De Tijd/Nummer 19490/Wetenschappen

Wetenschappen
Auteur(s) Anoniem
Datum Dinsdag 10 oktober 1911
Titel Wetenschappen
Krant De Tijd
Editie, pg [Dag], tweede blad, [3]
Opmerkingen Pierre Cuypers vermeld als P.J.H. Cuypers, Pierre Doppler als P. Doppler
Brontaal Nederlands
Bron kranten.delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

WETENSCHAPPEN.

      Het provinciaal geschied- en oudheidkundig genootschap in Limburg (voorzitter dr. P. J. H. Cuypers, secretaris dr. P. Doppler) zal Donderdag 19 October a.s. een najaars-excursie maken en daarbij een bezoek brengen aan Susteren. Aldeneyck en Maeseyk. Vertrek te Maastricht per staatsspoor te 9.45; vertrek uit Susteren naar Maeseyck per rijtuig tegen 12 uur; vertrek naar Maastricht met de tram van 6.41; aankomst te Maastricht te 8.27 uur (Brusselsche poort).

„De Grafzerken in de St. Janskerk te ’s Hertogenbosch, 1e stuk, bewerkt door dr. C. F. Xav. Smits. Typ. Lutkie en Cranenburg, ’s Hertogenbosch”.

      „Het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant” toont weder, dat het nog in vollen bloei en leven is. Dit maal zendt het zijnen leden een op grootsche schaal aangelegd werk van dr. Xav. Smits „De grafzerken in de St. Janskerk te ’s Hertogenbosch” 1e stuk. In een begeleidend schrijven wordt gezegd; dat „het 2e stuk met titelblad, voorwoord en alphabetisch register” het volgend jaar zal verschijnen.
      Met verlangen zien wij naar dat tweede deel uit en hopen, dat het „voorwoord” de voornaamste literatuuropgave zal bevatten over de geslachten, die in de beroemde St. Jan zijn ter ruste gelegd.
      Toch past het ons reeds thans dankbaar te zijn voor den velen arbeid, die besteed is aan het copiëeren, lezen en aanvullen van het lapidaire schrift.
      Wij zien grafsteenen van vóór en na de inneming van den Bosch; maken dus kennis èn met oud-Brabantsche adellijke Roomsche geslachten èn met Hollandsche Hervormden, die tijdens de periode van dwang en druk, (1629–1795) in het eerbiedwaardige heiligdom een rustplaats vonden.
      Niet enkel op genealogisch gebied is hier veel merkwaardigs te vinden, doch ook op ’t gebied der kunst (pracht- en prulstukken), op dat der liturgie (priesterlijke gewaden), op dat der menschelijke vernielzucht (’n koperen plaat werd van den grafsteen weggenomen om in den steen een nieuwen naam te griffen; „lapidaire palimpsesten” worden ter plaatse gevonden.
      Het past èn dr Smits èn het Genootschap een woord van hulde te brengen.