De Volks-Missionaris/Jaargang 6/Nummer 8/Kroniek der Kapel van O. L. Vrouw in 't Zand

‘Kroniek der Kapel van O. L. Vrouw in ’t Zand’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Volks-Missionaris, jrg. 6, [nr. 8] ([augustus 1885]), p. LXXIII-LXXIX. Publiek domein.
[ LXXIII ]

Kroniek

DER

Kapel van O. L. Vrouw in ’t Zand

TE

ROERMOND.


Het groote Jubilé, zoolang reeds verbeid, is dan gekomen, en doet zijne zegeningen reeds in overvloed neerdalen. Geven wij thans de beschrijving der feestelijkheden, welke reeds hebben plaats gehad.

Zaterdag 18 Juli.

Dit was de vooravond van den grooten openingsdag. Dagen en weken te voren had men met allen ijver gewerkt, om het genadenoord zoo van binnen als van buiten een rijk en smaakvol aanzien te geven. Vooral dien dag echter was alles in de weer, om de laatste hand er aan te leggen, en zag men bedrijvigheid van alle kanten. Daar kondigt het geschut aan, het was 5 minuten voor zessen des avonds, dat de tijd der opening gekomen is, en nauwelijks heeft de klok geslagen, of het statig klokgebrom van alle torens der stad huwt zich aan de zilveren tonen van het Mariaklokje der Kapel. Zij allen roepen u toe: Annuntio gaudium magnum: ik kondig u een groote vreugde aan, voor u en voor geheel het volk; zij noodigen inwoners en vreemdelingen uit, om de opening van het Jubilé te komen bijwonen.

Kom, laat ons de versieringen der Kapel in oogenschouw nemen. Daar op het plein vóór het genade-oord staat een vijftien meter hooge triomfboog; vijf torens verheffen zich rank de hoogte in en dragen in hun spits wapperende vlaggen. Twee meer dan levensgroote engelen, basrelief als beeldwerk geschilderd, staan omlaag en groeten Maria met de engelenwoorden: Ave, Maria, gratia plena: Wees gegroet, Maria, vol van genade. De boog zelf noodigt allen uit door de volgende chronogrammen: [ LXXIV ]

SneLt, ChrIst’nen, hIer ter heILge steDe,
VerVVLD zIJ thans VW aLLer beDE,

en aan keerzijde:

AspICIVnt natIones, EXsVLtantesqVe hIC beataM Te DICVnt. (1)

Aan de Kapel gekomen, staat daar het voorportaal geheel veranderd als het gulden huis. Een kort en eenvoudig jaarschrift zegt u, wanneer het begin gemaakt werd met deze Kapel; het verklaart u tevens, dat waarlijk Maria dat gulden huis is, waarin alle schatten verborgen zijn.

Ik lees er: haeC DoMVs aVrea: Zij is het gulden Huis.

Maar hoe den luister te beschrijven van het inwendige van Maria’s heiligdom? Daar staat de vóór 450 jaar gevonden schat, het wonderbeeld van Maria in ’t Zand. Daar staat het in het midden van het heiligdom op een schitterenden troon. Het is gekroond met de kroon van het jaar 1877, maar, naast de parelen schitteren u meer dan 225 diamanten tegen, waaronder verschillende brillanten. Amsterdam vooral moet hier genoemd worden naast Roermond als een der steden, die haar keurig gesteente daarvoor afzonderden. 9 zilveren lampen verspreiden hun helder licht daaromheen. — Treed verder de kapel in, uw oog valt op een meesterstuk van schilderkunst. Heel de triomfboog der kapel is er mede gevuld. Het is een cadeau van den schilder zelven, den heer A. Windhausen, wiens broeder om zijn voortbrengselen op de Amsterdamsche Tentoonstelling en thans ook op de Antwerpsche zoo algemeen geprezen wordt. Waarlijk, wij zeggen niet te veel: het is een meesterstuk. O. L. Vrouw in ’t Zand zweeft als boven de bron, waarin haar beeld wonderbaar gevonden werd, en rondom haar heen heeft de schilder al hare groote vereerders, van den herder-edelman Wendelinus tot den bisschop, die haar kroonde en nu haar jubilé zoo heerlijk viert, Mgr. J. A. Paredis gegroepeerd. (2)

Zie verder om u heen! Rijk versierde guirlandes, opschriften van allerlei aard, festoenen en draperieën zijn als zoovele eereteekenen der jubelende Moedermaagd. Het hoogaltaar is te midden van zijn opnieuw rijk gepolychromeerd


(1) De volkeren zien tot U op, en jubelende prijzen zij U zalig.
(2) De Katholieke Illustratie zal eerstdaags eene reproductie, en zoo wij hopen, ook eene waardige beschrijving van dit kunststuk geven.
[ LXXV ]priesterkoor in hoogen feestdos. Alles roept u toe: Waarlijk, wij vieren hier een grootsch jubelfeest.

