteekend. Verder Joseph Cuypers met zijn voornaamste werk, de Kathedraal te Haarlem, en Jan Stuyk met zijne schilderachtige villaas vol afwisseling en degelijkheid tevens.
Jacques Van Straaten komt uit met een knap gedane teekening van het kasteel Haarzuylens, welke gereproduceerd werd in een amerikaansch tijdschrift.
Voorts zijn er ontwerpen van communiebanken en een hoofdaltaar uit Groningen van Jan Brom, door wien de edelsmeedkunst vertegenwoordigd is in een schoonen romaanschen kelk en een monstrans als kerkelijk werk, maar die bovendien als profaan werk een zilveren statuette, „de Nijverheid” voorstellend, inzond, welke hoog staat boven het vele dat men tot dusver in ons land aan zilverwerk gewoon was te zien. Aan een typische koperen gaskroon, door denzelfden artiest ontworpen, zou men, ware zij niet het eigendom van jhr De Stuers, te Parijs, een blijvende plaats in de expositiezaal toewenschen.
Meer nog dan dit alles te zamen, vragen de stout en grootsch aangelegde cartons van Antoon Derkinderen de aandacht. Deze cartons, ontworpen voor de in ons blad reeds besproken muurschildering in ’t gebouw der Levensverzekering aan het Damrak te Amsterdam, geven van Derkinderen’s krachtig talent het onmiskenbaar bewijs en verzekeren dezen kunstenaar wel de voornaamste plaats op het gebied der monumentaal decoratieve schilderkunst in ons land.
Om hun schoonheid van lijnen en diep sentiment zijn deze levensgroote, meesterlijk geteekende figuren wel de grootste aantrekkelijkheid dezer tentoonstelling.
Een keurig gebijtste spiegellijst van Theo Molkenboer, hoe mooi ook, geeft dezen kunstenaar niet in zijn volle waarde; gaarne hadden wij meer en voornamer werk van hem aangetroffen.
Om nu ook aan de hier geëxposeerde werken van niet katholieke kunstenaars recht te doen wedervaren, vermelden wij nog de kerngezonde doch wat zeer sobere ontwerpen van den architect Berlage, die in zijn Amsterdamsche Beurs en eenige huizen in elk geval oorspronkelijk is. Meer aan het oude vasthoudend is het werk van den Rijksbouwmeester Van Lokhorst, die behalve photoos ook geestige gipsmodellen inzond.
Ook de fraaie kleurencombinatiën in Colenbrander’s tapijten, het aardewerk van ’t Hooft en Labouchère verdienen met lof te worden vermeld. Onder de andere hier niet genoemde inzendingen is nog veel, dat bij een bezoek aan „Voor de Kunst“ genot kan bieden in lijn en kleur.
|