De Volks-Missionaris/Jaargang 48/Nummer 11/St. Gerardus' Eerste H. Communie

‘St. Gerardus’ Eerste H. Communie’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Volks-Missionaris, jrg. 48, nr. 11 (15 oktober 1927), p. 340 met afbeelding op p. 341. Publiek domein in de EU.
[ 340 ]

St. Gerardus’ Eerste H. Communie.

Eens had de kleine Gerardus in de kerk de menschen weer zoo eerbiedig en langzaam naar de communiebank zien gaan en met zoo blij stralende gezichten zien terugkomen. Fluks staat hij op en met gevouwen handen en neergeslagen oogen stapt hij naar de communiebank en tusschen de groote menschen knielt hij, jonkske van nauwelijks zeven jaar. Wat zat hij daar blij, vol zalige verwachting! Nu zou Jezus ook tot hem komen.
Maar ach! Jezus kwam niet. De priester zag, dat Gerardus nog zoo jong was, en.... ging hem voorbij.
Jezus kwam niet. Diep bedroefd is Gerardus toen naar zijn hoekje in de kerk teruggegaan, en begon daar bitter te weenen. En thuis gekomen moest hij telkens schreien heel dien dag.
Eindelijk kwam de avond. Met de tranen nog in de oogen, en met tragen tred ging Gerardus de trappen op van zijn slaapkamertje, en bleef weenen in zijn bedje bij de gedachte: Jezus is niet gekomen.
Eindelijk was hij van vermoeienis en smart toch in slaap gevallen. Doch opeens, daar schrikt hij wakker. Hoe straalt zijn arm kamertje zoo plotseling van hemelsch licht? En wie staat daar, schitterend van luister en met groote vleugels vol purper en goud, vóór hem? Het is de groote Aartsengel Michael. Een gouden kelk fonkelt in zijn linkerhand, terwijl zijn rechterhand een blanke Hostie vertoont.
Gerardus begrijpt ineens, dat de groote Engel hem de H. Communie brengen komt. Onder den blijden kreet: „Mijn Jezus!” is hij al opgesprongen en ligt met gevouwen handen en zalig-blij gelaat vóór den Engel neergeknield.
En uit de handen van den grooten Aartsengel Michael mocht Gerardus zijn Eerste Heilige Communie ontvangen.
Buiten was het nacht en donker. Maar in het arme kamertje, en meer nog in het eenvoudig, engelreine hart van Gerardus, was het volle dag en stralend zonnelicht. En heel dien blijen nacht kon hij maar één woord zeggen en herhalen: „Mijn Jezus, dank!”
Jezus was dus toch gekomen!

[ 341 ]
 


(naar A. Windhausen).            

Sint Gerardus’ Eerste H. Communie.