Daar begint eindelijk de kerkelijke opening. De Rector der kapel, geassisteerd door zijn Paters, verschijnt in geheel nieuw ornaat, een prachtig gouden stel, aan het altaar; het Veni Creator wordt aangeheven en door het volle koor voortgezet. Dan begint een kort Lof en beklimt een der Paters den predikstoel. Hij kondigt het groote jubilé aan en ontvouwt ons, dat het plicht was, dit eenig en op buitengewone wijze te vieren, want Maria’s liefde geeft er haar recht op, en onze dankbaarheid, een dankbaarheid voor weldaden van 450 jaren, gevoelde er behoefte aan.

Na die hartelijke en treffende toespraak werd de Zegen met het Allerheiligste gegeven, en het jubellied: »Een lied van U, een lied voor U”, vervaardigd en op muziek gezet uitsluitend voor dit jubelfeest, door tal van stemmen gezongen.

Zóó eindigde de vooravond.

Zondag 19 Juli.

Doch was de vooravond van het feest indrukwekkend geweest, heerlijker was nog het feest zelf. Reeds te vier uur in den vroegen ochtend liet zich het geschut hooren, en spoedig daarop stroomden de tallooze scharen van geloovigen ter kapelle om de eerste Heilige Mis bij te wonen. Tot negen uur wisselden de H. Missen elkaar onophoudelijk af, en groot was het aantal geloovigen, die reeds den eersten dag met dankbaar harte de groote gunst wilden verdienen door Z. H. Leo XIII welwillend toegestaan. Onder deze laatste trokken vooral de leden der Vincentius-Vereeniging, die te zeven uren eene generale Communie hielden, algemeen de aandacht.

Te half negen uren lieten zich de welluidende tonen eener harmonie hooren. De vrouwelijke vereenigingen der stad, waaronder de Congregatie der Onbevlekte Ontvangenis, met haar ijvervollen directeur, den WelEerw. Heer Bauduin aan ’t hoofd, wilden der vlekkelooze Moedermaagd als oprechte dochters onder de eersten hare kinderlijke hulde komen aanbieden. De grijze Bisschop van Roermond, de Bisschop van van Maria bij uitnemendheid, volgde met zijn Coadjutor Mgr. Boermans onmiddellijk daarop. Onder den stoet, welke de de bisschoppen te gemoet trok, waren het vooral de bruidjes [ LXXVI ]en herdertjes, maar meer nog de schilderachtige schildknapen in hun middeleeuwsch costuum met Spaanschen kraag, die de aandacht der menigte tot zich trokken. Nauwelijks had Mgr. Paredis dien tooverachtigen stoet bemerkt, of hij verliet zijn rijtuig, en legde bijna geheel de Kapellerlaan te voet af. Zegenend trok Z. D. H. midden door die knielende scharen van geloovigen, en toen Hij aan de Kapel gekomen was, liet het geschut andermaal zijne donderende stem hooren, om te verkondigen, dat de pontificale Mis ging beginnen. Al spoedig daarop daverde het majestueuze Ecce Sacerdos magnus in machtige akkoorden langs de gewijde gewelven der Kapel, waarna Mgr. geassisteerd door drie zijner kanunniken en verder door paters van de Kapel, de trappen beklom van het feestelijk versierde hoogaltaar, en den driewerf Heilige het onbloedige offer van ’t Nieuwe Verbond ging opdragen.

Na het Evangelie beklom Mgr. Boermans, Coadjutor van Z. D. H., den kansel en sprak in de hoofdzaak de geloovigen in dezer voege toe: »Geliefden, als ik het waag, den heiligen dienst, door Monseigneur Paredis, den Bisschop van Roermond, verricht, een oogenblik te onderbreken, dan is het, om u allen een hoogst belangrijke tijding mede te deelen; eene tijding, die allen, wien het hart op de rechte plaats klopt, uiterst welkom zal wezen: de tijding nl. dat Zijne Heil. Paus Leo XIII een buitengewoon Jubilé verleend heeft aan dit genadeoord. Heugelijk, vreugdevol is die tijding, niet alleen wijl daardoor allen de gelegenheid wordt geschonken, onder zoo gemakkelijk te vervullen voorwaarden, een vollen aflaat te verleenen; niet alleen wijl den biechtvaders buitengewone volmachten geschonken zijn, maar heugelijk, vreugdevol vooral wijl een Jubilé zulk een zaligen invloed op aller zielen uitoefent. Om u slechts op iets te wijzen: bedenkt eens, D. G., wat het woord »Jubilé” uitwerkt.

»Die zondaar was maanden, jaren wellicht, doof gebleven voor elke vermaning, doof voor iedere bedreiging, ongevoelig leefde hij voort: daar hoort hij spreken van een Jubilé, en zonder menschelijken invloed gevoelt hij geheel de stemming zijns harten veranderd: tranen van berouw ontwellen aan zijn oog; ja, hij zal zich rouwmoedig neêrwerpen aan de voeten van den priester, ja, hij zal zich bekeeren, hij zal weêr een braaf, een echt christelijk leven gaan leiden. — O mijne Broeders,” zoo ging de eerbiedwaardige grijsaard voort, en [ LXXVII ]zijn woord trof ons allen, »o mijne Broeders, het heugt mij nog als de dag van gisteren, hoe hier voor vijftig jaar een dergelijk Jubilé gevierd werd: ook toen zagen wij de geestdrift der geloovigen, ook toen zagen wij de laan naar dit genadeoord met groen en bloemen, met opschriften en zinnebeeldige voorstellingen versierd, ook toen zagen wij, hoe de biechtstoelen dezer Kapel, om mij zoo uit te drukken, belegerd werden door tal van boetelingen: en ons hart verheugde zich, wijl het een feest was voor Jezus, een feest voor u, o goede Moeder Maria. En thans, o Goddank, gij hebt het getoond, dat gij onverbasterde, echte afstammelingen zijt van echt geloovige, diep godsdienstige voorvaderen. Blijft dat toonen, gij mijne dierbare Parochianen. Weest dus welkom, gij eerstelingen onder de pelgrims, weest welkom in dit genadeoord. Uit naam van Maria, dank aan allen, die van deur tot deur gegaan zijt, om met de milde giften der rijken ook het penninkske der armen voor Maria’s eer te kunnen besteden; dank aan allen, die hoe dan ook hebt bijgedragen, om dit Jubelfeest, reeds van den eersten dag, zoo glorievol te kunnen vieren. Blijft uwe liefde voor Maria toonen; doet der wereld zien, dat wij Katholieken ons allen gezamenlijk beschouwen als één groote familie, wier Vader daar woont in de Hemelen, wier teedere Moeder gij zijt, o lieve Moeder Maria. Vereenigt u dus met allen, die in deze dagen van heil, tempus acceptabile, dies salutis, tot Maria’s Wonderbeeld zullen snellen, vereenigt u met allen, om zoo eens voor alle eeuwigheid met hen te worden vereenigd in het Rijk der Hemelen.”

Het H. Offer werd voortgezet, en zeggen wij hier in ’t voorbijgaan, de gezangen, zoowel in het Gregoriaansch als de vierstemmige Mis Assumpta est van Haller, werden door het uitgelezen mannenkoor prachtig uitgevoerd.

In den namiddag te 2 uur trokken de H. Familie en de Jongelings-Vereeniging der stad in optocht ter kapelle, zij werden geleid door haar directeurs, den eerw. pater Schräder en den weleerw. heer Neujean. De menigte volks, reeds zoo groot des morgens, was nog aangegroeid, zoodat heel het plein rondom de kapel, en het spreekt van zelf, de geheele kapel, letterlijk opgevuld waren. Bij hun aankomst werd door een der paters een hartelijk woord gesproken. Z. Eerw. zeide, dat zij als leden der Vereenigingen geroepen waren te strijden tegen den geest van ongeloof, zedenbederf [ LXXVIII ]onzer dagen, en dat ze niet aan hun verheven roeping konden beantwoorden, tenzij door de machtige voorspraak van Maria; zij moesten vooral uitmunten in devotie tot O. L. Vrouw in ’t Zand, daar Maria besloten had haar gunsten bij dit Wonderbeeld zoo overvloedig over Roermond uit te deelen.

Na die preek begon de heerlijke processie door den prachtig versierden kloostertuin. Z. D. Hoogw. Mgr. Boermans droeg het Allerheiligste, en den hoog bejaarden bisschop, den vroegeren Rector der kapel, Mgr. Paredis, zag men vol liefde het Allerheiligste volgen. Een groote stoet van bruidjes, schildknapen, herders en zouaven vormde de groep om het wonderbeeld, dat voor het Allerheiligste uit, door de commissie der H. Familie gedragen werd.

Treffend was het vooral, toen men al die mannen daar opeens neergeknield zag, om na een korte toespraak den zegen met het Allerheiligste te ontvangen. Het was doodstil; plotseling kondigt het geschut opnieuw aan heel den omtrek, dat Jezus zegenend zijn handen over die geloovigen had uitgestrekt.

Onder het zingen van tallooze jubelliederen trokken zij daarna in feestelijken optocht naar de stad terug.

Des avonds te 5 1/2 uur verdrong zich wederom een groote menigte in de kapel. Ook toen was zij eivol. De eerw. Pater Celestinus, Minderbroeder, uit Maastricht, zou den kansel beklimmen.

Naar aanleiding van zijne tekst: Et sicut qui thesaurizat ita et qui honorificat matrem, suam: Hij, die zijne Moeder eert, is als iemand, die zich schatten verzamelt, (Eccli III 5) wees hij op het groote voorrecht, hetwelk Roermonds ingezetenen genieten door het Wonderbeeld van O. L. Vrouw in ’t Zand.

Dit Jubilé toch getuigde deze twee waarheden: Roermond vereert zijne Moeder; het vereerde haar reeds sinds 450 jaren in het Mirakuleuze beeld; het had zich daardoor schatten vergadert in ruime mate: ziedaar de hoofdgedachte en tevens de verdeeling dier van liefde tot Maria tintelende toespraak. »Hoe mijne stem maken tot tolk van den jubel uwer harten? zoo had de redenaar gevraagd. Dit Jubilé is het feest der liefde van de kinderen tot hunne Moeder; het is het feest der zegeningen, waarmede de Moeder die liefde harer kinderen beloonde. Alles hier op aarde bezwijkt voor den tijd; koninkrijken verdwijnen zelfs. Ja, zijn verslindenden tand heeft hij zelfs meermalen gezet in de muren van een heiligdom, Maria [ LXXIX ]toegewijd, om vandaar niet te vertrekken, voor en aleer die gewijde plaats niets meer was dan een begroeide puinhoop. Met O. L. V. in ’t Zand moest het anders wezen: wel had de vijand van Maria op alle manieren zijn aanvallen gedaan; maar èn de 16de eeuw met haar allesvernielende hervorming, èn de 18de met haar ongeloof èn de 19de met haar ijskoude onverschilligheid waren getuigen geweest van een altijd wassenden bloei dier devotie. Welnu, zulk een overwinning op den alverslindenden tijd, het herdenken van zulk een standvastige liefde tot Maria, verdient met jubel herdacht te worden: een kreet van dankbare liefde is dit Jubilé: dankbaar vooral, wijl die liefde der kinderen zoo voortdurend beloond werd der de zegeningen der Moeder. — Nog altijd blijft Maria kinderen schenken aan den hemelschen Vader: kinderen der genade; daarom doorwandelt zij al weldoende de wereld, zoekend, wien zij hare moederliefde kan doen gevoelen; maar er zijn plaatsen, waar zij rusten wil, waar zij bijgevolg met meer mildheid nog al hare schatten kan uitdeelen. Niet als kon God niet vrij beschikken over zijne genade: maar de ondervinding leert, dat God het zoo wil. Wat schonk Maria aan Roermond? Trouwe, ijverige herders, die bij O. L. V. in ’t Zand, als bij een andere Rebecca geloof, genade kwamen putten voor zich en hunne kudde. Wat schonk zij? De standvastigheid in het Katholiek geloof ook bij de hevigste vervolgingen. Wat schonk zij? Een bisschop waarop wij nu groot gaan. Wat schonk zij? Dat haar Kapel bediend zou worden door kloosterlingen, vol ijver voor het heil der zielen, vol liefde voor Maria.

Welaan, zoo besloot de gewijde redenaar, jubelt dus gij Roermondenaren! Blijft standvastig in uwe getrouwheid aan Jezus, in uwe verknochtheid aan O. L. V. in ’t Zand. Reeds 450 jaar kwam men hier om raad bidden en om hulp; gaat ook gij voort, die voetstappen uwer voorouders te drukken. Amen. Zoo zij het.”

Na deze boeiende en wegslepende taal die in aller harten een diepen indruk achterliet, werd de zegen met het Allerheiligste gegeven en het Jubellied uit volle borst ter eere van Maria gezongen.